een aparte proefneming waard zijn. De grootste waarde schrijf dik toe aan de toespuitinig na den pluk, daar zich de ziekte dan toet meeste openbaart op het nieuw uitschietend blad en de uitlooipers. Men dient dan echter een grondige bespuiting toe te passen, dtoor met zorg tusscben de bladeren te sproeien, daar dan tveel jong blad onder de oude bladeren verscholen zit, en vooral dit nieuwe blad moet worden geraakt. Ik meen zelfs het tweemaal spuiten te moeten aanbevelen, lb/v'. na 3 of 4 weken herhalen. Dat voor mij als proefnemer de waarde vaststaat van Bord. Pap-bespuiting, meen ük echter vnl. aan te kunnen toonen, doordat de proef ven '36 en '37, op genoemd perceel Juounda in '37 is uitgebreid met een viertal nieuwe bedden, waarvan 3 per ceeltjes elk van 2 itot 4 roe, tweemaal toespoten en één perceel van 6 roe niet bespoten; de behandelde perceeltjes waren Juounda, D. Evern en Laxton Noble, het niet gespoten bed Mad. Lefèbre, alle vier geplant Maart 1937, dus nog niet gedragen bedden, welke torj de tweede 'bespuiting evenwel ongeveer waren volgeloopen met uitlooipers.. "Hier nu was het resultaat prachtig, dk behield een prima gezond gewas van alle drie de bespoten per ceeltjes, er kwamen slechts sporadisch bladvlekken voor. Het perceel Mad. Lefèbre, dat niet toespoten was, vertoonde vooral na de vastlegging der uitloopers een veel minderen stand, de toladvlekikenziekte trad hier funest op, zoodat dit perceel veel spoediger zal versleten zijn. Oolk hier was overbemesting toe gediend, dus lag hierin geen fout. De conclusie ligt hier nu voor de hand', de bespuiting moet geschieden vanaf het plantjaar, als men zijn aardbeibedden, zoo al niet vrij wil houden, dan toch zéker het ziekteproces er mee tegengaan. Een aansluitende eisch zal zijn gezond plant- mat eriaal te gebruiken, dus niet steeds verder telen van dezelfde variëteit van eigen grond, maar nieuw plantgoed, men zal dan, van de Bordeauxsche pap bespuiting het meeste succes hebben. •Het resultaat van een bespuiting zal, naar ik meen te moeten opmerken, niet aan de verwachting beantwoorden, als men sterk aangetaste of oudere perceelen behandeld, al zal men misschien ook wel verschil bemerken in beteren stand. De grootste waarde zal uiteindelijk hierin gelegen zijn, dat men zijn aardbeien langer zal 'kunnen laten liggen. De eerste twee jaren zijn als regel, wat kilo- opbrengst 'betreft, de beste, terwijl juist de volgende jaren, vooral met Jueunda's, de pluk hard achteruit gaat, ook door toladvlekikenziekte op oudere bedden. Door een geregeld toegepaste besproeiing vanaf de planting, zal men m.i. bereiken, dat men de bedden of rijen langer zal kunnen behouden en zal vooral het 3e of 4e plukjaar de 'beste resultaten te zien geven door een blijvend hoogere opbrengst, zoodat langer laten liggen der bedden zal verantwoord kunnen zijn. Ik meen -dit rapport ten slotte samen te kunnen vatten in deze conclusies I. Bespuiting met Bordeauxsche pap 1 op aardbeien is aan te bevelen tegen bladvlekkenziekte; deze bespuiting te doen één keer voor den bloei en één keer na den pluk, de bespuiting na den pluk heeft de grootste waarde, deze moet grondig gebeu ren, men kan ook na hoogstens een maand de toespuitinig herhalen. II. De bespuiting is niet afdoende tegen genoemde ziekte, d.w.z. men kan zijn gewas niet practisch vrij houden van bladvlekkenziekte, maar wel bereikt men er een gezonder gewas door, dat dientengevolge langer constant in opbrengst zal blijven. UI. De meeste rentabiliteit van de uitgaaf aan bestrijdingsmiddel en arbeid bereikt men door de jonge perceelen direct te behandelen, dus niet trachten zieke perceelen te redden, dit loopt op teleurstelling uit. Met gezond plantgoed en voort gezette bespuiting zal men zich voordeel doen. IV. De kosten zijn niet hoog, deze bedragen 1 cent per roe per keer, tenslotte meen ik er op te moeten wijzen ibij mooi zonnig weer te spuiten, de vloeistof droogt dan goed aan, terwijl een uit- vloeier toegevoegd een betere kleefkracht en ver deeling over het blad geeft. A. BOMMELJÉ. HET UITPLANTEN VAN BOONEN. Voor den tuinder komt het er steeds op aan, om vroeg te zijn. De eerste producten brengen meestal de hoogste prijzen op. De vollegronds teler is echter aan de natuur gehouden. Indien hij ver standig is, dan zal hij op het weer en op de gesteldheid van den bodem letten en zich niet door zijn gevoel laten leiden, want de innerlijke drang om toch maar vroeg te zijn, kan in vele gevallen juist een tegenovergesteld resultaat hebben. Om de cultuur van de stamboonen, d.wz. snij- en spercie- of princesseboonen, te vervroegen, kan men de zaden laten voorkiemen onder glas. Hierdoor bereikt men ten eerste, dat de groeitijd in den vollegrond spoediger kan aanvangen en ten tweede, dat de vruchtbaarheid spoediger intreedt, dus vroe ger opbrengst. Daartegenover staat meer arbeid en kleiner opbrengst; want de planten blijven belangrijk kleiner. Wie dus boonen uitplant, moet den onderlingen afstand kleiner nemen, als bij het direct ter plaatse uitzaaien. Doorgaans worden in Zeeland de boonen te nauw gezet, dus zal, indien dezelfde afstand wordt genomen als bij zaaien, de opbrengst niet minder zijn. Op enkele punten, welke bij het voorkiemen van belang zijn, willen wij even wijzén. Laat de boonen in zand kiemen, dan krijgen ze mooie blanke wortels en kunnen gemakkelijk zonder wortelverlies worden opgenomen. Laat de boonen zoo kort mogelijk bij het glas kiemen, want ze mogen niet lang en slap zijn. Plant de boonen na het spreiden der zaadlobben, zoo vlug mogelijk uit, telkens twee bij elkaar. Zorg dat de grond goed fijn is en plant met de hand, dus niet maar vlug een trap geven. Neem niet teveel plantjes tegelijk op uit de kiem- bakken en dek de opgenomen plantjes zooveel moge lijk af, om het verdrogen der teere worteltjes te voorkomen. Dit zijn cultuurzorgen, die geen uitgaaf vorderen, doch die van het grootste belang zijn voor het wel slagen eener werkelijk vroege teelt. Het bezwaar, dat de boonen, die geplant worden minder zwaargroeien, is té ondervangen door ze op te kweeken in aarden perspotten. Dit eischt echter meer zorg en een grooter oppervlakte glas. Wij zagen bij een tuinder een zeer eenvoudige met behulp van een smid gemaakte pottenpers bestaande uit een paar ijzeren buisjes, wat blik en een handrem van een fiets. Deze eenvoudige, doch zeer practische en doelmatige pottenpers kost slechts vier gulden vijftig cent. Voor een teler die wil, is -er ook dezen crisistijd nog wel eens een extraatje te verdienen. Het kost echter moeite en nauwkeurigheid, wat betreft het toepassen der cultuurzorgen. Red. BESTRIJDINGSMIDDELEN GROENTETEELT. Wij ontvingen naar aanleiding van het artikeltje in het vorig nummer van ons blad, over het weg vallen van sla, een schrijven waarin werd mede gedeeld, dat hiertegen met succes een middel is aangewend genaamd „Brassicol". Dit is een poeder, dat in den bak wordt verstoven of wel rond de sla planten wordt gestrooid. Wij zullen in samenwerking met <^n Rijks-Voor lichtingsdienst gaarne een proef met dit middel nemen. Verder werden wij nog in kennis gesteld, met de uitvinding in Noorwegen van een nieuwe koolkraag, waarin naphtaline is verwerkt. Deze koolkraag, die uit twee halve ringen bestaat, zou volgens den importeur, voor 100 zekerheid geven tegen de koolvlieg. Het is ons echter niet bekend of in ons land proeven genomen zijn die dit bevestigen. Red. AARDVLOOIEN IN KOOLPLANTEN. Met het droge, schrale weer der laatste dagen, is de kans op beschadiging der koolplanten door aard- vlooien groot. Met weinig kosten kan men deze kwaal echter afdoende bestrijden. Wacht niet tot van de jonge plantjes de blaadjes bijna geheel zijn geskeletteerd. Spuit met 0.1 nicotine oplossing, dit is 1 ons nicotine en 1 kg zeep op 100 1 water. Ook kan men spuiten met 1 ons Parijsch groen op 100 1 water. Dit laatste middel is echter een zwaar maaggif, dus men zij daarmede uiterst voor zichtig. Herhaal de bespuiting een paar maal. W. te G. TUINBOUWVEREENIGING OP THOLEN. Te Tholen werd op 6 April een tuinbouwvereeni- ging opgericht. Staande de vergadering gaven zich 25 personen als lid op. Met algemeene stemmen werd besloten zich aan te sluiten bij de Afdeeling Tuinbouw van de Z. L. M. DE AARDBEI IN HET VOORJAAR. Onder de cultuurgewassen van den tuinbouw neemt de aardbeiteelt in Zeeland, met een productie van circa 1 millioen kg per jaar, nog een belang rijke plaats in. Wel erkennen wij, dat door bepaalde omstandig heden als lagen prijs enz., de teelt van aardbeien sterk is verminderd en weer teruggedrongen is tot bepaalde gebieden, veelal dicht bij een veiling gelegen, welke zijn ingesteld op massa ontvangst en verkoop. Het weer terugtrekken dezer teelt tot de andere centra's is echter niet in ieder opzicht een voordeel. Immers, het is een bekend verschijnsel, hoe ouder de teelt wordt in bepaalde centra van zeker gewas, des te meer treden de moeilijkheden aan de teelt verbonden, naar voren (moeheid van den grond enz.). Ik doel vanzelf hier in dit blad op de bezwaren van cultuur-technischen aard, o.a. de verschillende ziekten en kwalen van bodem en plant. In jaren toen de prijs der aardbeien hoog was, hoorde men weinig van aardbeienziekten. Immers wat gaf toen een enkele zieke pol in onze velden. Het overige gedeelte zorgde nog wel voor een aardig beschot en de goede prijs deed de rest. Het zijn de jaren van diepen neergang geweest, die ons leerden, dat thans meer dan ooit noodig was, uit te gaan van gezonden bodem en plantmateriaal opdat èn kilo-opbrengst èn kwaliteit ons zoo moge lijk in staat stelden tegen de lagere prijzen te kun nen produceeren, of hopelijk het voorbije rendement weer te benaderen. Verschillende nieuwe aardbeivelden worden dit voorjaar aangelegd. Het leek de redactie van ons blad nuttig, eenige yoorjaarsoultuurzorgen, welke thans urgent zijn, kort in een inleiding te verwerken. Een bekend spreekwoord zegt: „Een goed begin is het halve werk!" Natuurlijk geldt dit niet alleen bij het schrijven van een artikeltje voor ons Tuinbouwblad. Neen zeker in sterker mate doet zich zulks gelden bij den aanleg van een aardbei veld. De cultuur is in het algemeen niet gediend van een plotselinge groote belangstelling voor deze teelt. Het meerderjarig karakter dezer teelt eischt vanaf het begin oordeelkundig inzicht, wat betreft grond, waarop men plant en tevens welk plantmateriaal men kiest. In Zeeland worden de aardbeien in verschillende polders met zeer uiteenloopende grondsoort geteeld. Ze komen voor op zwaren kleigrond, welke zich minder goed voor deze teelt leent, maar ook en wel v.n.l. op den lichteren grond, den z.g.n. zavelgrond. De laatstgenoemde grondsoort is voor deze teelt om verschillende oorzaken beter geschikt. Deze zavelgrond heeft immers veelal voiaoenae watercapaciteit. Dat wil o.a. dit zeggen, dat bij oordeelkundige toodembeweriking het voorradige bodemvocht, op regelmatig tempo opstijgt, en wel zoodanig, idat waterverbruik en watertoevoer uit den bodem, ook nog in langdurige droogteperioden zooals ook dit voorjaar zooveel en zoolang moge lijk in evenwicht worden gehouden. In onze klei gronden, welke zooals bekend is, zijn gevormd uit veel fijne deeltjes, zijn de capilairen zeer nauw. Wel stijgt in deze nauwe buisjes het bodemwater hoog op, doch de toevoer door deze kleine buisjes is in droge en waifhe perioden, wel eens minder dan het verbruik (door verdamping, blad-, bloem- en vruchtvorming enz.). Een dergelijke toestand is voor het te dezen aan zien zeer kwetsbare gewas vanzelf funest. zei De practicus weet wel uit ervaring, dat gronden, welke nooit last van droogte hebben, zonder te nat te zijn, in den regel geschikt zijn voor aardbeien cultuur. Nooit last van droogte hebben, demonstreert zich ook wel eens duidelijk in veel vuil op het land. Deze waardemeter gelieve echter zoo weinig mogelijk zichtbaar te zijn. Het plantmateriaal. Door verschillende omstandigheden was tot voor korte jaren bij den doorsnee tuinder, weinig of geen aandacht geschonken aan de verschillende degene- ratieziekten enz. van dit gewas. Emelten, en de schade daarvan, ja die kon men nog eens zien, maar dat rare blad met die stippels of paar roode randjes! !Het is een feit, dat velen onzer wel veeleischend zijn en terecht ten opzichte van bijv. de poot- aardappels, welke men aanfsdhaft. Wetenschap en practijk hebben hem de noodzakelijkheid hiervan wel bijgebracht. Edoch op aardbeigebied zijn we( tot heden minder ver gevorderd. Echter door eenige sprekende voorbeelden van gedeeltelijke mislukking der teelt, is men van lieverlede ook aandacht aan de selectie van aardtoèiplanten gaan schenken. Aardbeienselectie is echter geen eenvoudige zaak. De meeste aardbeienvelden droegen reeds te zeer de verschillende van ander op ander overgaande afwij- kende*kenmerken. Het werken en streven van degenen, die zich ernstig met deze aangelegenheid belasten, verdient ons aller belangstelling. Het lijkt mijns inziens slechts langs den weg van voortdurende selectie mogelijk een gezond bestand terug te krijgen. Een ernstig onderzoek via proefvelden, ware even eens gewenscht, of de afwijkingen die vooral de bladeren vertoonen, uitsluitend degeneratie ken merken, dan wel gebreksziekten zijn, welke waar schijnlijk noodzakelijk zijn voor normale ontwikke ling der planten. Ik doel hier op ziekten, welke kunnen ontstaan bij gebrek aan bepaalde stoffen (Borium, Jodium, Mangaan). Als van zeer deskundige zijde (Prof. W. Hudig en Dr. J. J. Lehr in Landbouwkundig tijdschrift) geschreven wordt: „Sedert de invoering der synthetische meststof fen doken bijna onmiddellijk gebrekziekten, die men tot dusver niet kende, op. (Daardoor is juist zoo noodig geweest de studie van de werking der sporenelementen, dus van de sporadisch voorkomende stoffen, die beteekenis hebben voor een gezonden groei der gewassen, die in de laatste 10 jaar ter band genomen werd in ver schillende landen. Schr.) Bovengenoemde schrijvers komen door uitslagen van genoemde proeven, blijkens hunne mededeeling, tot een conclusie, welke m. i. z. wellicht ook voor de aardbei van belang kan zijn, n.m.l. deze, dat bij gebrek aan zekere stof (Borium) het planten- materiaal grootendeels ziek wordt en beperking van het productievermogen plaats vindt. Tot zoover deze schrijvers. Met belangstelling volgen wij verdere proef nemingen en publicaties dienaangaande. Een voornaam onderdeel dezer teelt is in het voorjaar de verzorging van de pas geplante, laat ons aannemen, geselecteerde planten. Het planten geschiedt in Zeeland bij voorkeur in de maanden Maart-April.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1938 | | pagina 10