Zaterdag 9 Juli 1938. No. 1590. Geachte Lezers. RUBRIEK TUINBOUW Het volgend nummer van ons blad, dat op 't laatst van Julibegin Augustus verschijnt, zal gewijd zijn aan de resultaten van het regionaal 'grondonderzoek. Gaarne zullen wij met eventueele wenschen rekening houden. Red. RECTIFICATIE. In het Mei-nummer (no. 5) van ons blad, is in de advertentie van de N.V. Chemische Fabriek en Handelmaatschappij v/h Jan E. de Boer te 's-Gra- venhage, vertegenwoordiger B. de Jager Mzn te Kapelle, een drukfout geslopen. Er staat Wit-vloeier, hetgeen moet zijn Uitvloeier. Red. DE ZOMERZORGEN VOOR VERJONGDE VRUCHTBOOMEN. We kunnen vefschillende manieren van snoei onderscheiden 1. De vormsnoei. Deze wordt hoofdzakelijk gebezigd bij jonge boomen en dient om er een bepaalden vorm aan te geven. 2. De snoei van het vruohthout. Onmisbaar bij de verschillende leivormen. 3. De vervangsnoei. Deze. hegft plaats bij oudere boomen. De bedoeling is het oude afgedragen hout te vervangen door jongere takken. 4. De verjongingssnoei. Deze wordt toegepast op boomen waar blad- en scheutvorming te wen schen overlaten. Zij is veel ingrijpender dan de vervangsnoei. Bij deze methode worden de zware gesteltakken een eind ingekort. Hoe ver dit moet gebeuren, is moeilijk te zeggen. De mate van inkorting zal voor alle fruitkweekers niet de zelfde zijn. Ieder zal deze voor zich zelf moeten bepalen. Men zorgt er voor, dat de onderste takken volkomen belicht ^vorden en snoeit, om dit te verkrijgen, de bovenste takken gedeeltelijk in. Dikwijls ziet men, dat de onderste takken te veel overschaduwd worden. Het gevolg hiervan is, dat de bladstand minder wordt en het vruchthout langzamerhand afsterft. Het resultaat is meters kale takken, die productief gemaakt kon den worden. Voordeelèn van deze methode zijn: a. De vruchten bevinden zich lager bij den grond; dus minder windschade. b. Geen meters kale tak ken meer, maar alles vrij regelmatig bezet met vruchthout. c. Gemakkelijker te plukken, d. Inten sievere ziektebestrijding. Door deze snoeimethode krijgen we meestal een sterke vegetatieve ontwikkeling; er ontstaan veel scheuten in blad. Dit is een voorname factor. Iedere fruitkweeker weet, dat voor een goede oogst een flinke bladontwikkeling onontbeerlijk is. Men dient echter voorzichtig te zijn, daar het kan gebeuren, dat door deze ingrijpende snoei de boom te veel in de groeirichting gaat en de vruchtbaar heid te wenschen overlaat. Elke fruitkweeker dient te onderzoeken hoever hij met de verschillende variëteiten gaan kan. Door de flinke blad- en scheutontwikkelinig komen we uitsluitend met de wintersnoei niet klaar. Wi,l het geheel goede resultaten afwerpen, dan dient men ook zomersnoei toe te passen. Deze bestaat niet uit terugsnoeien maar enkel in het uit dunnen der overtollige scheuten. Met dit werk kunnen we beginnen de laatste helft van Juni en de eerste helft van Juli. De overtollige scheuten, vooral die van binnen in den boom staan, moeten worden uitgedund. De sterke scheuten, die zich op den rug der takken bevinden, worden voor zoover zij niet kunnen dienen voor vervanghout, geheel weggesnoeid. Insnoeien verdient geen aanbeveling. We krijgen dan meestal splitsing, waardoor het geheeldichter wordt. Men dunt zoodanig, dat voor elke scheut vol doende ruimte aanwezig is om zich te ontwikkelen. Bij een goede belichting zijn de jonge scheuten bij Goudreinetten na 2 a 3 jaar vruchtdragend. Bij andere variëteiten vlugger. Dit hangt heelemaal samen met de vruchtbaarheid der variëteit. Het voordeel van uitdunnen in den zomer is: 1. Betere belichting. Hierdoor zal de vrucht baarheid in groote mate toenemen. Het is meestal een kwestie van belichting of een bladknop uitgroeit tot een bloemknop. Hoe beter de belichting dus zal wezen, hoe vlugger vorming van bloemknoppen. 2. Door den dichten stand van de scheuten zijn deze veel gevoeliger voor verschillende zwammen en insecten, voornamelgk de meeldauw en de schurft, terwijl ze ook gemakkelijk worden aange tast door bloedluis. Vooral dit laatste insect treedt sterk op in de boomen waarin veel jonge scheuten worden gevormd. Men zorge dus, door een tijdige nicotinebespuiting, dit insect onder de knie te houden. Het kan gebeuren, dat door een flinke bloedluisaantasting het jonge schot geheel waarde loos wordt gemaakt, zoodat dit den volgende win ter geheel moet worden weggesnoeid. M. v. W. te W. REUZEN BLOEMKOOL. Het land, waarop de vroege aardappels stoniden, is weer leeg. Wlaarmede zal het beplant worden? Er is ruime keuze. Wortelen, sla, andijvie, bieten, rapen enz. kunnen nog gezaaid, spruit-, satvoye-, boere- en bloemkool nog geplant worden. Maar voor bloemkool is 't nü de tijfd! Dat kan niet meer waohten, omdat bloemkool géén vorst kan verdragen. Hoe moet het land zijn? Wanneer de grond goed bewerkt is vóór de vroege aardappels werden uitgezet, dus gespit of diep ge ploegd, kan met flink e;ggen worden volstaan. Leent alle grond zich ervoor om met stalmest te mesten en te ploegen, dan is dit beter. Bedoeld wordt dan dat de grond voldoende voch tig is om te ploegen. De stalmest wordt in de ploeg- voor gelegd. Niet te diep wordt geploegd! De kool- wortels moeten zoo spoedig mogelijk in de mest zich inwerken, zoodat heete Augustusdagen goéd doorstaan kunnen worden, doordat de koolwortels vocht halen uit de stalmest. Na het ploegen wordt geëgd en, inidien de structuur van den grond zulks toelaat, ook geblokt. Hoe is de plantatfstand Veelal wordt deze te nauw genomen. 75 cm in en op de rij hebben de planten goed noodig. Indien eenigszins mogelijk, zorge men voor goed plaatmateriaal. Op welke manier dit te verkrijgen is? Van begin tot half April zaait men het koolzaad uit in een goed vochtige bak. Daarna het glas, wat direct goed wordt gekalkt, er over. De plantjes zullen spoedig boven den grond staan. Nu het glas er af! En dan vreten de aardvlooien (de springers) alles op! Ja, maar daar kunt ge voor zorgen! Stuif met Derrispoeder 't Ouderwetsche middel, zand met petroleum, schijnt ook afdoende te helpen (naar onze ervaring niet steed®, Red.). IBegin Juli zijn de planten gereed en dan planten we. Ja, maar nooit vóór 5 Juli! Koolkweekers zeggen, dat de oogst dan finaal mislukt. iGebruiken we ook nog wat kunstmest? Ja, veel zelfs! Is het land met stalmest bemest vóór de kool geplant wordt, dan kan natuurlijk met minder wor den volstaan. Gewoonlijk rekent met 750 kilo kalk- ammonsalpeter per ha, wat, naar den aard en toe stand van den grond, wel aan eenige schommeling onderhevig is. (De oogst valt in December. Hebben we een vroege vorst, dan mislukt prac tised alles! En véél mislukt als ge geen goed zaad hebt! Zorg dat dus te bemachtigen! L. J. te K. DE KOOLGALMUG EN DE RADIO. De koolgalmug veroorzaakt de draaihartigheid in de kool. In de echte koolcentra doet zich deze vijand geducht gelden. Vandaar dat reeds gedurende 10-tallen van jaren naar de bestrijding hiervan gezocht is. Echter zonder succes. Steeds was de ontbrekende schakel de gebrekkige kennis van de leefwijze van het insect. De koolgalmug is een uitermate klein diertje (1/42 millimeter lang) en valt daardoor niet op. Toch komt zij in voldoende aantallen voor, in zwer men zelfs, maar zij wordt als zoodanig niet her kend. Iedere koolteler weet, welk een ramp het is, als zijn gewas door deze mug wordt aangetast. •Sedert 1936 is nu in Noord-Holland een onder zoek in gang, waarbij Dr. Leefmans de leiding heeft in samenwerking met den Rijkstuinbouwconsulent daar ter plaatse en met den Plantenziektenkundigen Dienst. Dit onderzoek is tot stand gekomen dank zij financieelen steun der organisaties en het Rijk. Dr. Leefmans is thans zoo ver gevorderd, dat hij, met behulp van plaatselijke waarnemers, weet, wanneer de vlucht van dit vliegje valt, per radio en op andere wijze wordt dit moment aan de kooltelers bekend gemaakt. Is de vlucht afgeloopen dan wordt opnieuw gewaarschuwd. Dit insect kan n.l. met goed succes bestreden worden met 2 pyridine 1V2 zeep. Desge- wenscht kan men ook spuiten met 0.1 nicotine 1% zeep. Pyridine verdient echter aanbeve ling voor bloemkool. Of deze berichten voor Zeeland ook waarde heb ben, is echter nog niet zeker. Eigenlijk zou men daartoe hier over eigen waarnemens moeten be schikken. Toch blijve men op de hoogte van de publicatiën, welke hierover geregeld in de dagbladen verschijnen. Ir. B. BOSMA. ZO MERBEHANDELING VAN OMGEËNTE BOOMEN. Diegene, die dit voorjaar oudere boomen heeft omgeënt, zal, tot het goed slagen van het werk, zijn boomen in den zomer daarop, niet aan hun lot over mogen laten. Daar is allereerst het z.g.n. wilde schot. Daar mede bedoelt men de scheutenmassa, die overal op de takken ontstaat uit slapende oogen. Meestal ontstaat hiervan zoo'n hoeveelheid, en ze hebben zulk een weelderigen bladstand, dat het een dicht „bosch" wordt. Die scheuten zijn zeer nuttig. Immers, ze zijn ontstaan als gevolg van het verbreken van het evenwicht tusschen wortel- en takgestel, en ze zijn dat eerste jaar de bereiders van organisch voedsel. Men kan echter van het goede ook teveel krijgen. Men moet zorgen, dat ze de enten niet in hun groei belemmeren. Speciaal die, welke ontstaan zijn in de omgeving der enten, benemen dezen het licht, en moeten dus verwijderd worden. Ook zal men goed doen, de overige wat uit te dunnen, mits men maar zorgt, dat de takken over hun volle lengte bekleed blijven. Naast het zoo even genoemde nut, voorkomen ze ook nog het ont staan van zonnebrandplekken op de takken. Dit uitdunnen gebeurt in de eerste helft van Juli. Ook de enten zelf moeten onze aandacht hebben. Heeft men geënt op boomen waar nog flink groei in zit, en met een goed groeiende variëteit, 'dan kan men, als de enten goed zijn aangeslagen, scheuten verwachten van meer dan 1 m lengte. (Dit jaar hoort men veel klachten van slecht groeiende enten, tengevolge van het ongunstige voorjaar.) De fruitkweeker ziet natuurlijk graag dien for- schen groei, doch de kans op afwaaien der enten is dan niet gering. Om dit te voorkomen, wordt met succes het nijpen toegepast. Dit bestaat uit het insnoeien der scheuten op ongeveer 40 cm om streeks tegen Juli. Ze vangen dan niet zooveel wind' en men krijgt dezelfden zomer nog volwaardige zijscheuten, zoodat men met het vormen van de kroon practisch een jaar voor is. Hetzelfde doet immers de boomkweeker'met zijn veredelingen? Er is nog iets, waar wij speciaal op moeten let- len: n.l. het optreden van bloedluis. Voor dit insect is een omgeënte boom een eldorado. In het dichte bosch van malsch-groeiende scheuten gevoeld hij zich bijzonder goed thuis. De voorbeelden zijn er, dat overigens goed gelukte enten door de bloedluis radicaal kapot gemaakt zijn. IBij bet optreden van bloedluis zal men dus op een warme dag moeten spuiten met 0.1 a 0.2 nicotine in een 1 •f/c zeepoplossing. A. de J. ATTRACTIE. Weet U wat dat beteekent? Het wil zeggen: aantrekking, aantrekkelijkheid, aantrekkingskracht. Wat een klinkende naam! En weet U wie haar draagt? Een nieuwe sla-variëteit, die sinds eenige jaren haar intrede deed. iSommigen noemen ze ook wel andijviesla, omdat bet buitenblad van deze kropsla-variëteit wel wa>t gelijkt op andijVieblad. Speciaal voor zomersla wordt ze aanbevolen, en zou dus moeten dienen om de bekende variëteiten Zwart Duitsch, Zeeuwsche gele te evenaren of te verdringen. Is ze werkelijk een verbetering van het reeds bestaande Vast staat, dat ze prachtig geel is en een enorme krop kan vormen. Ze schiet ook niet zoo spoedig door. Wel wordt ze sterk aangetast door kanker. Doch niet altijd. Ik geloof, dat een ruime stand voor deze variëteit zeer gewenscht is en daarbij géén kunstmest gebruiken. Kom, wie wil zijn ondervinding met deze sla ook een's mededeelen aan de redactie van ons blad? Ik geloof, dat èn de redactie èn de slazaaiende lezers dit op prijs zouden stellen. J. te K.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1938 | | pagina 9