Redactioneel Gedeelte
Jaarverslag der Z.L.M. over het jaar 1936.
AKKERBOUW.
zeggen, 'dat -het 'aantal inschrijvingen wel niet zal
•cnderictoen ivoor 1936 en nu is het imaar zaak, om
aan iden Fotodag Breda de nocdige bekendheid te
geven. Daarom! "hopen we, er op te mogen rekenen,
dat ieder, die er 'voor in aanmeilking komt, zoo
krachtig mogelijk meewerkt er de aandacht op te
•vestigen en mochten wij, 'bij het verzenden der
reclamebiljetten, iemand over het hoofd hebfben
gezien, laat hij ;zich even melden, schriftelijk, tot
den secretaris van den hond, den heer C. Jansen
Kerstens, Burgerhoutschestraat 3, Roosendaal.
Voor de Uitvoerende Commissie,
Ir JOH. F. B. TROMJP.
(4. Slot.)
B. Fruitteelt.
De opbrengsten in de fruitteelt zijn in het verslag
jaar matig geweest. In Zeeland hebben de zwarte
bessen van de vorst geleden, hoewel in mindere
mate dan in West Noord-Brabant, ook de roode
bessen, voornamelijk Fay's iPrqlific werden tijdens
den bloei ernstig door de vorst beschadigd.
De kruisbessen leden veel aan Amerdkaansche
kruisbesseumeeldauw.
De druiven waren goed, de prijizen echter onbe
vredigend. De uitkomsten van het koelen waren
aanzienlijk beter dan in 1935.
De kwaliteit van het 'harde fruit was uitstekend,
van pruimen eveneens. Voorzoover de ziektebestrij
ding voldoende werd toegepast, 'is ook de opbrengst
en kwaliteit der kersen goed geweest.
De prijzen 1 zijn van dien aard geweest, dat de
financieele uitkomsten over 1936 goed zijn te
noemen. iDit geldt zoowel voor pit- en steenvruch
ten als ook voor bessen, al was de prijs van kruis
bessen nog zeer laag.
De stijging der prijzen is oorzaak geweest, dat
velen hun fruitteelt-aanplant gaan uitbreiden, terwijl
nieuwe fruitkweekers beginnen. Terwijl de laatste
jaren de oppervlakte bessen sterk was terug-
geloopen, is deze oppervlakte thans weer aanzien
lijk uitgebreid, zoowel voor zwarte- als voor roode
bessen.
Ook appels, peren en pruimen zullen in grooten
getale worden aangeplant. Daarbij wordt algemeen
de dichte beplanting toegepast.
In den afzet is weinig wijziging gekomen, Duitsch-
land heeft weinig afgenomen.
Tengevolge van de prijzen der producten is er
weinig fruit gekoeld.
Het sorteeren en verpakken van fruit, o.a. in z.g.
pakstations neemt regelmatig toe.
De noten gaven een goed beschot bij matige
prijzen.
C. Bloembollenteelt.
De bloembollenteelt is hier van zeer weinig
beteekenis, alleen op Schouwen komt deze teelt voor.
D. Bloementeelt.
Deze is evenmin van beteekenis. De bestaande
bloemisterijen ondervinden veel concurrentie van
straatventers.
E. Boomteelt.
De boomteelt lijdt nog steeds onder de economi
sche moeilijkheden. Alleen de teelt van "vrucht-
boomen mag zich in een grooten afzet verheugen,
hierbij wordt in steeds toenemende mate door den
N.A.K. gekeurd materiaal afgeleverd. Door de
groote vraag van de laatste jaren en vooral van
1936, wordt niet altijd uitsluitend prima kwaliteit
geleverd.
De vraag naar walnoten vanuit Duitschland is
zeer sterk geweest, zoodat ons land thans een ge
brek aan notemboomen heeft.
F. Tuinbouwzadenteelt.
De teelt van tuinbouwzaden beperkt zich tot
enkele gewassen, zooals boonen, spinazie, radijs,
witlof, schorseneeren en brocolie.
De opbrengsten zijn in het afgeloopen jaar matig
geweest, voor boonen zelfs zeer slecht. In vetfband
daarmede is van de laatsten de prijs sterk opge-
loopen, evenals die van schorseneeren.
De aanwending van bestrijdingsmiddelen neemt
in deh tuinbouw toe. Het gebruik van kunstmest
stoffen is nog voor verbetering vatbaar.
De stand der arbeidsloonen en den arbeidsduur
zijn ongewijzigd gebleven. In den groententeelt is het
aantal arbeiders reeds tot een minimum beperkt en
probeert men zooveel mogelijk met eigen personeel
te werken.
De levensstandaard der tuinders past zich geheel
aan, aan den toestand van het bedrijf. Door de
beperkende maatregelen wordt aan veel jongelui de
gelegenheid ontnomen een eigen gezin te stichten.
De koopsommen der fruitteeltbedrijven zijn abnor
maal hoog.
Bij het doorlezen van dit verslag, dat uit den aard
der zaak geenszins op een volledig weergeven van
alle werkzaamheden aanspraak kan maken, zal men
kunnen constateeren, dat de Z. L. M. in het afge
loopen jaar de taak, waarvoor zij zich 'heeft gesteld
- n.l. het belang van haar leden en daardoor van
den boeren- en tuindersstand in Zeeland ten volle
heeft vervuld. De leiding van de Z. L. M. hoopt op
den ingeslagen weg te kunnen voortgaan. Daarvoor
kan echter de steun en de volle medewerking van
de leden niet worden gemist. De moeilijkheden in
den landbouw zijn nog vele, de Z. L. iM. zal trachten
deze zoo dragelijk mogelijk te doen zijn. We willen
dit verslag besluiten met de gebruikelijke zin:
„Wees gedachtig aan „Eendracht maakt macht",
wordt lid van de Z. L. M. eb wek anderen daar
toe op."
BIIOUW GERST.
Zendt Uwe monsters brouwgerst, groot ca. 1 kg
(Abed Kenia, Saxoniq,, Spratt Archer of Mansholt's
2 rijige) vóór Dinsdags in aan het Secretariaat der
Z. L. M., Landbouwhuis, Goes.
Indien de partij geschikt is voor de brouwerij,
ontvangt U er een bod op.
Zoowel groote als kleine partijen komen in aan
merking.
PRIJZEN VELDBOONEN.
Naar ons ter oore is gekomen, verkeeren ver
schillende landbouwers in de meening, dat de
richtprijs van veldboonen, welke door den Minister is
bepaald op 9,25 per 100 kg, ten allen tijde door den
denaturatie-toeslag zal worden bereikt.
Bij eenig nadenken zal het een ieder duidelijk zijn,
dat deze opvatting niet geheel juist kan zijn.
Zooals men weet, wordt de denaturatie-toeslag
telkens door de Nederlandsche Akkerbouw Centrale
over een bepaald tijdvak achteraf vastgesteld.
Hierbij wordt o.m. uitgegaan van den marktprijs.
De bedoeling is nu, dat de marktprijs te samen
met den denaturatietoeslag bovenbedoelden richt
prijs zullen benaderen.
Hieruit blijkt duidelijk, dat degene, die zijn
boonen beneden de marktnoteering verkoopt, de
richtprijs niet zal bereiken.
Het is dus zaak te trachten voor zijn boonen den
hoogst mogelijken verkoopsprijs te bedingen.
RASSENKEUZE WINTERGRANEN 1937.
(Eerste bericht.)
Sedert de Rassenlijst in Januari/Februari inplaats
van in September/October wordt uitgegeven, is het
mijn gewoonte in den herfst zooveel mogelijk
gegevens te verzamelen omtrent de nieuwste
ervaringen met wintergranen en deze in een kleine
reeks van artikelen te verwerken, die aan de land-
bouwpers ter opname worden aangeboden. Natuur
lijk is het aantal gegevens, waarop deze artikelen
steunen, minder groot dan dat waarop de definitieve
Rassenlijst komt te berusten, maar voor de practijk
is het van belang vóór den zaaitijd zoo goed mogelijk
te worden ingelicht. Ik wil daarom ook ditmaal
weer trachten de nieuwste ervaringen ter alge-
meene kennis te brengen en begin met een globaal
overzicht van den stand van het vraagstuk.
Ieder jaar brengt zijn mee- en tegenvallers. Dat
is een ieder bekend, en wanneer men opnieuw tot een
keuze van de rassen moet overgaan, is het zaak
zich niet te veel door den indruk van het laatste
jaar te laten leiden, maar zoo objectief mogelijk een
lange reeks van jaren voor oogen te nemen en uit
de gezamenlijke mee- en tegenvallers conclusies te
trekken. Het is altijd gevaarlijk een veelbelovende
nieuwigheid dadelijk alle vertrouvyen te schenken,
daarentegen geeft het oude beproefde weinig kans
op verrassingen. En hoewel a priori wel mag
worden aangenomen dat ook de oude uitstekende
rassen als Petkuser rogge, Vindicatgerst en Juliana-
tarwe eenmaal het veld zullen moeten ruimen voor
iets beters, men betrachte bij het overschakelen van
ou'die op nieuwe rassen steeds een zeker conservatis
me. In dien geest heb ik ook vorige jaren
geadviseerd, en ik geloof dat zij die deze adviezen
hebben opgevolgd, er niet slecht bij gevaren zijn.
Van wintergerst valt op het oogenblik nog weinig
bijzonders te vermelden. De bekende wintergerst-
rassen Vindicat, Fletumer, Mansholt's H en Vogel's
Agaer hebben geen verrassingen opgeleverd. Deze
rassen zijn alle goed te noemen en tamelijk gelijk
waardig. Tot 1936 stond Fletumer in opbrengst iets
beneden Vindicat, Vogel's Agaer en Mansholt's n
iets er boven; in 1937 schijnt Fletumer iets gunstiger
voor den dag te komen; ik hoop een volgende maal
wat meer proefveldcijfers te kunnen vermelden,
waaruit dit dan zal blijken.
De buitenlandsche en nieuwe rassen die dit jaar
zijn beproefd en waarvan er enkele het vorig jaar
nogal goed voor den dag kwamen, hebben dit jaar,
met uitzondering van Escourgeon 185/79, geen zeer
gunstigen indruk gemaakt. Beproeving van Hyl-
kema's-selectie 11, Peragis middenvroege, Mahn-
dorfer Victoria en Escourgeon 185/79 zal worden
voortgezet en proefnemers zullen welkom zijn, maar
voor de groote practijk is er m.i. geen reden iets
anders te verbouwen dan een der vier oude bekenden.
Ook wat de winterrpggie-rassen betreft is hef beeld
ten deele nog al vanouds. De Zeeuwsche rogge kon
het, over het geheele land genomen, niet bolwerken
tegen de Petkuser. Op de proefvelden bracht ze het
gemiddeld (niet verder dan 80 85 i% van de zaad-
opbrengst van Petkuser.
Een dergelijk figuur maakt de Ottersumsche, die
het gemiddeld niet boven de 90 brengt.
Stieltjes rogge, evenals de Ottersumsche op
resistentie tegen aaltjesaantasting gekweekt, is op
wat ruimere schaal beproefd, en de totale indruk is
niet ongunstig, zoodat wordt overwogen ze in de
Rassenlijst op te nemen. In type heeft deze rogge
(een kruising van Petkuser X Ottersumsche) wel
iets van de 'Ottersumsche. De resistentie tegen
aaltjes komt ongeveer met die der Ottersumsche
overeen, zoodat deze rogge beproeving verdient
tegenover Ottersumsche en speciaal op land waar
aalltjesziekte („reup") voorkomt. Overigens zal de
kweeker natuurlijk moeten trachten de opbrengst
op het peil der Petkuser te brengen, wat een alles
behalve gemakkelijke taak is!
Stond de Petkuser tot dusverre onbestreden aan
de spits, ze krijgt ernstige concurrentie van de Von
LochoWs korstroo, die uit hetzelfde „nest" afkom
stig is.
Van het oogstjaar 1936 beschikken wij over 52
vergelijkingen tusschen Petkuser en Von Lochow's
kortstroo, die als volgt kunnen worden samengevat:
Von Lochow's kortstroo t.o.v. Petkuser
aantal
minder
gelijk
beter
in
proev.
zandgrond
16
4
2
10
107,2
dalgrond
33
13
15
5
97,4
löss
3
1
1
1
108,3
samen
52
18
18
16
100,9
Ook deze cijfers hopen wij nog te completeeren
■met nieuwe gegevens. Voorloopig vestigen ze den
indruk, dat de Von Lochow's kortstroo rogge op
zandgrond de Petkuser evenaart of zelfs overtreft,
op dalgrond echter niet tegen het oude ras op kan.
In elk geval is de Von Lochow's kortstroo alleszins
waard verder beproefd te worden.
Van de overige Duitsche selecties hebben de
Brandt's Marien rogge en Ringrogge II een goeden
indruk gemaakt. Deze rassen, alsmede Poznan 24
en Carsten's kortstroo, zullen verder worden
beproefd.
Zooals gewoonlijk heeft het wintertarwe-sortiment
het meest de aandacht getrokken en verrassingen
zijn dit jaar niet uitgebleven.
Waren aller oogen gericht op de Fransche
matador Joncquois, het schouwspel heeft velen en
ook ondergeteekende teleurgesteld. In de eerste
plaats Werd dit ras, evenals Benoist 40, geteisterd
door roest, maar bij het oogsten bleek de opbrengst
over het geheel tegen te vallen en vaak ver
beneden rddelijke verwachtingen te .blijden-. Dit
is jamtmer, maar niet te ontkennen. Schijnbaar
is de slechte structuur van den 'grond oorzaak
dat de benoodi'gde (stikstof niet tijdig" ter beschik
king heeft gestaan oim de Joncquois haar volle
ontwikkeling te geven; en is de minder gun
stige zomer oorzaak dat zich het verschijnsel heeft
ontwikkeld waartegen ik van den beginne af gewaar
schuwd heb, n.l. onvoldoende vulling der korrels,
wat bij 'dit (en meer nog bij sommige andere Fran
sche rassen) een voorwaarde is voor hooge opbrengst
en goede kwaliteit. Tenslotte heeft de gele
roest dit jaar in onverwacht sterke mate de
Joncquois aangetast. Indien de winter streng ware
geweest, zou de Joncquois misschien met één slag
„genekt" zijn geweest, maar gelukkig is ons dit
bespaard. Gelukkig, omdat deze tarwe te goede
eigenschappen bezit om zich door de teleurstellingen
van één jaar te laten ontmoedigen. De groote pro
ductiviteit in gunstige omstandigheden, het ver
mogen groote hoeveelheden stikstof te benutten, het
korte, stevige en zware stroo, de vroegrijpheid, de
groote resistentie tegen stuifbrand en de behoorlijke
bakaard blijven eigenschappen van groot belang, die
zich zeer zeker in de toekomst zullen laten gelden,
en ik zou de verbouwers in overweging willen geven
de verbouw van Joncquois ongeveer te houden op
het peil dat ze thans heeft bereikt. Wel behoort
zooals ik ook vroeger reeds herhaaldelijk opmerkte
de toekomst niet bepaald aan Joncquois, maar
aan een nog te vinden witzadig ras, dat de minder
gunstige eigenschappen der Joncquois mist (o.a. het
uitvallen der korrels tengevolge van te langzaam
afrijpen van het stroo, de gevoeligheid voor koude
en roest), maar de Joncquois is m.i. nog altijd een
welkome overgangsvorm, die den weg bereidt naar
het betere.
De Fransche groep is nog steeds zeer rijk, en in
het land van herkomst groeit ze voortdurend aan.
Ik zag dit jaar bij de Fransche kweekers verschil
lende nieuwe en zeer veel belovende stammen, die
over enkele jaren ook hier te lande kunnen worden
beproefd, en het is mij bekend, dat ook de Neder
landsche kweekers doende zijn de gewenschte com
binatie te vinden. Van Ir. Koopman zijn reeds een
tweetal nieuwe kruisingen in beproeving.
Wie, (met mij, in de toekomst van iets „Fransch"-
achtigs gelooft, blijve aan de beproeving mede
werken. Het overweldigend aantal tarwerassen
maakt het noodig dat vele proeven worden genomen.
Over de reeds in beproeving zijnde rassen kan nog
niet alles worden medegedeeld, ik kom daarop een
volgende maal terug. Tot dusverre hebben de rood-