m. n. Sterfgevallen in Nederland tengevolge van het mond- en klauwzeer. Vank. en week van rund. kalv. 'biggen schapen geit. 7 t/m 13 Aug. '38 20 10 10 1 1 vorig tot. sedert week van 1926 Sept. 1937 3254 4152 3118 262 64 Totaal 3274 4162 3128 253 65 INDRUKKEN UIT DENEMARKEN EN VAN DE LANDBOUWTENTOONSTELLING TE KOPENHAGEN. Verhoudingsgetal voor stal- mestwaarde. 121 Verhoudingsgetal voor stal- Een van de mooiste tenten was die, welke gewijd was aan akkerbouw en plantenteelt. In Denemarken is van 3.1 mill, ha cultuurgrond 2% mill, ha onder den ploeg. Op dit bouwland treft men 'aan: 1.300.000 ha graan; 825.000 ha kunstweiden en klaver en lucerne; 500.000 ha hakvruchten; 36.000 ha voor zaadteelt. Het is duidelijk dat, gelet op het gemiddelde hooge peil van den landbouw, de vraagstukken op het gebied van akkerbouw en plantenteelt in het mid delpunt der belangstelling staan. In de tent voor plantenteelt vonden wij over grond onderzoek, bemesting, plantenziekten, plantenver edeling en opbrengsten, zeer veel mooie en interes sante gegevens. De hoofdaandacht richt zich op de graanteelt, de opbrengsten der kunstweiden, den verbouw van voederbieten en koolrapen en de zaadteelt en -ver edeling. Enkele gegevens uit Deensche proeven betreffende den zuurgraad van den grond en bemesting met stalmest en gier volgen hier onder. De volgende gewassen gaven op kleigrond de hoogste opbrengst bij den aangegeven zuurgraad. Gerst 8 Koolrapen 7.2 Haver 7.5 Voederbieten 7 Rogge 7.3 Roode klaver 6.6 Tarwe 7.3 Aardappelen 6.4 Werking van 40.000 kg stalmest op kleigrond (gebied met veel en weinig regen), in herfst of voor jaar gebruikt. 1 Lichte kleigrond (734 mm regen) op Voederbieten 1 Nov. bemest 83 1 April bemest 100 2 Goede kleigrond 593' mm regen). Voederbieten 1 Nov. bemest 121 1 1 April bemest 100 mestwaarde. B\j' 12 proeven met koolrapen die stalmest kregen, werden als verhoudingsgetallen voor de stalmest- waarden gevonden: 1. Direct onderploegen ÏOO 2. Na 6 dagen onderploegen 84 3. Na 14 dagen onderploegen 74 In Denemarken wordt veel met gier gemest op bouwland. Proeven met 30.000 kg gier (y2 stik stof) op verschillende tijden over het land gebracht, gaven de volgende verhoudingsgetallen voor de gierwerking. Lichte kleigrond- Zware klei Zand Voederbieten Voederbieten Koolrapen Gieren 1 April 100 100 100 winter (dooi) 82 112 72 (vorst) 64 119 57 1 Nov. 34 80 44 Voorts bleek dat het zeer voordeelig was, de gier direct onder den grond te brengen. Ondergebracht met speciaal werktuig 100 cultivator 69 Niet ondergebracht 50 De waarde van 30.000 kg gier uitgedrukt in kg 16 stikstof kunstmest werd voor de verschillende gewassen als volgt vastgesteld': Wortelgewassen 8001000 kg Zomergraan 8001000 kg Wintergraan 500700 kg Gras 500—700 kg In Denemarken hadden in 1907 van alle land bouwers 45 een gierkelder, nu is dat 88 De 'geheele Deensche landbouw gebruikt per jaat voor 178 mill, kronen waarde stalmest en gier en voor 70 mill, kronen kunstmest. Men schenkt er aan goede bewaring en verstandig gebruik van stalmest en gier zeer groote aandacht. 'Over de conserveering van groenvoeder vond ik het volgende. Wanneer men in het gemaaide groen voer 100 voedereenhedlen heeft, houdt men over: bij hooiwinning 77 voedereenheden b(j inkuiling (Finsch) 83 bij kunstmatig drogen 90 De voedereenheden die men tegenover hooiberei- ding wint, kosten: fc>Ö inkuiling 5.2 cent bij kunstmatige droging 14.8 cent Als gemiddelde opbrengst per ha gaf men voor Denemarken, Holland en België de volgende cijfers: Denemarken Holland België Tarwe 2920 2900 2690 Rogge 1750 2300 2530 Gerst 2780 2770 2710 Haver 2660 2050 2630 Aardappelen 16900 19600 22200 Suikerbieten 30600 37300 30100 50.4 kg 46.9 kg 46.2 kg 42.5 kg 37.6 kg 29.3 kg 25.9 kg Van de oppervlakte met graan beteeld, is 28 gerst (367000 ha) en 23 mengkoren van gerst en haver (309000 ha). Gerst- en havercultuur staan in Denemarken op een hoog peil. Op de eilanden waar de betere gronden zijn, is 32.8 Majagerst en 42.1 Keniagerst. In Denemarken wordt per jaar 2.4 mill, hl bier gebrouwen. Daarvoor wordt 42.2 mill, kg gerst gebruikt. Van den Deenschen gerstoogst, die 1010 mill, kg is, wordt ongeveer 4 voor de bierberei- ding gebruikt. Van de 500.000 ha die bezet zijn met wortelgewas sen, bestaan 31 -uit voederbieten, 38 uit kool rapen, 3 uit turnips, 15 uit aardappelen en 11 uit suikerbieten. Van de suikerbieten dient ruim deel voor de veevoeding. Denemarken had de laatste jaren een gemiddelde suikerproductie van 200 mill. kg. Het suikerverbruik per hoofd der bevolking is er vanaf 1900 tot 1936 gestegen van 30.6 tot 51.5 kg. Dit suikerverbruik bedraagt thans (1936/37) per hoofd: Denemarken Engeland U. >S. A. Zwed'en Zwitserland België Holland Onder de voederbieten treden de Barressoorten met 10 tot 13 droge stof op den voorgrond. De verbouw van voedersuikerbieten met 14 tot 16 droge stof is bezig toe te nemen. Dat de opbrengst der gewassen de laatste 50 jaar zoo gestegen is in Denemarken, is behalve aan rationeele grondbemesting en grondverbetering, in hooge mate te danken aan gewassen-veredelmg en het vrijwel algemeene gebruik van gecontroleerd zaaizaad van veredelde en voor bepaalde omstandig heden meest passende gewassen. Vooral op het gebied van granen, voederbieten, koolrapen, grassen en klaver hebben de Deensche veredelaars, daarbij» nog ondersteund door het schitterende werk van het nabije iSvalpv, schitte rende resultaten 'bereikt. Men streeft er naar voor de verschillende omstandigheden van het land1 pas sende variëteiten. Op de tentoonstelling was over de resultaten van dit werk heel wat te zien. Ook de beproeving van nieuwe rassen, de vermeerdering van het elitezaad en de distributie van dit zaad over de groote massa der boeren is zeer goed ver zorgd. Naast proefboerderijen, spelen hierin het vereni gingsleven en de consulenten een groote rol. Het plantenteelt-instituut van den Staat heeft 10 proefbedrijven. Verder zijn er instituten voor zaadcontröle, voor plantenziekten en voor een akker- bouwchemische en bacterologische onderzoekingen. Dit werk van den 'Staat wordt in hooge mate aan gevuld door het werk op dit gebied van organisatie. Zoo hebben de Deensche vereeniging voor zaad voorziening (3315 boeren die 9292 ha met goed gekeurd zaad hebben) en de coöp. verbruiksver- eeniging, die het zaad distribueert en verkoopt, samen 2 proefboerderijen te Roskilde en te ptofte, voor veredeling en beproeving. Verschillende eerste klasse stammen van klaver, gras en wortelgewassen komen van deze bedrijven. Denemarkens jaar- lijksche productie en eigen gebruik van handels zaaizaad is als volgt: Productie Eigen gebruik Klaversoorten 3.340.000 kg 3.500.000 kg Graszaden 15.720.000 kg 4.800.000 kg Wortelgewassen 11.500.000 kg 4.670.000 kg Van enkele klaverzaden is een export van 925.000 kg en een import van 965.000 kg. Van graszaad is een export van 11.000.000 kg en een import van 140.000 kg. Van wortelgewassen is een export van 7.175.000 kg en een import van 450.000 kg (alleen koolrapen) De export van zaaizaad is dus zeer gewichtig. Van de totale zaaizaadproductie wordt 5.6 mill, kg door een vereeniging van boeren geproduceerd. Voorts zijn er 5 provinciale vereenigingen voor plantenteelt opgebouwd uit districtsvereenigingen. Elk van deze districten of enkele samen beschikken over 'een consulent. Met medewerking van dien consulent worden een groot aantal proeven genomen, waarvan de resultaten in provinciale verslagen onder de aandacht der boeren worden gebracht. Op de tentoonstelling was in de tent voor plan tenteelt volop gelegenheid met de typische soorten en haar eigenschappen kennis te maken. Ook de gemiddelde resultaten van een groot aan tal proeven op allerlei gebied waren zeer duidelijk vermeld. Een samenvattend overzicht was voor geringen prijs verkrijgbaar. Hoewel ik op mijn vele reizen in het buitenland* nog nergens een akkerbouw vond, die wat verzor ging en gemiddelde kwaliteit der gewassen betreft, de Zeeuwsche overtreft, neem ik mijn hoed af voor de Deensche prestaties op dit terrein. En als op elk gebied van den Deenschen landbouw, men slaagt er in practisch eiken landbouwer mee te krijgen in het verbeteringswerk. (Wordt vervolgd.) C. ZWAGERMAN. WORMZIEKTE BIJ HET PAARD. Zooals wij de vorige maal reeds mededeelden, komen de wormen vrijwel in iederen paardlendarm voor en ieder paard vertoont dan ook in de bloed vaten van den darm sporen van bun aanwezigheid. Komen ze nu in groot en getale voor, wat natuur lijk veroorzaakt wordt door bet opnemen van groote hoeveelheden larven door het besmette dier, dan worden de veranderingen in de bloedvaten zóó uit gebreid, dat ze ernstige storingen en bezwaren aan het paard gaan bezorgen. Over die ontstekingen van den wand van de blóedivaten toch, moet men niet gering denken. Er ontstaan door de prikkeling van de larven groote woekeringen, die vaak zoo groot zijn als een kinderhoofd, ja in sommige gevallen nog grooter. De pijn van de ontsteking zal bij de dieren meestal koliekaanvallen veroorzaken. Hier komt echter nog 'bij, dat de wormen en hun ontwikkelingsvormen stoffen afscheidten -die de samenstelling van het bloed van het aangetaste dier sterk veranderen, zoodat dit na verloop van tijd aan bloedarmoede gaat lijden, niet meer groeien wil en tenslotte er mager en dor gaat uitzien. De dieren verzwakken sterk en gaan, als er niet heel tijdig ingegrepen wordt, van uitputting dood. Vaak blijkt ook dte zoo sterk aangetaste vaat- wand niet stevig genoeg meer te zijn om aan den bloeddruk weerstand te bieden, en barst deze op een gegeven oogenblik. Hieraan is, vooral als de verscheuring eenigszins belangrijk is, zeer weinig te doen en de dieyen zullen dus langzaam in de buikholte doodbloeden. Ook worden soms kleine stukjes van den ontstoken vaat wand door den bloedstroom meegevoerd, iblijr- ven in de kleine en nauwe vaatjes van den darm vastzitten en kunnen door het verstoppen van die bloedvaten aanleiding geven tot het optreden van buikvliesontsteking, waaraan de dieren onherroepe lijk sterven zullen. Men ziet nu, dat één- en 'tweejarigen het meest van de ziekte te lijden hebben. Waarschijnlijk komt •dit, omdat de sterke groei van de dieren in dien tijd groote eischen aan hun krachten stelt en hun weerstandsvermogen dus achteruit gaat. Het is dus een eerste vereischte onze jonge dieren, juist in dien itijd van groei, goed te voeden en als zij in de weide zijn, hun dan toch goede haver als kracht- voedsel bij te voeren. Houdt men de dieren op stal, zogrt dan dat deze zoo zindelijk mogelijk gehouden wordlt. Vochtige stallen, waar de mest altijd eenigszins begint te broeien, zijn natuurlijk ideale kweekplaatsen voor de larven en daardoor zijn de besmettingskansen er het grootst. Houdt dus uw stallen zoo droog mogelijk door ruimschoots te strooien, of de voch tige plaatsen en den mest zooveel mogelijk te ver wijderen. Zorgt 'er vooral voor, dat het drinkwater niet besmet kan geraken. Is er op de een of andere manier mest in den drinkbak gekomen, reinigt deze dan nauwkeurig. Zorgt er verder voor, dat de dieren hun voedsel ook niet met mest bezoedelen kunnen en voer daarom altijd uit een' ruif of bak en nooit van den grond. Dit zijn allemaal kleinig- hedten die vaak in de haast of uit onachtzaamheid over het hoofd gezien worden, maar welke uit een oogpunt van besmetting een zeer groote rol spelen. Loopen de dieren in het land, zorg dan dat ze de sloot waar ze uit drinken moeten zoo min mogelijk met hun mest verontreinigen kunnen. Hetzelfde geldt voor de drinkbakken in de weide. Is daar mest ingekomen, vooral als er zich onder uw paar den verschijnselen van wormziekte voordoen of voorgedaan hebben, verwijder dan het besmette water en reinig den bak terdege. Men ziet de ziekte ook iwel optreden als die dieren eenigen tijd in lage en vochtige weiden geweest zijn. Dit fhhoeft ons niet te verwonderen, daar de wormen daar zeer gunstige omstandigheden voor hun ont wikkeling zullen aantreffen. Doet dlaarom paarden en vooral veulens nooit in natte weiden en krijgt een weide door langdurigen regenval of anderszins veel drassige plekken, wees dan verstandig en stel uw dieren niet aian extra besmettingskansen bloot, maar stal ze op of doe ze in een hooger gelegen weide. Houdt verder uw dieren en vooral de veulens goed in de gaten en hebt gij er een 'die achter blijft in groei, wat mager is en dor in het haar, wees er dan dadelijk bij en laat het dier onderzoeken. Want door een spoedig ingestelde behandeling valt er nog veel te redden en kunnen de reeds opgenomen larven gedood worden. De aanwezige veranderingen in de bloedvaten zijn natuurlijk niet meer te herstellen, maar door het dooden van de daar verblijf houdende larven, houdt de prikkeling op en zal de geneeskracht van het lichaam de aangerichte schade vaak nog belangrijk kunnen herstellen. Hebt gij dieren die aan de ziekte lijden, houdt die dan afgezonderd van de andere en zorgt er voor, dat de mest ervan niet op het weiland komt. Schrob den stal, het houtwerk en de muren goed af met kokiend sodawater, dit zal de eieren en eventueel aanwezige larven zeker dooden. In de weide besmet, dan kan beproefd worden om deze door het bestrooien met bepaalde zouten, te ontsmetten, doordat de aanwezige wormlarven dan gedood worden. Nadruk verboden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1938 | | pagina 6