NOORD-BRABANTSCHE M" VAN LANDBOUW SCHAPENHOUDERIJ. HET TEXELSCH SCHAPENSTAMBOEK VOOR NOORD-BRABANT. VERSLAG VAN DEN ONTWIKKELINGSDAG der Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw, 'gehouden op Donderdag 2 Juni 1938, te Zevenbergen. Deze tweede ontwikkelingsdag mocht zich in een goede belangstelling verheugen. De voorzitter der Maatschappij, de heer P. M. Sneep, opende de bijeenkomst met een kort wel komstwoord aan alle aanwezigen, speciaal tot de sprekers en tot den Burgemeester van Zevenbergen, die door zijn aanwezigheid van zijn belangstelling blijk gaf. Vervolgens hield Ir. P. A. van den Ban zijn inlei ding over het onderwerp „MotortreCkikers op rups banden en de bijlbeboorende werktuigen". Bij de bespreking van deze trekkers' voor de ge wone kleJibedrijven wordt alleen gelet op de daar in aanmerking komende typen, dus met motoren van ongeveer 30 pk, de groote dieseltrekkers blijven dus buiten beschouwing. Van de bedoelde trekkers kan men zeggen, dat ze in staat zijn al het zware land werk te doen,, zoowel in het voorjaar, in den zomer, als in den herfst. Voor de paarden moet dan in het algemeen het rijwerk overblijven, wat in vergelijking met vroeger dikwijls minder geworden is, door het aanschaffen van goede luchtibandenwagens. Bij vergelijking van een bedrijf, dat geëxploiteerd wordt uitsluitend met paarden en een overeenkom stig bedrijf, waarin een rupsfoandentrekker aan wezig is, vindt men de Volgende verschillen. 1. In het t rekke rib e drijf zijn minder paarden. 2. In dit bedrijf wordt minder loon uitgegeven, omdat een man met dien trekker al het landwerk snel kan doen. 3. In dit bedrijf kan het landwerk onder gunstige weersomstandigheden plaats hebben. De trekker met toebehooren kost rond ƒ5500. Rekent men hiervan 15 voor rente en aflossing, dan is alles Ijjnnen 8 jaar afgelost en dan vraagt dit per jaar izoowat evenveel als de kosten van 4 paarden. Daarnaast vraagt, de trekker per uur gebruik aan onderhoud en brandstof zoawat 80 cent. Men kan ook zeggen, dat de trekker met toebehoo- rende werktuigen en bestuurder alles te zamen zoowat 2 gulden per uur vragen. Alles te zamen komt het op gewone boerderijen vaak daarop neer, dat de trekker weinig voordeel oplevert, als er slechts vier paarden minder door gehouden kunnen worden, het voordeel komt, zoodra het mogelijk is het aantal paarden sterker te ver minderen. Dit is in vele bedrijven het geval. Wat de keuize van het merk betreft, is men natuurlyk veilig uit met een bekend merk, waar hiier veel ervaring mee is. Ook kan men dan behoorlijk op de levering van onderdeelen vertrou wen. Hiermee wordt niet gezegd, dat nieuwe mer ken minder goed zijn. Verder zal men op boerde rijen aan een hoog trekpunt laten trekken, b.v. bieten en aardappelwagens in den herfst en eggen in het voorjaar. Opdat de gronddruk dan niet te groot wordt, moet men een trekker hebben met een gunstige ligging van het zwaartepunt. Op de demonstratie in de Haarlemmermeer bleek wel, dat de Caterpillar het gunstigst was, terwijl de Cletrac daartegenover zeer ongunstig afstak. Deze zaak is ook van belang voor de ligging van den trekker op de draagrollen. Een andere zaak, waarop gelet mag worden, is de zuigerverplaatsing, het toerental en het motor vermogen bij gebruik van petroleum. Het schijnt mij toe, dat dit laatste wel eens hooger opgegeven wordt dan voor voortdurend gebruik toelaatbaar is. Een hoog toerental is voor het opnemen van een zwaren last geen voordeel. Een goede uitrusting van een trekker is wel op banden van 40 cm breedte zonder houten blokken. Bij de opgegeven verschillen tusscben de stuur inrichtingen moet men er in de eerste plaats aan denken, dat trekken in de bocht zelden van eenig belang is en verder, dat het opgegeven voordeel alleen voorkomt bij een bocht van ongeveer 8 meter straal. Verschillen in de stuurinrichtingen komen er alleen uit voor een ploeg onder zware belasting op moeilijk terrein (grond met plassen). In dat geval kan men met de bekende koppelingen van het type van Caterpillar, Allis Chalmers en Mc Cor- mick het beste recht ploegen en de grootste kracht ontwikkelen. Bij de normaal voorkomende omstan digheden van niet volbelasten trekker zijn beide typen stuurinrichtingen goed bruikbaar. De gebruikelijke trekkers zijn de petroleumtrek- kers. Nu wordt op het oogenblik aangeboden in hetzelfde vermogen een kleine Caterpillar diesel. Bij de tegenwoordige olieprijzen is het betalen van den meerprijs gerechtvaardigd op de grootere bedrij ven en op de middelgroote, als er bovendien mee gedorschen wordt. Het voordeel is het geringere oldeverbruik, de lagere prijs van de dieselolie en het gemakkelijk aanslaan van den trekker met een kleinen benzinemotor. Achter een trekker koopt men een ploeg. Zoo veel mogelijk wil men met een ploeg alle werk doen, stoppelen, zaaivoor en wintervoor ploegen. Dit kan met een paar fabrikaten zeer goed. Voor het stop pelen gebruikt men wel een speciaal stoppelMohaam, b.v. veel in gebruik bij Sack-ploegen of men stelt den gewonen ploeg ondiep af, b.v. bij Ransomes-ploegen veel in gebruik. Dit laatste gaat vooral goed als de ploeg niet voor grooter diepgang dan 30 cm gebouwd is. Verder gebruikt men veelal ploegen, diie als vierschaar, drieschaar en tweesdhaar gebruikt kunnen worden. De voorbreedte loopt uiteen van 28 tot 35 cm en is bij enkele ploegen te verstellen. Als men hiervan gebruik maakt, is steeds mood ploegwerk te maken. Verder zijn er een aantal ploegen, waaraan goed ondergrond- woelers gemonteerd kunnen worden. De meest gebruikte ploeg daarvan is wel de Sack. Tot zoover heb ik bedoeld den gewonen rondgaanden ploeg, die eenvoudig en voor allerlei doeleinden goed is. Dit ploegtype is bij verscheidene fabrieken te koop, hoewel er hier te lande een paar de groote leveran ciers zijn. Allerlei merken hebben wel eens wat voor- en nadeelen. Velen willen een wentelploeg en hiervan zijn op het oogenblik nog de gangbare merken Melotte en Sack. Deze ploegen zijn een en tweescharig en op de meeste boerderijen lijken mij achter een rups bandentrekker de rondgaande ploegen doelmatiger. Bij de wenteüploegen zal men de stoppelbewerking als regel zooveel mogelijk met een schijvenegge doen. Bij alle ploegen moet de eisch gesteld wor den, dat ze recht achter den trekker loopen en dat ze de besturing niet ongunstig beïnvloeden. De schijvenegge kan men in den zomer gebruiken, zoolang men het land er niet te fijn mee maakt. Vele landbouwers gebruiken het werktuig te vaak en hebben in September te fijn land, dat bij regen te papperig wordt. Verder is de schijvenegge te gebruiken op zwaren grond voor het zaaden van tarwe. Ook is het een goed werktuig bij de voorjaars bewerking op de lichtere klei. Men moet den eisch stellen, dat de egge overal even diep werkt en het land vlak achter laat. Hier aan voldoen goede soliede merken. Verder is het goed. uit te gaan van groote schijven, omdat ze van zelf kleiner worden. Een schijf van 50 cm is zeer goed. Bij enkele typen worden schijven van 55 cm aangeboden. Deze schijven loopen langzamer en bovendien is hiervan de tusschenruimte vrij groot, zoodat men minder verkruimeling verkrijgt. Op een boerderij koopt men hoogstens één schij venegge en daarom moet men er een nemen, die onder alile omstandigheden behoorlijk werk maakt. Achter de rupsbandentrekkers is zeer bekend en goed de Ransomes Baron. Een cultivator wordt ook dikwijls gekocht voor de stoppelbewerking. Ook in het voorjaar is deze vaalk te gebruiken. Een trekkercultiivator moet sterk zijn, veerende tanden wórden dikwijls slap en daarom- bevalt aan velen de sterke cultivator met rechte vaste tanden, die door verscheidene fabrie ken gemaakt wordt, goed. Men kan de tanden monteeren met smalle of breéde messen. In het culti/vatortype heeft men ook grondwoelers, die dus in den zomer gebruikt worden om den drogen ondergrond op te breken. Dit zal wellicht beter voldoen dan woelen achter den ploeg in den laten herfst en natten ondergrond. Als egge voor de voorjaarsbewerking is achter de rupsbandentrekker op het oogenblik de scharnie rende Sack-egge in licht en zwaar type nog het beste. Uit het vorenstaande moge in het kort gebleken zijn, waarop men bij de aanschaffing van trekker en werktuigen behoort te letten. Het is van meer belang het beste werktuig te koopen dan het goed koopste, terwijl een deskundige goede leverancier ook van groot nut kan zijn. Na deze inleiding worden enkele vragen gesteld, welke door den heer Van den Ban op duidelijke wijze worden beantwoord. Daarbij komt vooral naar voren, dat men de aanschaffing van een trekker niet moet laten afhangen van de grootte van het bedrijf, doch van het aantal paarden, dat men door het gebruik van den trekker op rupsband, zal kunnen aanschaffen. Na deze interessante inleiding volgt de inleiding van den heer Ir. Steenbergen over Bedrijfsvoor lichting". Spreker memoreert, dat het ongeveer 2% jaar geleden is, dat door Ir. Heijmeijer op een algemeene vergadering der Maatschappij dit onderwerp even eens is behandeld. Toen was alles nog toekomst muziek, terwijl thans op enkele jaren werken kan worden teruggezien. Spreker geeft dan een overzicht van de uitbrei ding van den Landbouwvoorlichtingsdienst. Begon nen werd na de crisis van de 80-er jaren met het geven van landbouwonderwijs, landbouwvoorlichting en met de instelling van proefstations. De eerste z.g. landlbouwleeraren overzagen het geheele bedrijf. In den loop der jaren is echter de landbouwweten schap zoodanig uitgebreid, dat ook de voorlichting gespecialiseerd is. Zoo hebben we thans landlbouw- consulenten, veeteeltconsulenten, zuivelconsulenten, tuinbouwconsulenten, plurmveeteeltconsulenten, cul tuur consulenten, enz. Onlangs is nog benoemd een vlasconsulent, waardoor in de taak van de land- bouwconsulenten weer een specialiseering is toe gepast. Spreker ziet de zaak zoo, dat in de toekomst die specialisatie nog verder door zal gaan. De land bouwwetenschap wordt ook zoo veelomvattend, dat het niet doenlijk is, dat één persoon het geheele gebied kan overzien. Door de specialisatie van het consulentencorps kan al het nieuwe nu direct aan de practijk worden getoetst. Het nadeel van die ver doorgevoerde versnippering van het gebied der voorlichting is, dat de gespecialiseerde consulenten niet zoo gemakkelijk meer contact kunnen houden met de practijk. Vroeger kon de landbouwvoorlichting zich spe ciaal toeleggen op het op rujme schaal onder de menschen brengen van de grondbegrippen van de landbouwwetenschap. Thans is het zoo, dat er vra gen uit de practijk komen, waarvoor direct plaatse lijk contact ten zeerste noodig is. Zoodoende is het zwaartepunt van de voorlichting thans verlegd naar de bedrijven zelf en komt men noodzakelijkerwijze tot de bedrijfsvoorlichting. Het spreekt vanzelf, dat de consulent niet in staat is, met de practijk voldoende contact te hou den. Daarvoor is noodig het instituut der assisten ten. West-Brabant heeft er thans 14. Deze assis tenten vormen den schakel tusschen de consulenten en de practijk. Zoodoende kunnen zij zeer veel nut tig werik verrichten. En er is voor hen zeer veel werk te verrichten, want nog veel vragen wachten op een goede behandeling. Onderwerpen, welke in de naaste toekomst de aandacht zullen vragen, zijn b.v. drainage, grondonderzoek, rassenkeuze, groen- voederbouw, inkuilen van groenvoer, de invloed van kuilvoer op de zuivelproducten enz. enz. Naast de technische omstandigheden, moeten thans bij de voorlichting ook de economische om standigheden, de speciale inrichting van de bedrij ven, in aanmerking worden genomen. Die zijn voor •vele bedrijven totaal verschillend. Zoodoende is het zeer moeilijk, om een goede voorlichting te geven en is direct contact met de practijk broodnoodig. Hulpmiddelen bij de voorlichting zijn bw. de tijd- schrijverij, waarvan zeer zeker gunstige resultaten mogen worden verwacht, terwijl ook het voeren van een zeer uitgebreide boekhouding op een aantal be drijven van groot nut kan zijn, om een inzicht te krijgen in de mogelijkheden van het bedrijf. 'Het zal n.l. hierdoor mogelijk blijken, in de toe komst de arbeid op de bedrijven zoo nuttig moge lijk aan te wenden, de cultuurmaatregelen goed en zoo goedkoop mogelijk uit te voeren, kortom het zal mogelijk worden op de productiekosten der bedrij ven nog heel wat te besparen. Gezien de omstandigheden, waarin de bedrijven verkeeren, moet snel worden gewerkt. De regeering doet haar deel door het aanstellen van specialisten en assistenten. Laten ook de practische boeren mee werken aan de verbetering, door zooveel mogelijk samen te werken met den voorlichtingsdienst. Als itder krachtdadig meewerkt, zal nog heel wat kun nen worden bereikt. Na de inleiding werden verscheidene vragen ge steld, waaruit wel bleek, dat het onderwerp de be langstelling van alle aanwezigen had. Ir. Steenber gen beantwoordde de vragen op de hem eigen, dui delijke en vlotte wijtze. Na de pauze hield de heer Van Houten, rijksland- bouwarchiteet, zijn inleiding over „Bouw en inrich ting van Boerderijen". Spr. begon met het geven van een historisch overzicht, waarbij hij de ver schillende gewestelijke typen, welke in den loop der eeuwen zijn ontstaan, de revue Het passeeren. Onderscheiden kunnen worden het Friesche type, het Halle-type, het Langgevel-type en het Romein- sche type. De meeste oudere boerderijen zijn van een van die types afgeleid. Bij het bouwen van nieuwe boerderijen moet zoo veel mogelijk worden aangepast aan de oude typen, niet, omdat men conservatief moet zijn, doch omdat die typen zich hebben aangepast aan de omstandig heden. Men behoeft niet alles zoo maar klakkeloos volgens een type na te bouwen. Natuurlijk is heel wat variatie mogelijk. Er dient voor gezorgd te worden, dat de boerderij zijn zakelijk en rustig karakter behoudt, zij moet passen in het landschap en zij moet worden aange past aan de eischen# welke voor een goede bedrijfs voering kunnen worden gesteld. Duurzaam mate riaal moet worden gebezigd. Spr. gaf vervolgens een overzicht van de voor waarden, waaraan bij bouw van boerderijen moet worden voldaan, stond stil bij de hoofdconstructies, de inrichting van stallen en gierkelders, van woon huis, enz. De interessante inleiding werd daarna nog toege licht met een flinke serie lichtbeelden. Tot slot dankte de heer Korteweg, voorzitter der af deeling Zevenbergen, voor het organiseeren van dezen middag in zijn afdeeling, terwijl de heer Sneep met een dankwoord aan sprekers en aanwezigen de bijeenkomst heeft gesloten. Het doel der wolkeuringen is selectie van het stam boekmateriaal naar hoeveelheid en kwaliteit van de wol. Hiernaar wordt ook de uitbetaling door de Nederlandsche Wolfederatie geregeld. De uitslagen eer wolkeuring worden in onze fokboeken verwerkt, in den geest als de productiegegevens bij rundvee. Kosten brengt het lidmaatschap der Wolfederatie niet mee. Hoewel de federatie buiten ons stamboek staat en wij er alleen mee samenwerken, raden wij toch aan er lid van te worden, om bovengenoemde redenen, al zal de uitbetaling vlotter dienen te ge schieden. (Secr. afd. N.-Brab. Nederl. Wolfederatie: C. G. de Jong, Kruisstraat D. 11 te Almkerk, Noord- Brabant).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1938 | | pagina 3