51
Mededeelingen landbouwproefbedrijf
Zeeland.
Tengevolge van de teleurstelling met Joncquois,
gaan de gedachten onwillekeurig weer terug -.aai
de Vilmorin-rassen, die het gaandeweg tegen
Joncquois hebben afgelegd, maar nu relatief weer
vrij' goed voor den dag komen. Het is de Neder-
landsche vermeerderaars intusschen gelukt de
stuiffibrand bij Vilmorin 27 onder de knie te krij
gen en wie ter vervanging van Joncquois nog eens
Vilmorin 27 zou iwillen beproeven, kan zich thans
van goed zaaizaad voorzien. De beproeving is niet
af te raden.
>Ook kan met de noodige voorzichtigheid
Ohanteclair worden beproefd. Minder beproevens-
waardig schijnt mij volgens de heden ter beschik
king staande gegevens Saint Pierre, wegens den
ziekelijken indruk, die dit ras te velde maakt. Beide
jassen zijn gekweekt door Tourneur Frères, Cou-
lomniers, en geïmporteerd door de N.V. Landbouw
bureau M. Wiersum te Groningen.
Wat de Nederlandsche rassen betreft, het laat
zich niet aanizien, dat Juliana en Imperiaal Ila
dadelijk van hun plaats1 gedrongen zullen worden.
Ook Wilhelmina is in staat haar positie te hand
haven.
De (Nederlandsch-Fransche kruisingen blijven
naast de Fransch-Belgische aanwinsten beloftevol
voor de toekomst, maar wat op het oogenblik
reeds in beproeving is: Schribaux, Jan Kops (ex
Juiwilka) en Staring (ex Viljuka) is nog niet wat
het zijn moet. Er is echter meer en laten we
hopen beter, op komst. Een niet ongunstigen
indruk maken enkele Instituutskruisingen, die ter
voortkweeking aan den Wilhelminapolder zijn toe
vertrouwd, o.a. de kruising Imperiaal Ha X Ju
liana (WP 455) laat zich goed aanzien.
We zijn hier reeds in details afgedaald, die nog
niet in deze eerste mededeelingen thuis behooren.
Meer op zijn plaats is hier het feit, dat een twee
tal rassen, die m. o. m. tot het Nederlandsche type
kunnen worden gerekend, nJ. Wilma en Mendel,
zich in de N. provincie goed laten aanzien. Ver
moedelijk zal kunnen worden aanbevolen de prac-
tijkbeproeving dezer rassen daar uit te breiden.
Voor de Zuidelijke kleistreken is de waarde van
deze rassen nog twijfelachtig. De Wilma (Impor
teur de Z.P.C. te Leeuwarden) is een mooie Wil-
helminastam met mooie zaadkwaliteit. De winter-
vastheid is nog dubieus, vrij, zeker zal ze in dit
opzicht niet uitmunten. Van Mendel daarentegen
mag een goede wintervastheid worden aange
nomen.
Alles tezamen genomen, hebben we op dit oogen
blik nog l'embarras du choix, maar zeer zeker zal
het beeld in de eerstkomende weken nog wel wat
opklaren. Ik zal de volgende maal mijn meening
ook met meer cijfers kunnen staven. Voor het
oogeniblik meen ik te kunnen beginnen met het
volgend voorloopig advies:
Zaai in hoofdzaak de vanouds bekende goede
standaardrassen, als Juliana, Imperiaal Ila, Wil
helmina en Carsten V wintertarwe.
Bezaai met deze goede soorten niet minder dan
twee-derde van Uw beschikbare land. Daarnaast
kunnen op practijkschaal zonder groote risico's
worden beproefd:
als Juliana vervanger: Wilma en Mendel (vooral
in het Noorden) en op bescheiden schaal Staring,
Jan Kops en WP 455;
als Joncquois vervanger: Jubilé, Bersée, Benoist
40, Vilmorin 27 en Chanteclair;
op de zandgronden: Prins Hendrik, Carsten V,
'Wilma en Invicta.
Wie lust heeft een grooter sortiment te beproe
ven, doet het best zich tot het I. v. P. te wenden
om een observatiecollectie. Het aantal te beproe
ven rassen voor tarwe bedraagt 49, waarbij' dan
nog komt een vrij groot aantal nog zeer weinig
bekende nieuwelingen.
Er is dus werk genoeg aan den winkel en met
vereende krachten moeten wij zien het allerbeste
op zijn plaats te brengen. Talrijke practijk-obser-
vaties zijn daarbij even belangrijk als offficieele
proefvelden.
De Directeur van het
Instituut voor Plantenveredeling,
C. BROEK EM A
Naschrift.
Bovenstaand bericht van het Instituut voor
Plantenveredeling te Wageningen, dat wij voor
onze graanverbouwers van groot belang achten, is
in verkorten vorm opgenomen, in verband met de
beperkte plaatsruimte in ons blad. Red. Lblad.
ONTSMETTING VAN POOTAARD APPELEN
TEGEN RHIZOCTONIA.
Ter bestrijding van de Rhizoctoniaziekte in aard
appelen wordt ontsmetting van dat pootgoed, waar
op de bruine of zwartachtige korstjes van deze
schimmel (z.g. sclerotiën) in eenige mate voor
komen, ten zeerste aangeraden. De aanwezigheid
van de sclerotiën kan vastgesteld worden door een
flink monster in water schoon te wasschen. De
jbruin of zwart gekleurde sclerotiënworden dan
goed zichtbaar.
Ontsmetting in het najaar verdient aanbeveling
boven die in het voorjaar. Laat in het voorjaar
ontsmetten moet worden afgeraden. Raadzaam is
het ook, de aardappelen eerst eeni.gen tijd na het
rooien te behandelen, opdat de huid goed is afge
hard. Er bestaat anders eenige kans op bescha
diging.
Voordat tot ontsmetting wordt overgegaan, moe
ten de aardappelen ontdaan worden van den aan-
hechtenden grond, door ze te wasschen in gewoon
water. Wordt dit nagelaten, dan kan de ontsmet-
tingsstof niet voldoende tot de sclerotiën door
dringen.
Ook verliest zij bij de aanwezigheid van grond
spoediger haar werking.
De ontsmetting kan worden uitgevoerd met, in
alphabetische volgorde genoemd, Aretan of subli
maat. Aretan wordt aangewend in een oplossing
van IMs op duizend, dus 1% gram op 1 liter water,
waarin de aardappelen, na eerst te zijn afgewas-
schen 20 tot 30 minuten worden ondergedompeld.
Aretan kan meermalen achtereen, tot zesmaal toe,
aangewend worden. Noodig is dan, dat telkens na
iedere behandeling per 100 liter oplossing 4 liter
Aretan oplossing vdn dubbele sterkte, dus van 3
op duizend, wordt toegevoegd.
Wordt de oplossing slechts 3 maal gebruikt, dan
is dit niet noodzakelijk. Aretan voege men niet
direct aan het water toe, maar men make van de
benoodigde hoeveelheid eerst een papje, dat daarna
onder flink roeren in het water wordt gebracht.
Men kan, daar Aretan ijzer niet aantast, hiervoor
ook bakken van dit materiaal gebruiken. Zink wordt
echter wel aangetast.
Bij aanwending van sublimaat worden de aard
appelen gedurende IV2 uur ondergedompeld in een
oplossing ter sterkte van 1 op duizend, dus 1 gram
sublimaat fcer liter water.
Het gemakkelijkst zijn hiervoor te gébruiken
sublimaat-pastilles a 1 gram. Deze wegen IV2
gram maar bevatten 1 gram sublimaat. Er zijn ook
pastilles in den handel, die slechts V2 gram subli
maat bevatten. Bij den aanschaf houde men hier
mede rekening!
Ter ontsmetting van 1 hl aardappelen 70 kg)
is 50 liter oplossing voldoende. Dezelfde oplossing
kan driemaal achtereen gebruikt worden. Zoowel
bij aanwending van sublimaat als van Aretan lette
men er vooral op, dat het water niet te koud is.
Lager dan 5° C. mag de temperatuur in ieder geval
niet zijn. Daar_ sublimaat metalen aantast, mag de
ontsmetting hiermede slechts uitgevoerd worden in
houten of steenen vaatwerk.
Na de behandeling dienen de ontsmette aard
appelen, voordat ze opgeborgen worden, goed ge
droogd te worden.
Daar, zoowel sublimaat ials Aretan giftige stof
fen (maaggiften) zijn, betrachte tmen de noodige
voorzichtigheid.
Nadere inlichtingen worden verschaft door den
Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen en
door de bij dezen Dienst werkzame ambtenaren,
zoomede door de heeren Rijks Land- en Tuinbouw-
c ons uien ten.
DE NEIGING TOT SCHOT IN TARWE.
Als elfde verslag van de Techniscfle Tarwe-
Commissie is van de hand van Dr. Ir. W. Feikes
verschenen: „De neiging tot schot van een zestig
tal in Nederland verbouwde of in beproeving zijnde
tarwer assen".
De natte zomer van 1936 bracht de T. T. C. de
belangrijkheid van schotonderzoek onder oogen. De
verlielzen door schot in tarwe kunnen belangrijk
zijn. Schot- en regenschade brengt een verlies van
drieërlei aard mede: gewichtsverlies te velde;
gewichtsverlies tengevolge van de slechtere bewaar-
baarheid, sterkere verademing enz. in de pakhuizen
en in beide gevallen kwaliteitsverlies, dat in de
meest ernstige gevallen tot totale onbruikbaarheid,
door muf worden enz., of door sterken achteruitgang
van de bakaard oploopt.
De tegenwoordige oogstmethoden zijn nog niet
van dien aard, dat men zich bij ongunstige' om
standigheden niet om de neiging tot schot in de
rassen zou 'behoeven te bekommeren.
In 1937 werden uitvoerige proeven verricht om
trent het optreden van schot in tarwe, dié goed
slaagden. Het materiaal in totaal een zestigtal
rassen was afkomstig, behalve van de eigen
proefvelden, voornamelijk van het Instituut voor
Plantenveredeling eh voorts van de proefboerderij
te Nieuw-Beerta.
De monsters waren kort na het zichten ver
zameld; de .proeven werden daarna zoo spoedig
mogelijk aangezet. Met het oog op vroeg kiemrijpe
witte tarwe zou het wenschelijk zijn, de proeven
nog vroeger te beginnen.
Het optreden van schot werd volgens een be
paalde 9chaal in 6 klassen geschat. Van élke proef
werden 50 aren aan elkander geregen en opge
hangen.
De proeven haddén plaats in een keldergang bij
een temperatuur van 16 18 gr. C, terwijl de lucht
er vrijwel verzadigd was met waterdamp; de mon
sters werden dagelijiks in water ondergedompeld.
Na 14 dagen werd de proef telkens herhaald, tot
aan het tijdstip, dat het monster ten volle was
nagerijpt; bij de meest trage ongeveer 10 weken
na den oogst.
Aan den bouw van de aar, de kafjes enz., werd
weinig aandacht geschonken, daar de onderzoekeilj
de meening zijn toegedaan, dat de factoren, van
invloed op schot, hierin zetelende, in haar werk
zaamheden verre achterblijven bij die der kiem-
rijping.
Het meest opvallend bij deze onderzoekingen is
de groote tegenstelling tusschen roode en witte
tarwes. De witte tarwes zijn als groep veel schot-
gevoeliger dan de roodzadige. In beide groepen
komen evenwel vr\j groote verschillen voor.
Van de witte tarwes bleek het minst schotgevoe-
lig het ras Cinquantenair, iets gevoeliger zijn St.
Pierre, Garton 25, Desprez 93 en Wilma. Nog ge
voeliger bleken te zijn Cambridge W 70 E, Juliana
X Wils YJuliana, Juliana X Imperiaal Ha no.
3524, Juliana X Imperiaal Ila no. 352, Juliana X
Vilm. K en Desprez 46. Het meest gevoelig van de
witte tarwes waren Wiebes Wgiss, Wilhelmina,
Standaard X Trifolium, Juliana X Imperiaal Ha
no. 348, Kloosterman, Prins Hendrik, Imperiaal
Ila, Cambridge W 70a, Invicta, Mendel, Wilobo en
Hassle r 34a.
Van de roode rassen zijn een week na het zich
ten de meeste practisch schotongevoelig. Hier
worden silechts genoemd: Vilmorin 27 en 29, Be
noist 25, Carstens V en Joncquois. De Providence
blijkt evenwel een zeer schotgevoelige roode 'tarwe
te zijn.
Hetgeen hierboven over de verschillende tarwe-
rassen is vermeld, heeft betrekking op de proef
welke genomen is ongeveer een week na het
zichten, waardoor de resultaten hiervan het best
te vergelijken zijn met de omstandigheden in de
praktijk.
Daar deize onderzoekingen nog slechts over één
jaar loopen, moet men nog voorzichtig zijn met
hét trekken van conclusies. Volgens de ervaring
in het buitenland kunnen de verschillen van jaar
tot jaar sterk uiteenloopen. Zeer zonnig, droog
zomerweer zou de geschiktheid van ontkiemen van
het ziaad bij den oogst bevorderen; koude en natte
zomers daarentegen bij den oogst veel kiem-
onrijper zaad opleveren. Hiernaast zullen er ver
schillende thans nog onbekende factoren in het
vrije veld werkzaam kunnen zijn, die de ontkie
mingstoestand en het ontspruiten van den korrel
beïnvloeden. Bedenkt men, dat schot meestal pas
optreedt in de schoof waar de korrels onder
andere omstandigheden verkeeren. Verder zijn de
afrijpingsomstandighéden in de verschillende ge
westen van jaar tot jaar verschillend en ten slotte
kan de rijpingstijd der rassen nogal uiteen loopen.
Hierdoor kan de praktijk dan vaak verschillend
oordeelen over de schotgevoeligheid van een ras,
welke beoordeelingen slechts schijnbaar in tegen
spraak zijn met de resultaten van dit onderzoek.
Onder de roode tarwes moeten zeker de meest
schotresistente rassen gezocht worden. Het moet
echter mogelijk zijn ook een betrekkelijk schot-
veilige witte tarwe te kweeken.
TARWEPROEFVELD UITSLAGEN
vat» de Ver. van Oud-Leériingeii der Chr. Land
bouwschool te Axel.
Proefnemer: S. van Hoeve Jz., Sluiskil.
Dit proefVel'd bestond uit 3 rassen. In 3-voud
werden uitgezaaid de volgende rassenJubilé,
Juliana en Wilma, terwijl nog 5 rassen enkel
voudig werden uitgezaaid, n.l. Staring, Jan Kops,
Imp. Ila, Peragis' en le nab. Juliana.
Opbrengst per are.
RAS
Jubilé
Juliana
Wilma
kg
GRAAN
57
54
49
50.5
52
51
50
49
ge
middeld
54 kg
kg
STROO
92
80
86
78
50.5 kg 80
82
84
82
80
50 kg
48 kg
47
54
47
48
ge
middeld
86 kg
80 kg
82 kg
76 kg
86
84
74
79
Staring (Viljuka)
Peragis
Juliana le nab.
Imperiaal Ila
Jan Kops (Juwilka)
Proefnemer J. de Kraker- Kz.. Zaamslag.
Dit proefveld bestond uit 3 rassen, welke even
eens in drievoud waren uitgezaaid, terwijl in enkel
voud waren bijgezaaid Imperiaal Ila, Staring en
Jan Kops.
Opbrengst per are:
RAS
Jubilé
Juliana
Wilma
kg
GRAAN
61.6
61.4
58.2
54
51.2
51.2
48.6
46.6
48
Imperiaal Ila
Staring (Viljuka)
Jan Kops (Juwilka)
ge
middeld
60.4 kg
52.1 kg
47.7 kg
(O
49.2 kg
48.3
49,2
kg
STROO
90.6
86
82
88
84
78
85.4
86
86.6
ge
middeld
86.2 kg
83.3 kg
86 kg
77 kg
75
83
Zaaitijdenproef met fzomergerst
op het Landbouwproefbedrijf „Zeeland".
Grondsoortzware klei.
Voorvrucht: erwten.
op