PAARDENFOKKERIJ. CENTRALE HENGSTENKEURING TE GOES. VEEHOUDERIJ. Bpr. heeft ook gewezen op de ontwikkeling van de aardappelcultuur in de laatste 30 jaar; thans Is men gekomen tot het systeem van- ruimere rijen en luchter poten. Met deze materie hangt samen het rooiïngssysteem en is op den voorgrond gekomen de aardappellichter. Door de wijziging in het rooiïngssysteem is geble ken, dat het percentage beschadigde knollen aan merkelijk geringer wordt dan bij het rooien met de hand. Kon de beschadiging bij het rooien met de hand worden vastgesteld op 5 met den lichter wordt dit percentage teruggebracht op ca. 1 Volgens spr. verdient het aandacht om na te gaan, of het gebruik van lage en eenvoudige bakjes de voorkeur verdient boven het rapen van aardappelen in manden; het gebruik van bakjes is handiger en de aardappelen blijven schooner. Voorts is het niet van belang ontbloot, oan na te gaan of het voor de bedrijven niet economischer is bij het rooien de aardappelen direct naar den put te brengen, dan vast te houden aan het bestaande systeem. Met betrekking tot de rassenkeuze zeide spr., dat men als doel voor oogen moet stellen het verkrijgen van wratziektevrije rassen, oan te voorkomen dat onze export wordt uitgeschakeld. Zoo is het b.v. zaak, dat voor den Eersteling een vervanger wordt gevonden. Voor den Eigenheimer is ook nog geen vervanger gevonden, genoemd wordt Record. Dit ras geeft inderdaad een mooi gewas, stevige planten en ook de opbrengst is bevredigend, maar op schotel is het veel minder dan de Eigenheimer. Bijzondere aandacht verdient de W.P. 27, een product van den Wlilhehninapolder, met een op brengst, die niet achterblijft. Voor de Roode Ster, een tamelijk onvatbaar ras, is evenmin een vervanger aan te wijzen; Furore komt naar voren, een voordeel is, dat het ras vroeger rijp is en minder poters geeft. Spr. waarschuwt tegen Ultimus, dat meer een fabrieksaardappel is. Wanneer gevraagd wordt: in welke richting moet de aardappelcultuur gaan, dan is sprekers advies: verbouw naast Eigenheimer en Roode Ster ook een gedeelte met Alpha en Bintje voor export. Men houde er rekening mede, dat dit advies is gegeven voor de omstandigheden, welke op Zuid-Holland betrekking hebben, waar vooral de Eigenheimer steeds een groote plaats in de aardappelcultuur heeft ingenomen. RASSENKEUZE ZOMERGRANEN. In het najaar worden door mij eenige persberich ten afgegeven over bovenstaand onderwerp. In het voorjaar verschijnt de Rassenlijst met alle mogelijke gegevens, zoodat afzonderlijke berichten niet zoo zeer noodig zijn. Echter werd mij van bevriende zijden er op gewezen, dat een meer beredeneerde beschouwing, zooals die over de wintergranen, door den landbouw toch wel op prijs wordt gesteld. Ik wil daarom trachten de juist verschenen Rassen- lijst nog met enkele algemeene opmerkingen aan te vullen, die ter inleiding kunnen dienen voor de studie der Rassenlijst zelf. Zomertarwe. In verband met de crisismaatregelen heeft de teelt van zomertarwe aanvankelijk uitbrei ding ondervonden en later inkrimping. De uitbrei ding lag vooral in de zandstreken. Ook al is op dit oogenblik de verbouw van zomer tarwe op het zand niet rendabeler dan die van rogge, het is m.i. van belang, dat men de beproeving er van voortzet, omdat het me niet onwaarschijnlijk voorkomt, dat men in de toekomst een deel der rogge met voordeel door zomertarwe zal kunnen vervangen. Het verbruik van rogge toch bevindt zich over geheel West Europa in dalende lijn. Daarentegen kan de productie in Duitschland, Polen en Rusland nog aanzienlijk worden verhoogd (overigens ook die van tarwe en aardappels), en deze landen zetten er alles op om hun bodem productie te verbeteren. Ik voorzie daarom in de toekomst gedrukte roggeprijzen, terwijl het wereld- verbruik van tarwe tegenover mais, rijst, gierst e. d. m. 1. eer toe- dan af zal nemen. Overigens kan dan ook de tarweproductie nog aanzienlijk toenemen, zoodat hooge prijzen voor dit artikel m.i. vooreerst niet te verwachten zijn. Maar er is kans, dat voor en na de tarweproductie toch voordeeliger zal zijn, dan die van rogge, en met het oog daarop is het gewenscht, dat onze zandgronden op den verbouw van zomertarwe „ingeschoten" blijven. Bij de rassen van zomertarwe doet zich een merk baar verschil voor in geschiktheid om op zand resp. klei te worden verbouwd. Wij kunnen thans wel constateeren, dat Svalöfs Blanka op de klei hooge oogen gooit. Deze heeft in opbrengst de van Hoek in vele gevallen overtroffen, ook heeft ze het voordeel van blank zaad. Deze laatste eigenschap deelt ze met Mansholt's witte, die vooral in de Hollanden terrein op van Hoek heeft veroverd. Op de lichte gronden heeft echter Blanka geen voorsprong op van Hoek, Mansholt's witte evenmin. Het is gewenscht, dat men daar de teelt met van Hoek voortzet. De vraag is hoe naast de reeds meer bekende rassen de Carstens zomertarwe, thans als .Carina" in de Rassenlijst opgenomen, zich zal houden. Dit ras is van de Duitsche rassenlijst afgevoerd, maar de firma Geertsema te Groningen, die er wel toe komst in ziet, heeft het recht verworven de Carma voort te kweeken. De voorloopige indruk is, dat wij hier te doen hebben met een zeer productief ras, dat in dit opzicht op klei mogelijk aan de spits zal komen te staan, doch waarvan de handelsqualiteit der korrels nogal wat te wenschen overlaat Het is kort van stroo en roodzadig, voorzoover tot nu toe gebleken is weinig gevoelig voor roest en stuifbrand; of het op zandgrond tegen van Hoek kan wedijveren is twijfelachtig, mogelijk is het stroo daar te kort om goede grondbedekking te waarborgen. Van gevoeligheid voor ziekten gesproken: belang rijk is er op te letten, hoe sterk dit jaar de tarwe- galmug zal optreden. Met deze parasiet hebben we nog betrekkelijk weinig ervaring, ze kwam tot voor enkele jaren slechts sporadisch voor. Ze heeft zich echter sterk verbreid en schaadt niet alleen de opbrengst maar ook de qualiteit. In Zweden is de schade zeer groot en hetzelfde lot kan ook ons treffen. In hoeverre het optreden van deze plaag verband houdt met de uitbreiding der zomertarwe- cultuur is niet uit te maken. Ze is het eerst in zomertarwe opgevallen. Resistentieverschillen bij de rassen zijn niet bekend, waarschijnlijk zal toeval ligerwijze nu eens het eene, dan het andere ras het meest te lijden hebben. Er is daarom iets voor, niet alles op één kaart te zetten; men verbouwe liever twee rassen dan één. En men lette in den zomer terdege op het optreden der galmuggen, mogelijk kunnen practische waarnemingen meehelpen den weg te wijzen naar middelen tot beperking van dit kwaad. Zomergerst. Hierover zou heel wat te zeggen zy'n. Maar het NaCoRrouw Jaarboekje, dat geheel aan zomergerst gewijd is, staat op het punt van te verschijnen. Ik wil daarom liever adviseeren, kennis te nemen van den inhoud van dat boekje, dat bij de N.V. Leiter Nypels te Maastricht in Februari wordt uitgegeven. Het gemakkelijkst ontvangt men dit boekje en verdere publicaties van het Nationaal Comité voor Brouwgerst, wanneer men als buiten gewoon lid tot dit Comité (adres Instituut voor Plantenveredeling te Wageningen) toetreedt. De minimum Contributie bedraagt 2,50 per jaar en men steunt hiermede een zeer belangrijke organi satie. Over den zomergerstverbouw zou ik slechts dit willen opmerken, dat men hier en daar hoort, dat ze op lichte gronden in het zuiden van het land goed bevallen is ter vervanging van haver. Indachtig het gezegde: „gerst is een juffrouw, haver een boeren meid", wil ik niemand sterk aanraden zijn haver door gerst te vervangen. Maar voor proefneming op kleine schaal is toch wel aanleiding, waarbij men dan wel moet bedenken, dat alle bezwaren, die de haver ondervindt tengevolge van gebreken in den bodemtoestand structuur, zuurgraad, gebrek aan mangaan, magnesium enz. in dubbele mate bij zomergerst optreden. Men beginne dus zijn proef nemingen op het beste haverland, en kieze geen ras met zeer kort stroo, doch liever Saxonia of Mansholt's tweerijige. Als nieuw ras werd in de Rassenlijst de Isaria zomergerst opgenomen. Beproeving op kleine schaal op de kleigronden lijkt mij aan te bevelen. Haver. Het proces, waarbij Adelaar en Binder de Zegehaver verdringen, is krachtig voortgezet. De haver blijft na rogge het meest verbouwde graan en verdient in zooverre alle aandacht. In de naaste toekomst zullen wij een belangwekkenden strijd tus- schen de rassen zien afspelen, want niet alléén moet nog verder uitgemaakt worden, welke van de beide pretendenten: Adelaar of Binder de voorkeur ver dient een beslissing, die naar plaatselijke om standigheden wel eenigermate verschillend zal uit vallen, maar er is nog een nieuwe aanvoer van haverrassen op komst, waartegen Adelaar en Binder zullen hebben te vechten. Allereerst hebben Early Miller en Flamingsgold reeds het afgeloopen jaar den strijd aangebonden. Voor de deur staan echter nog een 11-tal nieuwe rassen, die men in de Rassen lijst nog niet vermeld vindt en waarvan ik noem Heine's Silber, Mansholt's 448/25, Svalöfs Ster X Adelaar en Dippé's vroege witte. In de Rassenlijst 1938 werden geen nieuwe haver rassen opgenomen, terwijl de Extra Klok haver werd afgevoerd. Het ligt in mijn bedoeling in volgende artikels de rassenkeuze bij verschillende andere ge wassen te behandelen. De Directeur van het Instituut voor Plantenveredeling, C. BROEKEMA. Wanneer onderstaande onder de oogen der lezers komt, behoort de centrale hengstenkeuring voor Zeeland alweder tot het verleden. Niettemin willen wij aan deze belangrijke hengstenkeuring ditmaal ook een voorbeschouwing wijden, en wijzen wij direct op het groot aantal ingeschreven hengsten, namelijk 137 stuks! Dat ook hier de opleving in de paarden fokkerij zich duidelijk afteekent, kan, dunkt ons, moeilijk worden ontkend. Van de 57 drie-jarigen zijn 24 in K. opgenomen; van de 36 vier-jarigen 30 stuks, terwijl hengsten v§n vijf jaar en oudere alle in K zijn opgenomen. Van de 137 ingeschreven hengsten zijn 12 inge voerde Belgen, namelijk 2 drie-jarigen, 2 vier-jarigen, 2 vijf- en zes-jarigen, 4 hengsten van zeven jaar en ouder en 2 oud-kampioenen, zoodat 125 van de inge schreven hengsten in Nederland zijn geboren. Stellen wij een onderzoek in naar het vaderschap der jonge hengsten, dan zien wij, dat van Clairon 12 zonen, van Primera 8, van Herseur 5, van Certain 4, van Barnum 4, van Tsjaka 4, van Bienvenu du Try en Lion d'Or ieder 2 zonen in het boekje staan ingeschreven, terwijl nog 14 andere hengsten ieder één zoon in deze klasse hebben staan. Niet alle ingeschrevenen zijn koppaarden, doch de gemiddelde kwaliteit is van dien aard, dat men van deze keuring de beste verwachting mag hebben. A. J. LAKO. REENSCHURFT BIJ PAARDEN. Er komt nog al eens bij paarde®. een aandoening van de huid van de onderbeenen voor, welke de dieren veel 'last bezorgt. Voornameilijk zijn het de achtertbeenen, welke aangetast zijn, zooals trouwens door den haaruitval en de daardoor optredende kale plekken gemakkelijk waar te nemen is. De oorzaak van deze huidaandoening is een bepaald soort schurftmijten, kleine insecten, welke in de oppervlakkige lagen van de huid leven. Ze boren zich daar met hun spitse zuigsnuit in en zuigen de weefselsappen uit de cellen, waarvan ze leven. Ook graven ze gangen, waarin ze eieren leggen, waaruit dan de aarven komen, welke na eendge (vervellingen doorgemaakt te hebben tot vol wassen parasieten uitgroeien. Het behoeft ons, gezien hetgeen wij hierboven van de levensgewoonten van de schurftmijten mede deelden, niet te verwonderen, dat de paarden van dit boren en graven in de oppervlakkige huidlagen, waarin juist zeer veel zenuwen aanwezig zijn, groeten hinder zullen ondervinden. Hier komt nog bij, dat de huid door de prikkeling van de parasieten in een meer of minder ernstigen graad van ont steking overgaat, waardoor de jeuk nog toeneemt. De paarden kunnen de been en dan ook vrijwel niet stilhouden, ze staan op stal den geheelen tijd te stampen en prebeeren met de beenen overal tegen aan te schuren. Ook schuren ze de beenen tegen elkaar, hetgeen, doordat dit meestal niet zoo heel zachtzinnig gebeurt, vaak tot verwondingen aanleiding geeft. 'Heft leelijke van deze verwondin gen ds, dat er haast altijd direct vuil bij ingewreven wordt, zoadat het optreden van een leelijke ont steking vergezeld van een dik been, lang geen zeldzaamheid is. Toch is de bestrijding van deze hinderlijke aan doening betrekkelijk gemakkelijk en heeft men, wanneer men haar even goed aanpakt, de zaak spoedig onder de knie. Wij zullen voor alles de in en op de huid aanwezige schurftmijten moeten dooden, want is de prikkel, die zij op de huid pit- oefencn, weggenomen, dan zal de huidontsteking vanzelf wel genezen. Het beste en goedkoopste middel tegen de been- schurft is het geregeld wasschen met een oplossing van groene zeep in lauw water, waaraan tot 3 creoline is toegevoegd, dat is ongeveer 2 eetlepels vol op 1 liter. Met deze oplossing schuiert men de beenen en vooral de kale en jeukende plekken met een borstel goed af, opdat het middel goed in de huid kan dringen. De daarin aanwezige schurft mijten, benevens hun larven worden dan grooten- deels gedood. Wil men van een goede werking verzekerd zijn, dan dient men de creoline-oplossing een minuut of tien in te laten werken, dus de dieren gedurende dien tijd met ingezeepte beenen laten staan. Daarna kan men met schoon lauw water de zaak afspoelen. Wij wezen er hierboven reeds op, dat alleen de mijten en hun larven bij de behandeling gedood worden. De eieren daarentegen blijven, omdat zij door een stevig omhulsel omgeven zijn in de meeste gevallen buiten schot, zoodat deze na verloop van tijd weer uit zullen komen. Daarom is dan ook een herhaalde behandeling van de dieren noodig ten einde de pas uitgeloopen larven eveneens te dooden. Het zal nu echter ook duidelijk zijn, dat al ons werk niets zal helpen, wanneer wij tegelijk met de dieren den stal niet flink onder handen nemen. Want omdat zij door de jeuk overal tegen aan zullen schuren, zullen ook daar overal parasieten en hun eieren voorkomen. Ook al omdat deze ook dn korsten, welke van de aangetaste huidgedeelten afvallen, aanwezig zijn. Ontsmet men den stal dus niet terdege, dan zullen na verloop van tijd weer nieuwe schurftmijten op de paarden komen en begint het lieve leven weer van voren af aan. Begin daarom met het stroo zorgvuldig te ver wijderen en te verbranden. Schrob daarna het vak flink uit met kokend water, waarin men flink wat creoline gedaan heeft. Denk er daarbij aan, dat het kokende water het hier in hoofdzaak zal moeten doen wat het onschadelijk maken van de eieren betreft. Deze toch zijn, zooals reeds gezegd, tegen creoline enz. zeer goed bestand. Tegen kokend water kunnen ze echter niet en worden er althans zoo door aangetast, dat de kans dat zij nog uit komen al heel klein zal zijn. Ook de schotten en latierboomen mogen in geen geval vergeten worden of maar zoo'n beetje ont smet. Want hier is het juist, dat de meeste ederen en larven aanwezig zullen zijn, daar de paarden hier tegen aan schuren. Schrob ze daarom zeer nauwkeurig af en let vooral op kieren enz., waar mogelijk nog larven of eieren verborgen kunnen zitten. Want per slot ds de beenschurft heelemaal niet erg en gemakkelijk onder de knie te krijgen, mits men echter maar nauwkeurig en vooral niet te 'kort de paarden 'behandelt. (Nadruk verboden.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1938 | | pagina 10