PLUIMVEEHOUDERIJ.
DE VOEDING VAN DRACHTIGE EN
ZOOGENDE OOIEN.
Meermalen komt het voor, dat de lammeren bij
de geboorte weinig weerstandsvermogen bezitten.
Het gevolg daarvan is, dat ze niet bestand zijn tegen
koude en ook gemakkelijk ziek worden. Vele gaan
er dood aan allerlei infectie's (lammerdiarrhee,
gewrichtsontstekingen, oogziekten, enz.). Zelfs op
t lateren leeftijd ondervinden de overgebleven exem
plaren nog de funeste gevolgen. Vraagt men zich
nu af, wat daarvan de oorzaak is, dan mogen we
vooral wijzen op twee groote fouten in de voeding,
n.l.:
1. te veel krachtvoer, waardoor de ooien te vet
worden, en
2. een te éénzijdige samenstelling van het rant
soen.
By een te sterke vervetting van het dier zijn niet
alleen minder gewenschte veranderingen in het dier
zelf opgetreden, met name degeneratie van organen,
spieren enz., dus in het algemeen verschijnselen van
zwakte, doch ook de lammeren komen dan veelal
zwak ter wereld. Een te éénzijdige samenstelling
van het rantsoen is vaak gekenmerkt door een
tekort aan bepaalde eiwitstoffen of mineralen. Een
vitamine-tekort komt alleen onder de allerongun
stigste omstandigheden voor en als regel heeft men
dan te maken met onvoldoende vit. A b.v. als de
dieren geen groenvoer (gras) ontvangen en het hooi
van mindere kwaliteit is of het hooi (eventueel
kuilvoer) achterwege gelaten wordt. Voldoende
eiwit van goede samenstelling is noodig voor onder
houd, voor de vorming van wol, voor 'n goede ont
wikkeling van de lammeren en ook om na de
geboorte een goede melkafscheiding te verkrijgen.
Van de mineralen hebben vooral beteekends: phos
phor, keukenzout en kalk, maar daarnaast ook nog
wel eens koper en ijzer. Een tekort aan de laatste
twee veroorzaakt bloedarmoede, slechten groei en
natuurlijk ook zwakke lammeren. Trouwens ook
bij een tekort aan de eerstgenoemde mineralen
kunnen allerlei ziektetoestanden bij ooien en lam
meren optreden. In het algemeen ziet men op
mineraalarme gronden meer afwijkingen dan op de
beste gronden.
Hoe beter het rantsoen verzorgd wordt, hoe
minder risico van ooien- en lammersterfte men
heeft.
Aan drachtige ooien verstrekt men naast ruwvoer
en weidegang hoogstens kg krachtvoer per dag.
Wanneer er weinig gras beschikbaar is, zooals
meestal midden in den winter het geval is, kan men
het krachtvoer laten bestaan uit koeienmeel (voor
gemengde bedrijven), eventueel in den vorm van
koekjes of brokjes. Wenscht men in den herfst,
wanneer er voldoende gras is, reeds bij te voederen
bjv. in iden dektijd om de vruchtbaarheid te verhoo-
gen, dan neme men b.v. gelijke deelen koeienmeel
en graanmeel, dus een mengsel met lager eiwit
gehalte. De hoeveelheid behoeft in den dektijd niet
meer te zrjn dan *4 kg per ooi per dag. Een ram
ontvangt natuurlijk beduidend meer. Het koeien
meel bevat 2Y2 van een mineraalmengsel met de
volgende samenstelling: 100 geslibd krijt 100
ontlijmd beendermeel 1,5 ijzeroxyde 0,3 koper
sulfaat -f- 50 jodiumhoudend keukenzout.
Speciaal op ontginningsgronden, hooge zandgron
den, veenachtige gronden, nieuwe cultuurgronden,
zal dit mineraalmengsel groote verbetering geven
van den gezondheidstoestand. Merkwaardig is ook,
dat de schapen dan veel minder last hebben van
parasieten b.v. lintwormen, coccidiosis enz. Ver
moedelijk werkt het koper tevens als parasieten-
doodend middel.
Het ruwvoeder voor drachtige ooien kan bestaan
uit hooi, kuilvoer, erwtenstroo, boonenstroo en een
weinig knol- en wortelgewassen.
Bij voorkeur laat men d-e dieren dag en nacht
buiten. De vacht blijft dan meer ongeschonden en
de dieren voelen zich behagelijker. De warme vacht
beschut hen voldoende tegen koude invloeden. Het
lijfbieden, dat veel bij opgehokte schapen wordt
opgemerkt komt zoo goed als niet bij ooien voor,
die dag en nacht buiten verblijven. Waarschijnlijk
is hiervoor de verklaring als volgt: Schapen, die
op 'n bepaalden tijd in het hok gaan, eten vóór dien
zooveel mogelijk gras. Ze komen dus reeds met een
opgezetten buik in het hok. Daarna ontvangen ze
nog krachtvoer en ruwvoer, zoodat meestal een
geweldige spanning in den buik ontstaat, waardoor
de weeke deelen via het bekkenkanaal naar buiten
worden gedrongen. Uitwendig ziet men dan: óf de
scheedewand óf wel den baarmoedermond en om
geving. Bij een constant verblijf in de weide is de
voeding veel regelmatiger, de spanning in den buik
veel minder.
Wanneer de lammeren geboren zijn, moet het
lichaam eerst weer op verhaal komen. Men vraagt
daarom den eersten dag na de geboorte zoo weinig
mogelijk van het spijsverteringskanaal, doch daarna
begint men langzamerhand meer krachtvoeder te
geven. Afhangende van het aantal lammeren, dat
gezoogd wordt, geeft men de ooi meer of minder
dan 1 kg krachtvoer, gemiddeld ongeveer 1 kg per
dag. Men laat dit krachtvoeder bestaan uit koeien
meel zoolang er weinig gras in de weide is. In den
eersten weidetijd neemt men weer gelijke deelen
koeienmeel en graanmeel, althans wanneer men in
die periode nog bijvoedert. Het laatste is n.l. niet
altijd het geval, dit hangt o.a. af van den aard der
weide, n.l. of men te doen heeft met een echte scha
penweide of een ruime weide, waarop weinig schapen
vertoeven. Op een ruime weide kan men de bij
voeding reeds staken, zoodra er vtftdoende gras is.
Minder gunstig zyn de omstandigheden op een kleine
weide, waar altftd veel schapen loopsn. Hier zijn
de weideplanten reeds spoedig verdwenen en juist
hierop zfln de schapen buitengewoon gesteld. Ook
is het gras meermalen van minder kwaliteit. Een
oordeelkundige bemesting blijft nogal eens achter
wege. De slechte grassen, welke door schapen niet
gegeten worden, krijgen vaak de overhand, omdat
ze niet tijdig worden gemaaid en gaan zaden. Door
deze minder gunstige factoren worden de dieren
vaak behept met allerei parasieten, die het lichaam
ondermijnen. Wanneer men dan ook de bijvoeding
op een echte schapenweide te vroeg doet ophouden,
treedt een te sterke daling op in de melkproductie.
De lammeren, die nog klein zijn, moeten dan te veel
op eigen beenen staan en het spreekt haast vanzelf,
dat er op een dergelijke weide weinig van terecht
komt. De dieren gaan sterk vermageren, er treedt
diarrhee op en gedurende den zomer worden ze
„achterblijvers", vaak ook behept met allerlei para
sieten. Wanneer men de bijvoeding volhoudt tot
b.v. eind Mei of begin Juni, dan zijn ze veel meer
ontwikkeld wanneer ze zich hoofdzakelijk zelf moe
ten redden. Bovendien hebben ze het krachtvoeder
meegegeten en als gevolg van de parasieten-
doodende werking der mineralen zal men ook min
der hinder ondervinden van parasitaire aandoenin
gen. Meestal zullen ze zich daarna wel ontwik
kelen tot goede fokdieren. Vet worden ze op een
schapenweide echter vrijwel nooit. Daarvoor zal
men ze een ruime weide moeten geven, liefst een
frissche weide met veel weideplanten.
J. GRASHUIS.
MOND- EN KLAUWZEER.
Staat van gevallen van mond- en klauwzeer in
Nederland voorgekomen gedurende de week van
30 Januari6 Februari 1938.
Aantal
Boerderijen. Gemeenten.
28 16
42 18
50 17
47 28
128 47
9 9
13 9
14 13
23 19
127 65
83 35
Totaal 564 276
In de week van 6 tot en met 12 Februari
j.l. is in het district Zeeland'West-Noord-Brabant
mond- en klauwzeer voorgekomen in de navolgende
gemeenten:
Zeeland
Baarland 1, Biervliet 1, Colijnsplaat 1, Haamstede
1, Heinkenszand 2, Koewacht 1, Krabbendijke 1,
St. Laurens 1, Middelburg 1, Oud-Vossemeer 1,
St. Philipsland 1, Scherpenisse 1, Schore 1, Vogel
waarde 1, Wemeldinge 2, Zonnemaire 1, totaal 18
gevallen in 16 gemeenten.
Gestorven dieren: 3 rundertn en 1 kalf.
West-Noord-Brabant
Breda 1, Chaam 1, Dinteloord 3, Etten en Leur
2, Ginneken c.a. 1, Halsteren 1, H. en L. Zwaluwe
1, Klundert 1, Oudenjbosch 1, Pi'incenhage 2, Roo
sendaal 5, Rijstbergen 2, Steenbergen- 2, Teteringen
1, Ter'heijden 1, Wloensdrecht 1, Wouw 1, Zundert 1,
totaal 28 gevallen in 18 gemeenten.
Gestorven dieren: 3 kalveren.
Sterfgevallen in Nederland tengevolge van
het mond- en klauwzeer.
vark. en
week van rund. kalv'. biggen schap. geit.
30 Jan. t/m 5
Febr. '38 23 47 48
vorig totaal sedert
de week 1926
Sept. 1937 2983 3565 2781 198 48
Totaal 3006 3612 2829 198 48
HOE WORDT ER MET DE PLUIMVEEHOUDERS
IN ZUID-BE VELA ND OMGESPRONGEN?
De vorige w-eek was ik in Zuid-Beveland, ik
bezocht er eenige pluimveehouders, allen klaagden
over den lagen prijs'der eieren. Dit kwam my
'vreemd' voor, daar de eierpryzen overal elders als
goed golden. Het bleek, dat men zich op Zuid-
Beveland, wat den eierprijs betreft, nog steeds
regelen moet naar de Goesche markt en die was de
laatste weken 2,90 voor gewone eieren en 2,50
voor kleinere.
Ik besprak vervolgens deze aangelegenheid met
den voorzitter van de Eierveiling der V.P.Z. te
Goes en deze vertelde my, dat de eieren op de
veiling de laatste weken waren verkocht voor 3,10,
de kleine eieren voor 2,10 ƒ2,30. Het aantal
koopers op de veiling was echter zeer gering, van
buiten af was er vrijwel geen vraag, de eieren
worden meestal aan een kleinen handelaar, in
Zeeland woonachtig, verkocht.
De invoer van eieren in België is venboden, van
die zijde waren er in de laatste jaren al geen
koopers meer en ook uit 'Holland was er vrywel
geen belangstelling meer voor de Goesche veiling.
Tot zoover de voorzitter der Goesche Eierveiling.
Het is niet de eerste keer, dat ik my geërgerd
heb aan de wyze, waarop in Goes de eierpryzen
worden vastgesteld. Meermalen heb Ik daarover,
ook in dit blad, geschreven en heb ik" op verbetering
in deze toestanden aangedrongen.
Tot nu toe heeft dat nooit veel uitwerking gehad,
er werden allerlei bezwaren aangevoerd, voorname-
ïyk het transport betreffende, maar hoofdzaak was,
dat het uiterst moeilgk bleek om in Zeeland ver
anderingen te brengen in een eenmaal bestaanden
toestand. De oude conservatieve gee'st overheerscht
zoo hier en daar nog.
Ik ben daar al etteiyke malen tegen opgebotst en
dan zegt men tenslotte by zich zelf: nu, als de
menschen dan niet anders willen, dan moeten ze het
zelf maar ondervinden, en ik heb de zaken op zyn
beloop gelaten en wachtte op een gunstige gelegen
heid om een nieuwe poging te wagen.
Ik meen, dat de tyd daarvoor nu ryp is. Uit
onderstaand lijstje van de eierpryzen op markten en
veilingen in ons land, in de laatste 3 weken, blykt
duidelijk, dat het nu toch aardig de spulgaten uit
loopt.
Jan.
Febr.
4e week
Ie week
2e week
E.V. Arrhem 3,10—4,10
3,10-3,90
3,00-3,80
Amersfoort 3,70—4,25
3,60-4,25
Alkmaar 3,80—4,35
3,45-4,05
3,25-3,50
Apeldoorn 3,30—3,60
3,90-4,35
3,40-3,60
kl. 3.25-3,30
kl. 3.80-3,90
kl. 3,30-3.50
Breda 3,25-4,50
3,75-4,70
3,10-4,20
Barneveld 3,70—4,30
3,90-4,60
3,35-3,90
Deventer 3,25—4,00
3,85-4,50
3,30-3,95
Ede 3,40-4,10
3,85-4,50
3,45-4.20
kl. 2,80-3,35
kl. 3,25-3,80
kl. 2,80-3,40
Goes E.V. 3,10
3,10
3,10
kl. 2,10
kl. 2,10
kl. 2,30
L.b. com.
L.b. com.
L.b. com. 2,90
2,90
2,90
kl. 2,50
kl. 2,50
kl. 2,50
Groningen 3,50
4,60
3,30
kl. 3,35
kl, 3,55
kl. 3,10
Veil. 3,30-2,90
3,80-4,50
3,20—3,80
kl. 2,95-3,20
kl. 3,50
kl. 2,80-2,95
N.N.C. Leeuw. 3,00-4,25
3,50—4,25
2,90-3,75
Nijmegen 3,10—3,60
3,20-3,60
Rotterdam 3,00—3,90
3,00-4,25
Schagen 3,35—3,90
3,25-3,75
Texel 3,00-3,75
3,50-4,40
3,00-4,00
Venlo 3,20-3,70
3,60-4,30
3,70-4,20
kl. 3,00-3,20
kl. 3,20-3,50
kl. 3,30-3,50
Purmerend
3,50-4,25
3,75
Eiermarkt
Eiermarkt
Eiermarkt
zeer vlug
vlug
traag
Niet alleen dat in Goes, en dus in Zuid-Beveland',
de eierprijzen het laagst zijn van heel Nederland,
maar wat het ergste is, die prijzen reageeren heele-
maal niet op den gang van zaken op de eiermarkt
in Nederland.
De vierde week van Januari kenmerkte zich in
Nederland door 'n zeer vluggen handel in eieren, er
was dus een groote vraag; de eerste week van
Februari was de handel vlug, maar de groote vraag
was geluwd; in de tweede week in Februari was de
eiermarkt tamelijk traag. Wat bleek daarvan in
Goes?
'Op de veiling werd al die weken betaald ƒ3,10
voor eieren van circa 58 kilo per 1000 eieren en
ƒ2,10 ƒ2,30 voor kleinere eieren en de landbouw-
commissie stelde haar pryzen onveranderd vast op
2,90 en 2,50 voor kleinere eieren.
Ik geloof niet, dat het noodig is, dat ik hieraan
meer toevoeg.
Alleen wil ik nog iets zeggen over die zgn. land-
bouwcommissie, die in Goes de eierprijzen voor de
Zuid-Bevelandsche kippenhouders vaststelt.
Ik weet niet meer, wie die commissie heeft aan
gesteld, ik weet ook niet, wie de-leden zijn, maar
ik kan niet aannemen, dat er met de 'belangen der
pluimveehouders door die commissie ooit rekening
wordt gehouden.
De prijzen, die deze commissie vaststelt, zijn
altijd lager, dan die van de veiling der V. P. Z.,
soms 20 ct, soms 25 ct., soms 30 ct., ook wel 40 of
50 ct.; hooger dan die op de veiling zijn ze nooit
geweest, hoe slecht de prys op die veiling ook was.
Het heeft er dus allen schijn van, dat er menschen
in die commissie zitten, die belang hebben b(j een
zoo laag mogelijken prijs.
Ik weet niet, of de Zuid-Bevelandsche pluimvee
houders dat nog langer zoo nemen, ik meen er goed
aan gedaan te hebben, deze meer dan scheeve toe
standen weer eens aan de kaak te stellen.
Als er menschen zyn, die met mg meenen, dat er
nu toch maar eens verandering moet komen, dan
zal ik dat gaarne vernemen; de middelen tot ver
betering zijn er, als er medewerking van belang
hebbenden komt, dan zullen die ter sprake komen.
Ik kan die trouwens ook niet aangeven, alvorens
ik met deze en gene overleg heb gepleegd.
B. VAN A SlPEREN VERVENNÈ,
Distr -ass. Ryksvoorlichtingsdienst voor
Pluimveeteelt,
Thorbeckelaan 337, Den Haag,
Provincies
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg