Zaterdag 6 Mei 1939. No. 1633 DE TEELT VAN POSTELEIN ONDER GLAS. RUBRIEK TUINBOUW TUINDERS EN BOEKHOUDERS. De eerstgenoemden voelen meestal zeer weinig voor het werk van de laatstgenoemden, uitgezonderd misschien op koude regenachtige dagen. Het werk van een tuinder en een boekhouder is ook niet met elkaar te vergelijlken. In de hand, die steeds gewoon is een spa, hou weel, sproeigeweer of snoeischaar te hanteeren, past geen potlood of pen. Toch is het in dezen tijd meer dan noodig, dat ook de tuinder deze hanteert. Het potlood en de pen, het zijn geduchte wapenen in den strijd om het bestaan. Zij kunnen U leeren, waar de zwakke plekken zijn in Uw bedrijfsleven, hoe Uw tekort is ontstaan, waarop bezuinigd kan wordéh, wat of het meest rendabel is. Deze wapenen moeten echter systematisch, vol gens de regelen der kunst geh^iteerd worden, anders geven zij geen effect. iNu bij velen Uwer de bekende blauwe enveloppe is thuis bezorgd, zal het gemis van die kennis op nieuw worden gevoeld en zullen voor de zooveelste maal weer plannen worden gemaakt. Daat ons U eens adviseeren, welk plan U dit jaar moet maken ter herinnering van den 1 Mei-datum, n.l. om een kaart te schrijven naar het Boekhoud- bureau der Z. L. M. te Goes met het verzoek om hulp. Genoemd Bureau wil, zooals het dit reeds voor meerdere tuinders doet, voor kleine zoowel als voor groote bedrijven, gaarne Uw moeilijkheden over nemen. Het wil voor U uitrekenen wat of Uw uit gaven zijn voor de verschillende onderdeelen van Uw bedrijf, wat voor inkomsten daar tegenover staan, het adviseert U bij alle mogelijke administratieve zaken, bij belasting, enz. Waarom doet en wil dit Bureau dat doen? Niet om winst te maken, waarom zou zij dit, maar, omdaj. het een onderdeel is van Uw organisatie, Uw eigen dom. Daarom kan het Boekhoudbureau Uw ver- trouwenszaken behandelen. Zegt nu niet, dat Uw bedrijf te klein is, dat het te veel moeite is, doch besluit, het is nu de tijd daar voor. Red. TIJDENS DE BLOEIPERIODE. Krachtige en overvloedige bloei. Vandaag, op 1 Mei, bevinden wij ons midden in de bloeiperiode. De peer- en pruimenvariëteiten zijn reeds grooten- deels uitgebloeid zelfs beginnen sommige vruchtjes te zwellen, doch de appels moeten voor het groot ste deel nog beginnen. Dit voorjaar bloeit alles. Jonge boomen, die eigenlijk eerst nog flink moeten doorgroeien, min der vruchtbare variëteiten, boomen die verleden jaar flink gedragen hebben en tenslotte ook nog veel één-jarig hout. Een maand geleden kwamen de knoppen, vooral bij de appels, forsch en kloek voor den dag en dit vertoon van kracht zet zich voort. Een uitzonde ring hierop maakt de Early Victoria, waarvan nogal knoppen achterblijven, waarschijnlijk door vorst. Hierbij zal de schade dus grootcr zijn dan bij de perenknoppen. Het is echter nog zeer d.e vraag of bij deze variëteit schade zal worden onder vonden, omdat in de meeste gevallen nog gezonde knop genoeg zal overblijven. De weersomstandigheden waren voor den bloei van peer eri pruim niet bijzonder gunstig. In per- ceelen, waar bessen tusschen de peren zijn geplant, kon men, ook de enkele goede vliegdagen, slechts weinig bijen op de perenbloesem waarnemen. Deze bloem is trouwens toch geen favoriet van de bijen. Het schijnt, dat zij liever iedere andere bloem be vliegen dan juist die van de peer. Wat de bestui- vingskwestie betreft, zijn bessen dus beter op hun plaa.ts tusschen appels, wegens den opeenvolgenden bloei, dan tusschen peren. Voor hetgeen de natuur presteen, kan de mensch slechts tot op zekere hoogte een maatstaf aanleg gen. In onze oogen echter lijkt de bloei dit voor jaar in de meeste gevallen overdadig en zouden we gaarne genoegen nemen met de helft. We vreezen immers een te groote krachtsinspanning en'energie verspilling waar de boom nog maar juist is gestart. ■Het is thans de goede tijd onze vruchtboomen tak voor tak te bekijken en aan de hand daarvan •vast te stellen hoe we den volgenden winter onzen vruiChthoutsnoei zullen uitvoeren. 'Snoei en bloei. Toen we den afgeloopen winter de peren snoeiden, hebben we minder vruchthout weggeknipt dan de gewoonte was, omdat overal meer of minder vorstschade werd geconstateerd. Achteraf beschouwd is dit een fout geweest en had den we zelfs meer dan anders de schaar er in moe ten zetten. Veelvuldig zijn thans de plaatsen, waar zich op een handbreedte drie en meer bloemtrossen bevinden. Wanneer dit nu op enkele plaatsen het geval was, zou dit niet veel hinderen, maar derge lijke plaatsen ontmoeten we vaak verschillende malen op een en dezelfden tak. Hier zou, vrucht- houtdunning minstens tot op de helft, zooveel mogelijk bladoogen sparende, zeker een nuttig werk zijn geweest. Wanneer in November of December met het snoeien wordt begonnen, kan men vaak nog moei lijk blad en bloemknoppen onderscheiden. Zou het échter een bezwaar zijn in Februari of Maart de boomen speciaal op vruchthout na te zien? Temeer ook, omdat de vruehthoutsnoei een zeer apart on derdeel is van den snoei in het algemeen en juist dit aparte onderdeel tusschen het gewone snoeien door wel eens wordt verwaarloosd. Ook hierbij zou een splitsing van het werk in onderdeelen voordeelen kunnen opleveren. Dit zijn gevallen, waarbij bloemknoppen moeten worden weggeknipt. Er zijn er echter ook, waarbg dit totaal verkeerd zou zijn. Perzikappel en Trevoux hebben de eigenschap hun eerste bloemknoppen te vormen aan het uiterste eind van een twijg. Moet deze twijg later helpen het gestel van den boom te vormen, of wenscht men haar te laten splitsen, dan wordt ze ingekort. In alle andere gevallen echter worden deze eerstelingen met vreugde begroet. De bloemknop blijft dus zitten, een of meerdere vruchten ontstaan, waardoor het takje cimibuigt en dan is er alle kans, dat er op het twee jarig hmt flinke vruchtknoppen wo.rden gevormd. Op het driejarige hout kunnen we dus als regel ook bij andere variëteiten de vruchten verwachten. Inderdaad moet dit zoo gebeuren ,bij boomen, die betrekkelijk dicht bij elkaar zijn geplant, en zeer zeker bij wijkers. Sterke groeiers, die dan ook wijder worden geplant, gedragen zich vanzelf sprekend weer anders. De eerste schurft. Juist vandaag vond ik, na eenige minuten zoeken, te eerste schurft en wel op onbespoten Hardy. Een afgestorven bloem blaadje vastgekleefd juist onder de kelk van het kleine vruchtje en hieronder de schurftplek. Het weer der laatste dagen, vochtig met een lauwe tem peratuur, lijkt ibij uitstek geschikt voor het tot stand komen en verbreiden van deze ziekte. Er zijn twee infectiebronnen, n.l. het doode blad van het vorig jaar en de schurft, welke op het hout overwintert. Volgens ondrzoekingen te East Mal ling, verricht bij appels, levert eerstgenoemde het meeste gevaar op, omdat ze een veel grooter ver breidingsmogelijkheid heeft. Het uitkomen van de sporen bleek acht van de negen voorjaren plaats te vinden tijdens de derde week van April. Slechts één keer greep dit de tweede week plaats. Deze tweede week zou dus als regel de meest geschikte tijd zijn om het bestrijdingsmiddel (in Engeland geeft men de voorkeur aan Cal. pap) op den boom te deponeeren. Deze tijd van spuiten houdt dus .totaal geen ver band met de ontwikkeling van den boom zelf. Dit onderzoek en resultaat is wel zoo belangrijk, dat het misschien een ommekeer in de schurftbestrij- ding kan beteekenen. Echter zal een en ander nog moeten worden getoetst aan de practijk en de om standigheden in ons land. Ook de appelmeeldjiuw wordt reeds hier en daar zichtbaar. Hoe langer hoe meer blijkt, dat het ver wijderen der aangetaste deelen nog de beste bestrijding is en doelmatiger dan het spuiten met Cal. pap. Jonathan en Perzikappel zijn voor deze ziekte buitengewoon vatbaar. Ook onze oude bekende, de bladluis, is weer present. Levende spint hebben we nog niet aan getroffen, maar ook deze zal nu niet lang meer op zich laten wachten. 'Zoo langzamerhand wordt het geheele huis houden weer compleet en is er weer werk genoeg aan den winkel. Bedriegen de voorteekenen niet, dan zal er dit najaar maar weinig interesse zijn voor tweede kwaliteit fruit. v v De postelein mag een product zijn, dat een zeer korte groeiperiode noodig heeft, dit wil echter geens zins zeggen, dat de cultuur van geringe beteekenis is. Integendeel, tienduizenden ramen worden jaar lijks, soms drie- a viermaal in een seizoen voor deze teelt gereserveerd. Juist, doordat de ontwikkeling slechts enkele weken vraagt, leent de postelein zich bijzonder voor tusschenteelt in combinatie met andere, veel later ocgstbare groenten. Mede door- dal de handel gedurende het geheele seizoen een flink kwantum aankan", hebben zoodoende heel wat zaaiïngen plaats, en is het geen ongewoon ver schijnsel wanneer men bij een collega ontdekt, dat hij postelein zaait in een bak of kas, waar op de zelfde plaats, en in hetzelfde seizoen reeds drie- of zelfs viermaal deze groente is geoogst. Alhoewel dit laatste niet altijd tot minder goede resultaten leidt, zal vruchtwisseling toch ook hier veelal betere uitkomsten geven. De teelt wordt uitgeoefend, zoowel onder staand als onder plat glas. In kassen en warenhuizen kan men pl.m. twee weken eerder tot zaaien overgaan dan onder plat glas. Men zaaie echter niet te vroeg, daar dit het wegvallen sterk in de hand werkt. Weliswaar kun nen oolk andere oorzaken een rol spelen in het soms bijna geheel wegvallen van het nog teere gewas, doch meestal ontstaat dit door veel te vroeg het zaad aan de aarde toe te vertrouwen. De nachten zijn dan nog veel te koud', de temperatuur is nog vee te laag voor een goede en vlugge ontwikkeling van het gewas. In kassen zaaie men dan ook niet vroeger dan ongeveer 1 April, in bakken omstreeks 15 April. Wel kammen de zaaiïng nog iets vervroe gen door wat broeimest onder te brengen. Dit zal ook een zeer goede hulp zijn om het wegvallen tot een minimum te beperken. (Zaaien doe men zeer zorgvuldig. Brengt men het zaad voornamelijk vroeg in het voorjaar vrij diep onder, dan komt men ongetwijfeld voor een mislukking te staan. Alhoewel licht inharfken geen bezwaar zal opleveren, zullen ervaren kweekers toch meestal de hark achterwege laten, en volstaan met het zaad goed aan te drukken, en daarna een weinig gieten. (Niet te veel water, daar anders het zaad wegspoelt. Omtrent de hoeveelheid te gebruiken zaaizaad, loopen de meeningen nogal sterk uiteen. Meestal wordt te dicht gezaaid, doch een dunne) stand zal een vrij grof product voortbrengen, wat handel en consument slechts tegen lagere prijzen afnemen. Neg vrij vroeg in het seizoen zaait men meestal 1 ons op 10 ramen. De bemesting geschiedt in de practijk zeer ver schillend. Zeker kan kunstmest hier nuttig werken, doch de voorkeur dient men te geven aan orga nische meststoffen, ondiep ondergebracht. Als over bemesting kan bijv. gier wonderen doen, terwijl het gewas meestal weinig reageert op een overbemes ting met salpeter-stikstof. Gaat men echter over tot dit laatste, dan verdient het bijzonder aanbeveling de te gebruiken hoeveelheid den voorgaanden dag in een kuip of emmer met water te doen, om dan de stikstof toe te dienen in opgelosten vorm. Zoodra deze overbemesting heeft plaats gehad, ook wanneer dit met gier heeft plaats gehad, giete men de postelein nogmaals met gewoon gietwater. Het gieten, wat, naar gelang de grondsoort waar men op teelt, verscheidene malen moet plaats heb ben alvorens het gewas is volgroeid, dient altijd vrij diep in den middag te geschieden. Luchten doet men meestal de postelein heel wei nig. Het is begrijpelijk, dat bij weinig luchten het gewas ijl optrekt. Vandaar de overtuiging bij menig tuinder, dat het product zoodoende eerder markt- klaar is. Het lijdt echter geen twijfel, dat men bij normaal luchten een eenigszins grootere kwantiteit zal oogsten. Dit zal echter niet altijd opwegen tegen de meestal betere prijzen, die men te beurt valt, wanneer door weinig luchten het gewas enkele dagen eerder oogstbaar is. Na het gieten, is het te allen tijde noodzakelijk de kassen en bakken mins tens een uur flink te luchten. Meestal is het wensohelijk het glas licht met kalk te bestrijken. Dit voorkomt sterke uitdroging van den grond, en kan daardoor het gieten voor een groot deel achterwege blijven. Het veelvuldige gie ten brengt den grond in een onnatuurlijken toestand. Bij zaaiïngen naj half Mei, schermt men direct na het zaaien. De soortenkeuze, welke bij vele andere groenten soms heel wat hoofdbreken kost, is bij de postelein wel zeer gering. Uitgezonderd dan de winterposte- lein (Claijtonia Perfoliafca), spreekt men slechts van .groene" en „gele", waaruit de keuze ook zeer ge makkelijk is. Hoegenaamd niemand zal het wagen een honderdtal ramen met de „gele" te zaaien. De consument vraagt ze niet, dus men vindt er geen koopers voor. Niettemin heeft deze soort vele goede eigenschappen, dewelke echter overbodig zijn te be- schrijvén, aangezien men het wellicht als een aan sporing zou zien tot de „gele" over te gaan. Ook hier hebben wij ons aan te passen bij den smaak van den consument. We kunnen ons echter troos ten met het feit, dat de gele veel zwakker is dan de groene. Op buitenplaatsen wordt de gele nog wel uitgezaaid, doch men heeft dan veel meer last van het zgn. wegvallen, dan bij de groene soort. B- D. DE BLOEI DER BESSEN. De bloeitijd der fruitboomen in het algemeen is een belangrijke periode voor den fruitkweeker. Het verloop hiervan immers beslist voor een groot ge deelte over het al of niet slagen van de teelt in dat jaar. Het is dan ook goed te verklaren, dat de bloei' der boomen door den fruitk'Weeker niet enkel met be langstelling gevolgd wordt, maar ook, dat hij tracht ïnrvloed ten goede uit te oefenen op bloei en vrucht zetting. Daar is o.a. het sterk imaken der knoppen door goede bemesting, ziektebestrijding en snoei. Ook wordt groote belangstelling aan den dag gelegd voor wetenschappelijk onderzoek en publicaties°inzake bestuiving, (bevruchting, goede en slechte stuifmeel- leveranciers enz. Er wordt ibij het uitvoeren van nieuwe beplantingen zooveel mogelijk rekening ge houden met het thans bekende op dat getbied. Dit alles geldt echter in hoofdzaak het z.g.n. groot fruit; appel, peer, pruim en kers. De bessen worden in dit verband zelden of nooit genoemd. Het wetenschappelijk onderzoek heeft z/ich ook h^ast enkel bepaald tot genoemde f ruitsoortenalthans, zoover mij bekend is, zyn over bevruchtlftgskwes-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1939 | | pagina 11