Redactioneel Gedeelte
Uit een geheim weekboek van
Bram uit den Siikhoek.
ECONOMIE.
DE MONOPOLIEHEFFINGEN OP BUITEN
LANDSCHE GRANEN EN GRAANPRODUCTEN
TOT STEUN VAN ONZEN NATION ALEN
GRAANBOUW.
714 September.
Het is of de zon overal getuige wil zijn van de
groote feestvreugde, die er in al onze Zeeuwsche
dorpen opsteeg ter eere van het 40jarig jubileum
van onze Koningin. Bij ons is 't ook prachtig ge
weest. Mooi kinderfeest, groot volksfeest, muziek
en lichtstoet, wat wil je nog meer. Er was een
ware feeststemming en geen wanklank is gehoord.
Enfin, 't is weer voorbij. De oranje lamipions en
vlaggen worden weer ingepakt tot een vol'genden
keer naar wij hopen, 't Is voorbije wij moeten, weer
naar onze akkers en naar ons werk. We gaan weer
al toebereidselen maken voor den, volgenden oogst.
De aardappeloogst schiet goed op door het mooie
droge weer. De ploeg trekt zijn. voren door den
erwtenstoppel, om een zaaibed te maken voor de
tarwe. Straks is de zaaitijd daar weer. De zaai-
tarwe is prachtig van 't jaar. Gouldgele kleur,
mooi gevuld, 't lijkt wel goud, wanneer je het door
je handen laat loopen. Voor zaaizaad is 't beste
van "t .beste nog maar net goed. De zaaitarwe moet
goed gezond, kiemkraohtig zijn, om flinke, jonge
planten te geven, die weerstand hebben1 tegen on
gunstige weersomstandigheden en ziekten. Eerst
ontsmet met Germisan of Tutan voor de steen-
brand en daarna met warm water behandeld tegen
stuifbrand. Die natontsmetting brengt wel eens ge
varen mee, wanneer het wat droog is, maar 't zal
nog wel eens regenen hopen we voor 1 October. De
weiden zijn maar kaal door de droogte en een
beetje overgebleven pulp of ingekuild bietenloof is
een ware uitkomst. Zelfs de paarden vinden het
bietenblad een ware lekkernij bij het graSgebrek.
Van de week kwam: de oude Van Es nog eens een
buurpraatje maken, 't Is een flinke oude baas van
80 jaar. Ik was juist bij' de paarden in de wei.
Jongen, jongen, zei de oude baas, wat is; oalles toch
veranderd in de waereld mie de paarden ofc, hé.
Vroeger toen ik dienen bie de wee van Jan Bliek
in 't SlikgJt, toen ad je paerden. Ik ree da-er mie
un tuug Toolsche zwarte mie smalle blissen, joê die
trokken de striengen of as twien en ad je mie de
waegen ree dan kon er 'een katte over de lienen
loonen, ja, 't schuum vloog soms tegen 't schot
hekken an. Maer tegenwoorig kun je gerust een
tuug paerden op 't land litten staen, dan staen ze
der den anderen dag nog öor. Je kiek maer nae
de ingsten. Vroeger ad er op de beestemart een
ingst stoeng, was 't levensgevaerlijk om over de
mart te gaen. Noe staen der soms ondert op de
groote mart as lam'mers, as lammers.
Ja, ik heb zelf die vlugge paarden nooit gekend,
dus ben tot geen oordeelen bevoegd, maar ik ge
loof ook, dat er vroeger vlugge paarden waren,
maar nu komen we toch ook op tijd klaar.
IETS OVER DE JACHT.
De winter van 1669/1670 moet zeer streng zijn
geweest; veel' sneeuw en langdurige vorst;
•Het wild in Westelijk Schouwen had daarvan
zeer geléden, versterking van den wildstand scheen
voor de jagers zeer van noode.
Het onderstaande moge hiervan getuigen.
Extract uit de Notulen van de Edel Mogende
„Heeren Staten van Zeeland.
„Den 4 April 1670.
„De respective Ambadhtsheeren en Amibachts-
vrouwen van Haamstede, Heinesse, Burgh, Wes-
ten-Schouwen, Welland, Eikerzee, Serooskerke en
„Elletmeet, te kennen gevende, hoe dat het wild in
„hunne respective Heerlijkheden1, zoo daar al te
„groote licentie en kwade practrjiken, als door de
„lanigduurige vorst en sneeuw, in den voorleden win-
•„ter zeer is gekrenkt en vernield geworden, en
„daarom met den anderen versproken helbben, dit
„heele jaar 1670 niet te zullen toelaten te jagen;
„ook gemaakt eene ordonnantie tot weder aan-
„ikweek en maintien van de jagt, met bitvoeging
„van zoodanige Boeten en Poenalen, als zij; de
„qualiteit hebben, boven het verbeuren van de
„Honden, Roers, en andere Instrumenten, tot tien
„Guldens zwarten te statuëren, onverminderd de
„Boeten en Poenalen, die bij deze vergadering, op het
„stuk van de jagt voor dezen zijn gesteld; verzoe-
„kend de voornoemde Ambadhtsheeren en Am
bachtsvrouwen. dat den Bailliuw van Ziericzee,
„als Hoofdofficier vandie Kwartieren bij Haar Edel
..Mogende Magt worden geordbnneerd, om desnoods
„en daartoe venzogt zijnde, de Schouten van de
„voornoemde Heerlijkheden, in' het executeren van
„de voorschreve ordonnantie, en Poenalen, daarbij
..gestatueerd, de behulpzame en sterke hand te bie
sden: waarop wezende gedelibereerd, is het voor-
„schreve verzoek bij de vergadering toegestaan1, en
„zal vervolgens daarvan gemaakt worden acte in
forma, en gesteld onder de ordonnantie, bij de
„voornoemde Ambachtsheer en en Ambachtsvrouwen
„gemaakt."*
„AJöcordeerd mette voorsz. Notulen.
„(Was onderteekend) JUSTUS DE HUUBERT."
Voor de Heerlijkheid van Westenschouwen wer
den 5 jaren later „Keuren en Voorbodeni" vast
gesteld.
Artikel 49 handelde over „jagen en schieten".
iBij dit artikel wertd bepaald:
„Iteimi: dat van nu (10 Meijer anno 1675) voortaan
„niemand zig zal vervorderen, in1 onize Heerlijikhe-
„den of Jurisdictiën met Honden te jagen of met
„eenige Roers te gaan schieten, 't zij onder wat
„pretext 't zelve ook zoude mogen wesen op de
„verbeurte vande Vijer Roers, Mitsgaders de boete
„van Tien1 ponden Swarten, zoo menigmaal zij daar
„op bevonden zullen word en: ten Profijte van onzen
„Bailliuw. Dog ingevalle ,zij daar op achterhaald1 of
„vervolgt worden bij onsen Boode, Geswooren
„Schutter of andere Gecommitteerde, zoo zullen de
„boeten bij: denizedven met den Bailliuw gedeelt
„worden, half om half, alles behoudens den Hoog-
.Officier zijp verder Regt.'"
Verder waren er te dezer zake de volgende be
palingen vastgesteld
a. „Geen Windhonden te houden.
„Item;, dat niemand (niet gequalificeert ziijnde
„om te jaageni) zal venmoogen te houden eenige
„Windhonden of andere honden daar mede 's Hee-
„ren wild zoude mogen worden gekrenkt of gevan-
„gen op de boeten Van drie pond Tournoijs."
,b. „Van Hopden te blokken. Alle onse Ingezeete-
„nen zullen gehouden weezen haare Honden te
„blokken, op de boete van Drie ponden Tournoijs,
„zoodikmaal, dezelve ongeblokt zuilen bevonden
„werden."
„Van Paitrijseai te vangen.
„Iteimi, dat hem niemand zal vervorderen te steQ-
„len eenige strikken om 's Heeren Wild 't zij Haa
ien of Patrijzen te vangen op de boete van Tien
„ponden Swarten.""
d. „Van m,et Netten te visschen.
„Item;," zoo wie bevonden werd' in eenige wate-
„ren, weelten en' Poelen te visschen met Hoepnet-
,,'ten, Sleepnetten, Kruisnetten, met Schaaren te
„stikken of te steeken of met eenige andere In
strumenten, daarmede men vis zoude kunnen
.„vangen, die zlullen verbeuren voor de eerste Roijve
„tien Ponden Swarten1, alles boivende gevangen vis,
„Scharen en Netten.'"
iOlver strenge winters zou heel wat te schrijven
zijn1, doch dit ligt buiten het 'bestek van dit schetsje.
B. W.G.B.
ARBEIDSLOONEN IN 1796 EN 1797
EN MEEKRAP DELVEN.
Voor mij ligt een met veel zorg bijgehouden regis
ter, waarin werden verantwoord „arbeidsloonen
voor de bebouwing der koorn- en weilanden in de
jaren 1796 en 1797 van een flink landbouwbedrijf
in één van de dorpen van Schouwen".
Zoowel de landbouwers als de arbeiders stellen er
wellicht prijs op, de dagloonen uit dien lang ver
vlogen tijd te kennen.
Hieronder volgen eenige betalingen; ik schrijf ze
over, zooalls ik ze vond opgeteekend
6 dagen arbeidsloon van den 18 tot den
23 April 1796 a 0,75 per dag
Aan een vreemden arbeider voor het del
ven van. grippen en slooten
Arbeidsloon voor het plokken en zetten
van Een gemet 84 Roeden Kiemen
Voor hét gebruiken van een paard en
wagen om de kiemen te rijden van het
plokveld naar het zetveld
4% dag arbeid a ƒ0,90 per dag
dag arbeid voor eene vrouw
17% dag arbeidsloon k 1,per dag
Voor het wieden van 1 Gemet 138 roe
den driejarige Meéde tegen ƒ13,25 per
gemet
Voor het maayen van 11 Gem. 54 Roe
den weye
Voor het maayen van 11 Gem. 299 Roe
den weiland en klaver tegen 1,65 per
Gemet
Snijden en bin'den van 2 Gem. 171 Roe
den tarwe en haver tegen 4,50 per
gemet
4 dagen arbeidsloon a 1,32% per dag
Dorschloon van 11 zakken tarwe a
0,60 per zak
Wieden van 1 Gem. 218 Roeden twee
jarige Meede tegen ƒ15,90 per gemet
Voor het pikken van 1 Gem. 13 Roeden
erwten tegen ƒ2,40 per Gemet
Voor het maayen van 1 Gemet 50 Roe
den klavers tegen ƒ1,50 per Gemet
Dorschen van 9% zak Zomergerst
Voor het snijden van 1 Gemet 93 Roe
den paardenboonen k ƒ3,per Gemet
Aan en zijn volk voor het delven
van 2 Gem. 36 Roeden driejarige Meede
en 1 Gem. 138 Roeden driejarige dito,
aangenomen voor ƒ66,per Gemet en
één stoop Jenever voor 't Gemet
Wieden van 1 Gem. 10 Roeden Tarwe
k ƒ4,het Gemet
Voor het plokken en zetten van 1 Gem.
50 Roeden land met kiemen
8 dagen arbeidsloon tegen 90 cent per
4,50
9,77;%
20,20
4,—
4,05
0,20
17,50
19,32%
23,35
19,80
11,55
5,30
6,60
27,45
2,65
1,75
2,77%
4,—
241,60
4,12%
21,60
6 dagen arbeid tegen ƒ1,per dag
(Aan de Maayers voor het Maayen van
van 16 Gem. 177 Roeden weye tegen
1,50 per dag en een half stoop Jenever
7,20
6,—
26,70
Wiéden van 2 Gem. 238 R. twee- en
driejarige Meede tegen 14,per Gem. 39,20
Wieden van 1 Gem. 12 Roeden jonge
Meede 13,65
Wegens het - snijden en binden van 10
Gem. 38 Roeden tarwe, rogge, haver,
gerst, en paardenboonen tegen ƒ4,05 per
Gemijt en het maken van 1600 banden 47,15
Aan en zijn volk wegens het
delven van 3 Gem. 222 Roeden driejarige
Meede aangenomen tegefP ƒ78,per
Gemet 291,72%
Voor het effenen van 1 Gemet 12 Roe
den jonge meéde 1,80
Voor het opmaken van 599 Muster en
klippels en nog 240 dito k 0,50 het 100 4,25
Aan den sleper wegens het sleé?>loon
van 5 vaten onder de kraan 0,75
lik nam slechts een klein gedeelte van de ge
boekte dagloonen over; de werkzaamheden in de
Meede waren wel de belangrijkste en gaven vermoe
delijk de beste loonen.
Het meedelven was een zwaar handwerk; extra
voeding werd vereischt; op het platteland hoorde
men vaak het spreékwoord: „hij kan eten als een
meedelver"'.
'In het boekje van wijlen den heer Van der Weijde,
„De verdwenen Meekrapcultuur op Schouwen en
Duiveland", vond ik vermeld, dat het weekloon van
den meekrap-delVer vele jaren 9,bedroeg, later
10,dit gold voor Duiveland zonder aftrek
wegens „verlet" door regen.
In Schouwen werden dagloonen berekend naar 32
en 34 stuivers, in de latere jaren tot omstreeks
2 maar werden uren wegens „regenverlet" af
getrokken.
Vele van onze jonge landbouwers en arbeiders
zullen het meekrap-delVen wel niet kennen.
Wijden de heer Van der Weijde omschrijft het
werk als volgt:
„Naar den aard van den bodem, werd de mee-
krapwortel hét tweéde of het derde jaar geoogst,
„djwjz. de dunne wortels werden met een bijzondere
„spade, „delfspa", uit den grond gedolven. Deze
„spade had een gewicht van ongeveer 4 kg, dus een
„vrij zwaar handgereedschap. Het blad, „de beitel",
,,'had aan de punt een breedte van pl.m. 5% cm en
„aan het boveneinde van pl.m. 12% cm, terwijl de
„lengte ongeveer 40 cm bedroeg. Aan den beitel
„was vastgesmeed het ijzeren beslag, dat een huls
„vormde rond den houten steel en hieraan bevestigd
„werd met klinkbouten. Deze steel had een hand-
„vat, genaamd „de klucht". Alvorens het delven te
„beginnen werd het loof „fruit" afgeslagen gelijk
„met den grond, met de „pikke". Eerst werd de
„grond uit de voor verwijderd; het bed in twee ge-
„lijke deelen gestoken en telkens een blok grond
„met de meekrap „uitgezet" en deze zoo goed mo
gelijk ontdaan van aanhangenden grond. Wortel-
„deelen, „tengels", welke afbraken, moesten nauw
keurig worden uïtgeraapt en werden op de „krop-
„pen" meekrap gelegd."
Tenslotte een "vriendelijk verzoek aan onze oudere
landbouwers. Wellicht is op de hofstede in een ver
loren hoekje nog wel opgeborgen eenig werktuig
op de vroegere meekrapkultUur betrekkelijk. Zou
den tzij eventueel daarvan iets willen afstaan? Ons
Museum van het Zeeuwsch Genootschap van We
tenschappen te Middelburg en het Nederlandsch
Landbouw Museum te Wageningen kunnen wellicht
nog wel een en ander gebruiken.
33W. G. B.
Onder bovenstaanden titel is in de laatst versche
nen mededeelingen van het Centraal Bureau uit het
Nederlandsch Landbouw-comité, een artikel gepu
bliceerd, waarin op duidelijke wijze een hoogst
actueel onderwerp wordt behandeld, dat aandacht
in breeden kring verdient. Het navolgende is aan
bedoeld artikel ontleend.
In den zomer van 1933 was het aan de regeering
duidelijk geworden, dat onze boerenstand ten onder
zou .moeten gaan als hij volkomen onbeschermd de
concurrentie met de voedergranen, die uit andere
landen naar ons land verscheept worden, zou moe
ten opnemen.
De wereldmarkt dezer granen was door aller
hande valuta-manipulaties, invoerverboden, uitvoer-
premies e.d. op zulk een niveau gekomen, dat onze
boeren daartegen onmogelijk konden produceeren.
Onze regeering hechtte te groote waarde aan het
behoud van onzen boerenstand, als één der grond
slagen van ons volksbestaan, om dezen geheel aan
'zijn lot over te laten.
Niet de behoeftige boer zou worden gesteund,
maar het geheele bedrijf als zoodanig. Niet een
groot deel eerst te gronde laten gaan, maar van
meet af aan alle bedrijven gesteund. Men heeft zulks
trachten te bereiken door hetzelfde stelsel, dat ook
in andere landen toepassing vonddoor een stelsel
van invoerheffingen, soms verbonden met nog andere
maatregelen, trachten den boer een bepaalden prijs
(richtprijs) voor zijn püoducten te verzekeren. Het
enkelvoudige stelsel der monopolieheffingen komt
Thierop neer, dat men, uitgaande van den vastge-
stelden binnenlandschen richtprijs voor een bepaald
artikel, het buitenlandsche artikel, dat zooveel lager
wordt aangeboden, eenvoudig met het prijsverschil
als monopolieheffing belast.
Kost dus b.v. buitenlandsche rogge 6,en is
de richtprijs 7,dan moet er 1,heffing op