Zaterdag 19 Februari 1938.
No. 1570.
HET OMENTEN VAN VRUOHTBOOMEN.
ONZE PRIJSVRAAG.
Enkele deelnemers zonden hun werk ons reeds toe.
Wij herinneren er aan, dat vóór 1 Maart alle oplos
singen in ons bezit moeten zijn.
Op verzoek zenden wij gaarne nog schema's voor
te behandelen onderwerpen, genoemd in nummer 14
van ons blad.
Het doet ons genoegen, dat ook verschillende
ouderen zich de moeite hebben getroost, hun mee
ning en ervaring op papier te zetten. Red.
ONZEN HARTELIJKEN DANK,
aan hen die ons één of meerdere nieuwe abormé's
hebben opgegeven.
Niet alleen in Zeeland, doch in alle provincies van
ons land, wordt de lezerskring van het Zeeuwsch
Tuinbouwblad steeds grooter.
Wilt U ook mee helpen? Beveelt ons blad dan
aan bij Uw kennissen. Red.
BETALING ABONNEMENTSGELD.
Daar vele van de niet bij de Afd. Tuinbouw der
Z. L. M. aangesloten vereenigingen ons de leden
lijsten niet hebben toegezonden, waren wij genood
zaakt het abonnementsgeld zelf te incasseeren bij
hun leden. De incassokosten hadden bespaart kun
nen worden. (Zie nummer 14 van ons blad.)
'Zij, die het abonnementsgeld nog niet hebben
betaald, of die zich pas op ons blad hébben geabon
neerd, worden verzocht het abonnementsgeld, zijnde
0,75, te willen storten op postrekening No. 109365
ten name van Ir. J. D. Dorst te Goes. Red.
BESCHERMING DER HUID BIJ HET SPUITEN.
Van een onzer abonné's. den heer R. te G., ont
vingen wij, naar aanleiding van het stukje over
bovenstaand onderwerp in het vorig nummer van
ons blad, de mededeeling, dat hy afdoende resultaat
bereikte met Caloderma Gelei. Dit is een soort zalf
die ir> tuben verkrijgbaar is bij de meeste drogisten.
Volgens den heer R. moet het gelaat eerst flink
worden gewasschen, waarna men de huid met het
genoemde middel inwrijft. Na het indrogen moet
men de huid nog eenmaal inwrijven. Van beschadi
ging der huid zal men dan in 't geheel geen last
hebben. Gaarne geven wij dit advies aan onze
lezers door. Red.
DIEP-SPITTEN.
Reeds enkele personen hebben van de geboden
gelegenheid, om een gedeelte van hun bedrijf door
werkelooze arbeiders te laten diep-spitten, gebruik
gemaakt.
Het Rijk draagt minstens 50 der kosten aan
arbeidsloon bij. In de komende jaren zal blijken,
van hoe groote beteekenis deze grondbewerking is.
Neemt U zelf eens een proef en stelt een onder
zoek in, hoe vast de grohd op Uw bedrijf is op een
diepte van 30 40 cm.
Gaarne verleenen wij alsnog onze bemiddeling om
dit voorjaar een gedeelte van Uw bedrijf met Rijks-
steun te laten diepspitten. Opgave van oppervlakte
is dan echter spoedig gewenscht.
M. WATTEL,
Secr. Afd. Tuinbouw der Z. L. M.
HET SNOEIEN ONZER VRUOHTBOOMEN.
(V. Slot).
Na al deze besprekingen komt onwillekeurig de
vraag naar voren: „Hoe ver mogen wij dezen snoei
wel doorvoeren"
Het antwoord hierop zal zeker verschillend dienen
te zjjn.
Ie. Zal men rekening dienen te houden met de
variëteit, onderstam en vruchtbaarheid van den
boom, alsook met de standplaats, afstand en groei
kracht, zulks ook in verband met grondsoort en
bemesting.
2e. Is van jongs af vervangsnoei toegepast of is
men hiermede pas op lateren leeftijd begonnen, en
is de boom verwaarloosd of in behoorlijke conditie,
in ziekelijken of gezonden toestand, enz.
Zoo heeft iedere variëteit 'n zekere met andere
van sterkte verschillende groeikracht, terwijl de
onderstam hierin ook een belangrijke rol speelt.
Sterke groeiers zal men door iets minder krachtig
te snoeien trachten te remmen en de vruchtbaarheid
bevorderen en op deze pas op iets lateren leeftijd,
wanneer volkomen vruchtbaarheid is ingetreden,
verjongingssnoei toepassen. Bij zwakgroeiende
daarentegen, welke als regel ook vroeg vruchtbaar
zijn, zal men dezen snoei reeds op jongen leeftijd in
toepassing brengen om den groei er in te houden
en uitputting te voorkomen.
Hoewel het gewenscht is, dat iedere boom over
voldoende ruimte beschikt, zal de snoeier toch steeds
moeten trachten zijn boomen zoo uit elkaar te
houden, dat a.h.w. iedere boom vrij staat ten opzich
te van zijn buren, want groeien deze in en door
elkaar, dan loopt het verkeerd. Boomen, welke te
dicht bij elkaar komen, zullen van onder aan de
takken geen vruchten meer geven, doch moeten het
licht boven zoeken, waardoor het geheel te donker
wordt, terwijl boomen, welke vrij staan, ieder op
zich zelf over een grooter draagoppervlak beschik
ken, aan alle kanten belicht worden en bijgevolg
meer en betere kwaliteit vruchten kunnen geven.
Menigmaal komt de vruchtboomsnoeier hierbij
voor moeilijke, soms hopelooze gevallen te staan,
want dikwijls zijn bij het aanplanten de afstanden
der boomen zoo nauw gekozen dat zij elkaar in den
weg komen te staan. Zijn zulke boomen erg vrucht
baar, dan is er met snoeien wel orde te brengen,
is dit echter niet 't geval dan zal uitdunnen door te
rooien de voorkeur verdienen. Men geve daarom
iedere variëteit dien afstand (rekening houdend met
verschillende factoren) welken hij als volwassen
booon kan innemen en niet minder.
Men moet niet uit 't oog verliezen dat snoeien
(het uitdunnen van takken) gelijk kan gesteld wor
den met het uitdunnen van planten; worden deze
planten, in dit geval de boomen, dus te nauw
gekweekt en niet gedund, dan is er met snoeien niets
te verbeteren. Iets aan den ruimen kant zal meestal
voordeeliger uitkomen dan tp nauw geplant.
Tot nu toe hebben we over boomen gehandeld,
welke van jongs af goed of minder goed werden
bijgehouden en wanneer hierbij enkele fouten waren
gemaakt zijn die nog wel zonder sterk ingrijpen te
herstellen.
Geheel iets anders wordt het, wanneer men plot
seling in 'n oud verwaarloosd bedrijf geplaatst wordt,
zooals men er nog veel kan aantreffen en waarvan
men verlangt dat het door snoeien in orde gebracht
wordt. Dat er in zulke gevallen nog meer te doen
valt dan snoeien, spreekt van zelf, doch we willen
datgene bespreken, wat met snoeien in dit geval
bereikt kan worden.
We willen aannemen, dat de boomen erg vol
zitten en dat behalve gezond ook nog wel ziek en
dood hout aanwezig is, zoodat we voor een moeilijke
taak gesteld worden.
Nu kunnen we verschillende wegen bewandelen
om ons doel te bereiken.
Ie. Kan men heel matig tewerk gaan en zich
voorstellen de zaak over langen tijd wel op te knap
pen, dus een enkelen tak en dood hout verwijderen.
In dit geval zal men de zaak niet spoedig in orde
krijgen, doch de boomen knappen langzaam op en
men blijft oogsten, kwaliteit laat echter nog veel te
wenschen over.
2e. Kan men zijn snoei sterker doorvoeren en
zijn boomen regelmatig uitdunnen, alsook een enkele
tak flink terugwerken en probeeren in 3 k 4 jaar
de boomen in goede conditie te krijgen. Alzoo
gehandeld, zal men ook blijven oogsten, wellicht een
kleiner aantal vruchten, doch van geleidelijk betere
kwaliteit. De boomen zullen na ongeveer vier jaar
verjongd zijn, dus in 't bezit van vele jonge takken
en nieuw vruchthout, hetwelk door het wegsnoeien
op oudere deelen is ontstaan. Dat men bij den jaar-
lijkschen snoei het overtollig jong hout wegsnijdt
spreekt van zelf, daar we anders de zaak opnieuw te
dicht zouden kragen.
3e. Men kan zijn boomen snel verjongen door het
sterk inkorten van alle takken en uitsluitend wat
kleinere takken op de blijvende gedeelten over
houden. Na deze behandeling zal meestal een zeer
sterken groei ontstaan, terwijl aan de oudere takjes
nog wel een enkele vrucht groeit. Practisch gespro
ken kan men wel zeggen, dat de vruchtbaarheid
weggenomen is en men zeker drie vier jaren moet
wachten voor deze weer optreedt. Zal men nu zijn
boomen door jaarlijks goed uitdunnen in den juisten
stand brengen, dan beschikt men na dien tijd ook
wel over mooi jong vruchthout en zal zeker ook
kwaliteit kunnen worden verwacht.
Dat door het maken der groote wonden de kans op
ziekten niet gering is, spreekt van zelf. Steeds zal
men daarom goed doen, na iederen snoei (sterk of
licht) alle wonden van eenige beteekenis met een
goed dekkende stof in te smeren.
Dat in een oud bedrijf niet alle boomen op genoem
de wijze zijn op te knappen, laat zich 'begrijpen, want
meestal zal men exemplaren aantreffen, waarvan
herstel niet meer mogelijk is, waarom deze dan maar
beter kunnen worden gerooid.
Op de vraag, welke van de 3 laatstgenoemde ver
jongingsmethodes de beste is, zal in de meeste
gevallen de 2e, dus de gulden middenweg, de meest
aangewezene zijn, omdat men op die wijze langzaam
doch zeker zijn doel bereikt en het oogsten niet lang
op zich laat wachten.
De eerste methode gaat wat langzaam en het ie
twijfelachtig of men wel zijn doel zal bereiken.
De derde lijkt mij een te ruwe methode, waardoor
te veel op het spel gezet wordt en is m.i. enkel toe
te passen bij boomen welke men nog een laatste
kans geven wik
Dat men om zijn doel te bereiken bij een verjon
gingskuur een goede bemesting niet mag achter
wege laten is te begrijpen, want door een goede
voeding kan veel worden verholpen.
Soms hoort men wel spreken over verschillende
methodes van snoeien en spreekt men over Amexd-
kaanschen snoei en wordt de vraag gesteld: wat is
nu eigenlijk de beste? Eerlijk gezegd, het juiste
antwoord hierop is niet zoo eenvoudig. Wel kunnen
we voorop stellen, dat de snoei bij ons en die in
Amerika, met zijn ander klimaat en grond, niet op
één lijn geplaatst kunnen worden. Ook zullen alle
telers in groot Aimerika er niet dezelfde snoeiwijze
op na houden en zullen er zeker ook goede en minder
goed gesnoeide bedrijven voorkomen.
Overigens zien we ook hier bijna op ieder bedrijf
nog verschil in snoei, wat geen bezwaar is, want
ieder snoeier heeft weer een anderen kijk op zijn
werk. Wanneer met de hoofdzaken, n.l. vervang-
hout kweeken en zonder al te sterk in te grijpen,
voldoende licht in den booon wordt gebracht, zoodat
regelmatig goed ontwikkeld en rijp vruchthout ont
staat, dan komt de rest vanzelf wel in orde.
Snoeien is overigens een zicht, waarbij ieder vak
man de verschillende variëteiten en hunne eigen
schappen zal moeten kennen. De ^ene leert vlug
en goed snoeien, anderen zullen wat talmen en ont
breekt het aan voldoendten durf, weer anderen gaan
wat ruw te werk en begrijpen niet, dat ze met levend
materiaal te doen hebben, terwijl er tevens zijn zoo
als in ieder vak aangetroffen worden, die het nooit
leeren.
Ik wil hiermede niet beweren, dat er maar enkele
goede snoeiers zouden voorkomen, of dat er maar
weinig geschikten zijn om het goed te leeren.
Integendeel, we zien gelukkig het aantal goede
vruchtboomsnoeiers gaandeweg toenemen, wat ook
in de toekomst zeer noodzakelijk zal blijken te zijn;
le om de vele jonge boomgaarden naar den eisch des
tijds op te kweeken; 2e om van de oude boomgaar
den nog te maken wat er met goeden wil van te
maken is.
Er zou dit nog aan kunnen worden toegevoegd,
dat men, om den snoei het best aan zijn doel te doen
beantwoorden, bij 't wegnemen van iederen tak, zich
rekenschap kan geven, waarom men zulks doet en
wat men na dezen snoei verwacht, dus weten niet
alleen het hoe, doch ook het waarom. y
Men moet zich a.h.w kunnen voorstellen, hoe de
boom op -iedere behandeling zal reageeren en hoe hij
er tevens na één of meerdere jaren zal kunnen uit
zien. Een goed inzicht in de plantkunde zal de taak
van den snoeier kunnen vergemakkelijken; een goede
kijk op den uit- en inwendigen bouw van de plant,
alsook op de functies; der wortels en bladeren zal ons
dikwijls tot de juiste handeling brengen.
Om dus zoo goed mogelijk ons doel te bereiken,
zal noodig zijn: medeleven met onze boomen, een
goed zicht en de noodige durf (zonder te overdrij
ven) en een goed voorstellingsvermogen. We moeten
ons steeds voor oogen houden, dat de vruchtboom
een plant is, welke in den loop der eeuwen door den
mensch is veredeld, op een hoog peil gebracht en
door den mensch moet worden bijgehouden, zoodat
enkel door een goede en oordeelkundige behandeling,
waartoe de snoei zeer veel kan bijdragen, de best
mogelijke resultaten kunnen worden verwacht.
A. P. te W.
Het omenten van oudere, vruchtdragende boomen,
is iets, wat thans veel wordt toegepast. Dit geldt
uiteraad vooral voor de oudere bedrijven en percee-
len. Voor dit onderdeel der cultuurzorgen bestaat
dan ook veel belangstelling. Hierbij doen zich ver
schillende vragen voor.
'Eerstens de vraag, onder welke omstandigheden
het noodig en gewenscht is, tot deze bewerking over
te gaan. Gewenscht is, het uit te voeren bij alle
boomen, die om een of andere oorzaak hun plaats
en de aam hen bestede cultuurzorgen niet waard
zijn. Dit kan zijn door: I. te geringe vruchtbaarheid,
II. te geringe handelswaarde der vruchten, HL te
groote vatbaarheid voor bepaalde ziekten. In één
woord zcu dit te noemen zijn: een fout bij de soor
tenkeuze. Dit is echter wat sterk uitgedrukt. Spe
ciaal voor wat onder II is genoemd, dus te geringe
waarde der vruchten; het voorkomen van dergelijke
boomen is niet altijd aan te merken als een fout
van den kweeker. Hierbij spreekt het publiek, dus
de consument, ook een woordje mee. De smaak en
de voorkeur van den consument zijn ook aan verande
ring onderhevig. Wat de twee andere punten be
treft, hierbij ligt de schuld grootendeels bij den
kweeker. Hierbij gemaakte fouten zijn veelal terug
te brengen tot ondoordacht handelen bij het planten.
Het „Bezint eer gij begint" is bij het kiezen der
soorten ten volle van toepassing. Het beste is, de
variëteiten, die men wil planten, eens te gaan zien
in andere bedrijven op soortgelijken grond. Dit
voorkomt vaak teleurstelling. Ook kan hier gewaar
schuwd worden tegen het lukraak aannemen van
nieuwigheden, waarvoor van bepaalde zijde propa
ganda wordt gemaakt. Zoolang van een zekere
variëteit niet voldoende ervaring bekend is, doet
de kweeker goed, het probeeren hiervan aan de
proeftuinen over te laten, of althans de zelf te
RUBRIEK TUINBOUW