Zaterdag 11 September 19c No. 1547. De beteekenis van het tuinboiiwonderwijs. RUBRIEK TUINBOUW Van 'hoe groote beteekenis en hoe nood zakelijk voorlichting en onderzoe op tuinbouw gebied ook zijn, van het allergro itste belang is, dat zij, die op tuinbouwgebied werkzaam zijn, ook grondig theoretisch en prac isch onderwijs he bben genoten. Vooral geldt dit in een streel als Zeeland, waar de 'tuinbouw zich veelal nog in een stadium van ontwikkeling bevindt en de teler zich dagelijks voorr moeilijkheden ziet geplaatst, welkè hij nog niet onder ihet odg heeft gezien en die toch direct om een oplossing vragen. Dan blijkt de noodzakelijkheid, dat men niet alleen moet weten, hoe een bepaalde werkzaam heid verricht wordt, maar ook waarom het zoo wordt gedaan, teneinde in afwijkende gevallen de juiste wijzigingen te kunnen aanbrengen. Jammer genoeg rijn nog niet allen, die het tuin bouwbedrijf uitoefenen, van de noodzakelijkheid van onderwijs doordrongen en wel op grond van het feit, dat zij nog altijd een zekere tegenstel ling zien tusschen een theoretische ontwikkeling en de practische geschiktheid voor het bedrijf. Zij meenen, dat wie zijn neus te veel in de boeken steekt, straks de spade of het snoeimes niet meer zal weten te hanteeren. Deze opvat ting is onjuist, het een sluit het andere niet uit en het stellen van de vraag, welke van de twee het belangrijkste is, moet reeds foutief geacht worden. Het tuinbouwbedrijf, dat zoo veelzijdig is en zooveel verschillende mogelijkheden biedt en door zich snel wijzigende omstandigheden zich voortdurend moet weten aan te passen, behoort geleid te worden door iemand met een zoo uitgebreid mogelijke kennis en groote vaardig heid, terwijl ook hetzelfde kan worden gezegd van de arbeidskrachten, die in het bedrijf werk zaam zijn. En niet alleen, dat het voor de dagelijksche uitoefening van het bedrijf noodzakelijk is, dat men een zekeren graad van ontwikkeling heeft bereikt, doch ook voor den tuinderstand in zijn geheel beschouwd, is het een vereischte. Terecht beklaagt men zich wel eens, dat met de belangen van den tuinder, in vergelijking met andere groepen, waaruit de maatschappij is opgebouwd, te weinig rekening wordt gehouden. In veel gevallen heeft men dit aan zichzelve te wijten, omdat de tuinder meer zijn kracht heeft gezocht in het verrichten van zwaren en lang- durigen handenarbeid, zonder zich veel moeite te geven ook het geestelijk peil wat op te voeren door het volgen van cursussen, het lezen van boeken, het bijwonen van excursies, enz. Gelukkig komt hierin echter groote verande ring en de voortschrijdende wetenschap werkt dit in de hand. Verschillende mechanische hulp middelen komen den handarbeid verlichten, maar stellen aan de kennis van degenen, die ze moeten bedienen, steeds hoogere eischen; vooral op het gebied van de ziektebestrijding, bemesting, veredeling der gewassen zijn hier van duidelijke voorbeelden aan te halen. Zeeland heeft zich echter ten aanzien van het onderwijs op tuinbouwgebied nooit onbetuigd gelaten. Niet alleen, dat de cursussen regel matig wlorden bezocht, doch ook een groot aantal jongelieden toonen later de behoefte zioh nog verder te ontwikkelen, hetgeen zich uit in de groote belangstelling voor de opleiding van tuinbouwvakonderwij'zer, terwijl ook ver wacht mag worden, dat de fruitteeltschool regelmatig door voldoende leerlingen zal worden bezocht. Ongetwijfeld zal in het komende winterhalf jaar de belangstelling weer groot zijn en het is een verheugend feit, dat de Zeeuwsche Land bouw-Maatschappij, welke bij het organiseeren van het cursusonderwijs een zoo belangrijke rol speelt, door middel van haar Tuinbouwblad" in het bijzonder nog eens den nadruk wil leggen op de groote beteekenis van het onderwijs voor de verdere ontwikkeling van den tuinbouw. De Inspecteur van den Tuinbouw en het Tuinbouwonderwijs, Ir. A. W. VAN DE PLASSCHE. IETS OVER DE SOHADE-BESTRIJD1NG VAN WESPEN. „Kunt V mij een middel aangeven ter bestrijding van wespen, vooral in druivenkassen", is een vraag die de laatste weken herhaaldelijk wordt gesteld. In verbahd hiermede lijkt h-et mij van groot belang één en ander over wespen in dit blad mede te deelen. Wil men de wespen bestrijden en de schade dezer diertjes voorkomen, dan dient men toch iets te weten over de gedragingen der wespen. De wespen, die hier besproken zullen worden, behooren met de bijien en mieren tot de orde der vliesvleugeligen en bezitten dus twee paar vliezige vleugels. De groep der wespen vertegenwoordigt echter meerdere soorten, zooals b.v. de graafwespen, die voor de fruitteelt van geen belang zijn, de sluip wespen, die ons bij de bestrijding van verschillende insecten van groot nut kunnen .zijn b.v. Aphelinus mali, die bij de bloedluisbestrijding van groot belang is, daarna de galwespen, die oorzaak zijn van het ontstaan van gallen aan verschillende plantendeelen, vervolgens de 'bladwespen, waarvan de larven veelal schadelijk kunnen zijn zooals b.v. de bessenblad- wesp, de slakvormige bastaardrups en andere, verder de zaagwespen, zooals de appel- en pruime- zaagwesp en tenslotte de echte wespen. De echte wespen zijn vooral kenbaar aan hun „wespentaille" d.w.z. het borststuk is door een dun segment of geleding met het achter lijf verbonden. De echte wespen kunnen weer in 2 groepen ver deeld worden, n.l. de solitaire en de sociale wespen dus die welke alleen en die welke in groepen leven. Voor ons zijn vooral van belang de sociale wespen. Hier treft men aan mannetjes, wijfjes en werk sters. Deze werksters .behooren ook tot de wijfjes, maar zijn echter gewoonlijk voor de voortplanting van geen belang. De echte wijfjes worden uov». koninginnen genoemd en zijn grooter dan de werksters. In iedere wespenkolonie komt maar één koningin voor, deze is de grondlegger dér kolonie. De wespen- staat bestaat van het voor- tot het najaar, alle inwoners sterven dus in het najaar, met uitzonde ring van de bevruchte wijfjes, die op beschutte plaatsen overwinteren. Hiervoor worden verschil lende plaatsen uitgezocht, b.v. onze woningen, zelfs wel in laden van kasten, maar ook onze planten kassen bieden een goede schuilplaats, alsmede schu ren, holle boomstammen enz. Deze bevruchte wijfjes zijn dus de koninginnen, die den winter al rustende hebben doorgebracht. Worden de voorjaarsdagen wat warmer, dan komen de koninginnen uit hun schuilplaatsen te voorschijn en gaan een geschikte plaats zoeken om een nest te bouwen, waar later de wespen bij, grootere of kleinere aantallen uit vliegen. Hieruit volgt dus, dat een enkele koningin in April of Mei reeds een geheele wespenkolonie in wording vertegenwoordigt. Worden dus de over winterende koninginnen gedood, dan wordt de kans voor het ontstaan van vele wespenstaten in den komenden zomer, belangrijk geringer. Beziet men een wespennest eens nauwkeurig, dan zal men tot de ontdekking moeten komen, dat dit nest een keurig voorbeeld van bouwkunst is. Opvallend is, dat alle nesten hangen, ook die welke zich in den grond bevinden. Gewoonlijk kiest men als plaats in den grond, waar het nest gebouwd moet worden, een plantenwortel of een takje of iets dergelijks. Hieraan wordt eerst het steeltje „gehangen" en aan dit steeltje wordt een koepel vormige overkapping gebouwd. Hieronder en aan het steeltje worden reeds de eerste cellen bevestigd, waarin zoo spoedig mogelijk eieren worden gëlegd. Zijn de eerste eieren dus gelegd, dan gaat de koningin verder met het bouwen van het nest, maar tevens worden nieuwe cellen gebouwd, waarin ook weer eieren gelegd worden. Ze houdt er echter rekening mede, dat uit de eerst gelegde eieren reeds spoedig de larven geboren kunnen worden, en begint tegen dien tijd hiervoor dan ook voedsel te ver zamelen. Ongeveer een maand nadat de eieren gelegd zijn, zijn hieruit wespen gegroeid, na eerst een larve en popstadium te hebben doorgemakt. Deze eerste wespen zijn dus de eerste weiWers. Langzamerhand nemen deze het werk van <je koningin, bestaande uit het afbouwen van hetVest en het verzamelen van voedsel voor de larven, ó\er. De koningin weidt zich dan geheel en al aan leggen der eieren. Voorloopig ontwikkelen zich tp deze eieren uitsluitend werksters, die op haar beuk mede werken aan den verderen bouw van het nes' Nadat een zeer groot aantal eieren is gelegd waaruit' werksters groeien, worden eieren gelegd waaruit uitsluitend mannetjes en wijfjes zich ontwikkelen. Deze wijfjes nu zijn, na bevruchting in het voorjaar de koninginnen, die op haar beurt weer nieuwe kolonies gaan stichten. Bi/de overwintering der bevruchte wijfjes speelt voo^ het weer een belang rijke rol, terwijl in den ztfner de ontwikkeling dei- wespen ook door het v/er beïnvloed wordt. Het meest kritiek voor «fè wespen schijnt echter de weersgesteldheid in voorjaar te zijn, dus ten tijde dat -de koninginnen met den nestbouw en het eieren leggen een aanvang maken. Mien kan de ne/ten der wespen boven den grond dus in de ope/ducht, maar ook onder den grond vinden. Het is gewoonlijk een eigenschap van de soort om het nest in de open lucht of in den grond te bouwen, terwijl sommige waarschijnlijk beide, dus openlucht en grondnesten maken. De kleur der nesten is veelal ook verschillend, hieraan kan men dikwijls nagaan waarvan de nesten zijn samengesteld. Grijze nesten zijn veelal opgebouwd uit bastvezels, die niet zijn fijngekauwd maar door de wespen min of meer uitgeplozen. De geel en bruin gekleurde nesten bestaan veelal uit fijn gekauwd dood hout, terwijl in deze nesten dikwijls nog anders gekleurde strepen voorkomen, welke ontstaan zijn uit andere stoffen, die zij mede verzameld hebben. Het voedsel der wespen en der larven bestaat niet uitsluitend uit plantaardige stoffen, maar veelal ook uit vleesch en dergelijke. Men heeft in weide streken dan ook opgemerkt, dat vele vliegen, die 'zomers bij het melken der koeien zeer lastig kunnen zijn, gevangen worden door wespen. Maar ook andere insecten worden gevangen en gedood, terwijl men wespen ook dikwijls vinden kan op lijken van vogels en andere dieren. Zooals bekend zijn wespen echter zeer gevaarlijke vijanden van rijp fruit, dat dikwijls zeer ernstig vernield kan worden. Dezen zomer is dit dan ook weer in 't bizonder het geval, en hoort men hierover van de druivenkweekers zeer veel klachten. De bestrijding van wespen is echter niet zeer eenvoudig, want wil men ze goed bestrijden, dan dienen de nesten opgezocht te worden. Dit kan men doen door na te gaan in welke richting de wespen zich tegen den avond begeven. Ziin het openluchtnesten, dan kan men deze met een fakkel gemakkelijk verbranden, hetgeen men 's avonds doet, omdat de wespen dan alle „thuis" zijn. Moeilijker is het echter met de ondergrondsche nesten, die men veelal in slootkanten en dergelijke vinden kan. Heeft men zoo'n ondergrondsch nest overdag! gevonden, dan plaatst men daar een stok bij, om het 's avonds weer gemakkelijk terug te kunnen vinden, 's Avonds terug gekomen, zoekt men de opening van het nest. De opening loopt veelal in benedenwaartsche richting naar buiten. De bedoeling is nu om dit nest niet te verstoren, maar volkomen uit te roeien, hetgeen men dan doen kan ^ej- een. 0f g-jeter1 met flinken tuit, een hoeveelheid zwavelkoolstof hierin te gieten. Dit werk mag men echter geenszins uitvoeren onder het genot van een brandende sigaar, sig-are-t of pijp, en ook niet met een brandende petroleumlamp of 'iets dergelijks, dus zonder open vuur of licht, want zwavelkoolstof is uiterst brandbaar en daardoor zeer gevaarlijk. Heeft men een hoeveelheid van deze stof in het nest gegoten, dan wordt oogenblikkelijk de opening van het nest met een eenigszins natte gras zode afgedekt en goed aangetrapt. De in het nest aanwezige wespen zullen door den damp der zwavel koolstof spoedig stikken. Een andere methode is om in het nest een flinke hoeveelheid vruchtboom- of timmermanscarbolineum te gieten en dan 't nest af te dekken met 'n graszode. Brengt dit ook nog bezwaren mede, dan is het mogelijk om in het nest een hoeveelheid benzine te gieten, en deze direct na het ingieten in brand te steken. Het is vanzelfsprekend, dat men deze bezig heden niet door kinderen laat uitvoeren in verband met de gevaren die hieraan verbonden zijn. Willen de wespen uit zoo'n brandend nest nog ontsnappen, dan zullen zij bij het vliegen hun vleugels verbranden en worden dan toch gedood. Er zijn mij gevallen bekend, waarbij druiven- kweekers voor een geringe vergoeding geholpen worden door de jeugd bij het opsporen van wespen nesten. In één geval kregen de jongens voor ieder nest dat zij vonden en waarbij zij een stok plaatsten 25 cent van den druivenkweeker. Deze laatste ging er 's avonds op uit om de wespen op één der boven omschreven manieren te vernietigen. Op deze wijze zijn zeer vele nesten opgeruimd. Het komt echter nog geregeld voor, dat wespen in de druivenkassen ontzettend veel vernielen. AI zijn er veel wespen in een bepaalden zomer, dan behoeven deze toch niet veel schade in druivenkassen te doen. Als de druiven nog niet rijpen, vindt men er geen wespen, maar wel als er rijpe trossen te vinden zijn. Dit is gewoonlijk in den nazomer, dus om dezen tijd. Deze wespen komen dan door de steeds openstaande luchtramen binnen. Heel eenvoudig is het dus om deze openingen door stukjes horregaas voor de wespen af te sluiten. Aan de binnenzijde der kas wordt dus een stukje horregaas tegen de kap onder het luchtraam bevestigd. De luchtramen kunnen dus voortdurend open blijven. De in de kas op dat moment aanwezige wespen kunnen nu ook de kas niet meer verlaten. Dit is geen bezwaar, want gewoonlijk zien we de wespen langs het glas heen en weer vliegen, zoekende naar een opening. Gewoonlijk zoeken zij deze opening in den! knik die zich in de roeden bevindt op ongeveer 1 meter boven den grond, dus daar waar de kap eenigszins gebogen is. Maakt ^nen dus op een paar plaatsen even een ruit los en jchuift die omhoog, dan kunnen de wespen daar de s verlaten. Zijn ze «er uit dan worden de openingen tuurlijk direct weer gesloten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1937 | | pagina 9