Redactioneel Gedeelte AKKERBOUW. steeds meer benutten van suükerbietenloof gaat de verbouw hiervan iets achteruit. De opbrengst was onregelmatig. Hier en daar kwam hartrot voor, het toedienen van borax blijkt het optreden hiervan tegen te gaan. Tenslotte gaven de 14000 ha suikerbieten een groote massa waardevol voedsel in den vorm van koppen en bladeren. Als gevolg/an het natte weer gaf het opvoeren in den herfst veel moeilijk!? xlen, de verliezen bedroegen meer dan norrriaal het geval is. Ook het inkuilen ging hierdoor bezwaarlijker. De beteekenis van dit afvalproduct voor voeding van rundvee en op de groote bedrijven ook van paarden wordt nog steeds grooter. Ook het stroo en kaf van ongeveer 40.000 ha granen en van circa 16.000 ha peulvruchten spelen een groote rol bij de voeding van het vee in Zeeland. Toch wordt er ook nog veevoer bijgekocht, hoe wel dit door de veebeperking en besparing ver mindert. Melkproductie en boter prijzen. O.m. door den in vloed van de maatregelen tot beperking van den melksteun daalde het aantal melkkoeien in Zeeland van 27.166 in Juni 1935 tot 25.096 in Juni 1936. De melkproductie was in den voorzomer eenigs- zins gedrukt, in den nazomer echter gunstig, gemid deld normaal. De totale melkproductie heeft ongeveer 95.000.000 kg bedragen. De melkdistributie en de consumptie- melkprijs zijn dank zij de ordenende invloed der crisismaatregelen waarbij het zuivelconsulent- schap voor Zeeland een leidende rol heeft gespeeld verbeterd. De opbrengst der melk bleef echter ook dit jaar weer beneden redelijke productiekosten. De gemiddelde nettoprijzen van boerenboter waren per kg: in 1930 1,76 1931 1,45 1932 1,21 1933 1,16 1934 1,13 1935 1,27 1936 1,30 Veeprijzen. Tengevolge van de beperking werden er dit jaar slechts ongeveer 15.000 kalveren gefokt, in normale tijden bedroeg dit aantal gemiddeld 23.000 per jaar. Bovendien kocht de veehouder elk jaar (vnl. in den herfst) een zeer groot aantal gras kalveren en lx/z- tot 2-jarige beesten bij, zeker 10.000. Dit jongvee wordt 's zomers geweid en 's winters wordt hiermede het afval van het bouw land tot waarde gebracht. De jonge runderen worden later verkocht als kalf- vaarzen, vette weidevaarzen en op stal gemeste stieren, ossen en vaarzen. Door de tijdsomstandigheden is deze hoofdtak van de Zeeuwsche veehouderij buitengewoon gedupeerd, de beperkte jongvee-opkweek maakt, dat de vee houder te weinig vee in verhouding tot de grootte Van zijn weiland kan houden en dat er een gedeelte van het afvalvoer van het akkeibouwbedrijf onbenut blijft. Bovendien is het uitgesloten winst te maken op het gekochte jonge vee, dat schaars te verkrijgen en daardoor duur is. Het resultaat van de stalmest in den winter 1935/ 1936 was onbevredigend. De vetweiderij was behoor lijk rendabel door lage inkoop- en bevredigende verkoopprijzen. Veranderingen in het bedrijf. Crisismaatregelen. Nog steeds wordt hier en daar weiland gescheurd. De moeilijke jongvee-aanvulling is oorzaak dat hier en daar grasland wordt gescheurd dat voor bouw land ongeschikt is. De crisismaatregelen hebben de Zeeuwsche rund veestapel sedert Juni 1934 verminderd van 93.400 stuks tot 78.500 stulks in Juni 1936. De kalvertoewijzing voor Zeeland bedroeg in 1936 14.091 stuks (in 1935: 16.932). Bovendien kwam aan het einde van het jaar een zeer gewaardeerde extra ossentoewijzing van 2550 stuks, door de late toewijzing en de beperkte tijd was de practische waarde hiervan voor de boeren zeer verminderd. De afzet en de prijsvorming van boerenboter werden in het afgeloopen jaar wederom zeer gunstig beïnvloed door den aankoop van 74.931 kg boerenboter door de Nederlandsche Zuivel- Centrale. De crisismaatregelen op het gebied der consump- tliemelk hebben in Zeeland door zeer eenvoudige middelen geleid tot gunstige en gewaardeerde resul taten. De algemeene melkcontröle aan de zuivelfabrieken in Zeeuwsch-Vlaanderen werkt goed. De kleine kern van personen, die in den vorm van melkcon tröle en stierenvereenigingen aan de rationeele vee verbetering werkt, handhaaft zich. Paardenfokkerij en -houderij. Q Gezondheidstoestand. Bij paarden zijn over het algemeen weinig besmettelijke ziekten geconstateerd, alleen goedaardige droes kwam in 1936 weer vrij uitgebreid in Zeeland voor, 'zonder echter aan leiding te geven tot ernstige complicati^. Na het afdrukken van het verslag 1935 bleek, dat daarin vermeld staat, dat in 1935 kwaadaardige droes vrij uitgebreid voorkwam. Dit is niet juist, bedoeld is goedaardige droes. Besmettelijk verwerpen kwam slechts sporadisch voor. Voornamelijk bij de jonge paarden werden door de veeartsen verschillende wormziekten geconstateerd, verschillende jaarlingen stierven aan doodelijke ver bloedingen door bepaalde wormen veroorzaakt. Bedryfsuitkomsten. Afzet en pryzen. In Zeeland worden de laatste jaren 9 k 10.000 merries gedekt. Daarvan blijven er ongeveer 40 in leven, per jaar komen er derhalve ongeveer 3600 a 4000 jonge paar den bij. Voor aanvulling van eigen werkpaarden zijn hiervan noodig circa 2300. Voor handelsafzet zijn dus beschikbaar. 1300'1700 jonge paarden (grootendeels ruinen) en 2300 oude werkpaarden. Bovendien enkele oudere hengsten. Voor jonge fokmerriën bestond een vlotte afzet, prijzen van 250 tot 500. Enkele goedgekeurde hengsten van prima kwali teit brachten 3000 tot 6000 op. Goedsoortige ruinen werden voor goede prijzen veelal naar Enge land verkocht voor 150 tot 225. Bijzonderheden. Te Middelburg en Kloosterzande werden fokdagen gehouden, op beide plaatsen was de belangstelling goed. Ook bezoek en deelname aan de merriekeuringen, de voorjaars- en najaarshengstenkeuring en de Centrale Keuring te Goes waren bijzonder goed. Schapenfokkerij en -houderij. Gezondheidstoestand. Deze was gunstig. Mond en klauwzeer werd niet geconstateerd. Als gewoon lijk kwam in alle kudden hoewel in beperkte mate rotkreupel voor. (Slot volgt.) TARWE- EN GERSTOPBRENGSTEN IN GRONINGEN. In het Groninger Landbouwblad vonden wij de proefveldresultaten van de wintertarwe- en winter- gerstproefvelden, aangelegd door het Rijksland- bouwconsulentschap voor N. Groningen, afgedrukt. De oogstresultaten waren de navolgende: Opbrengst in kg/ha zaad stroo Juliana 3757 6405 Invicta 3928 6548 Cars ten 3653 6418 Mendel 3738 6912 Joncquois 3385 6165 Benoist 40 3170 5585 Vilmortn 27 3407 5967 Bij deze cijfers wordt opgemerkt, dat dit gewas niet zoo zwaar was als geweniseht was. In het bijzonder openbaarde zich een te geringe stikstof werking bij de Fransche tarwe's. Deze komen dan ook in opbrengst meer of minder, in ieder geval duidelijk achteraan. De favoriet van 1936, de Joncquois, wordt flink door de vier oudere rassen overtroffen. De oude kampioen Invicta toont nog maals de goede eigenschappen. Kort en stevig waren vooral de laatste drie. De roestaantasting was bij Joncquois het ergste. Voorts was een proefveld aangelegd met ver schillende hoeveelheden zaaizaaid en stikstof bij Joncquois-tarwe. De verschillen in hoeveelheid zaaizaad werden tot stand gebracht door resp. op 18, 22 en 28 om rijenafstand te zaaien en de hoeveelheid per pijp gelijk te laten. De hoeveelheid zaaizaad was 140.180 of 220 kg, terwijl de hoeveelheid stikstof 30 kg en 50 kg bedroeg. De oogstresultaten waren: opbrengst in kg/ha zaaizaad stikstof zaad stroo 140 kg 30 kg 3704 6910 180 30 3660 7560 220 30 3614 7232 140 50 4146 7748 180 50 4176 8118 220 50 4220 8380 Hierbij wordt het volgende aangeteekend De invloed van de hoeveelheid zaaizaad was gedurende den groei duidelijk te constateeren door een dichteren stand, terwijl het verschil in stikstof bemesting ook flink naar voren kwam door een meer forsche ontwikkeling. De grootste hoeveelheid stikstof en de dichtste stand was evenwel nog niet zoo dat het gewas legerde. Zeer waarschijnlijk had het nog 20 kg zuivere stikstof meer kunnen verdragen. In normale jaren kon de 30 kg zuivere stikstof op een grond en voorvrucht als deze als voldoende worden beschouwd. Hieruit mag wel worden afge leid in welke ongunstige omstandigheden vooral deze Joncquois dit jaar heeft verkeerd. Joncquoistarwe blijkt bijzonder dankbaar te zijn voor een ruime stikstofbemesting. De grodlte van de hoeveelheid zaaizaad heeft bij de kleine stikstofgift van 30 kg een effect gehad op de zaadopbrengst dat tegengesteld is aan de verwachting; de stroo-opbrengst echter is zoowel bij 30 kg als bij. 50 kg stikstof gestegen evenals de zaadopbrengst bij 50 kg stikstof. Resumeerende komt men tot de conclusie, dat Joncquois veel stikstof vraagt en dicht kan worden gezaaid. Tot slot veemeiden wij nog de resultaten der wintergerstproefvelden, aangelegd door genoemd consulentschap op zware Dollardklei. Deze kunnen als volgt worden samengevat: zaad stroo hl gewicht Vindicat 100 100 59.9 Fletumer 107 95 Vogels' Agaeij 99 102 59.0 Escourgeon 185/79 113 108 58.4 Friedrickswerter Berg 97 108 57.4 Hylkema 96 121 58.3 MaJhndorfer Victoria91 70 60.8 Als standaard is Vindicat gekozen; de opbreng sten aan zaad en stroo zijn uitgedrukt in procenten van dit ras. Fletümer heeft gemiddeld van de oudere rassen de hoogste opbrengst aan zaad gegeven. Van de nieuwere rassen heeft alleen de Escour geon een hoogere zaadopbrengst gegeven dan de oudere rassen. HET IN KAART BRENGEN VAN DE VRUCHT- OPVOLGING IN DE VERSCHILLENDE JAREN. 'Het mag algemeen bekend worden verondersteld, welk een groote beteekenis aan een juiste vrucht opvolging moet worden toegekend. Onderschatting van deze beteekenis kan aan de uitkomsten van het bedrijf groote schade berokkenen. Daarom is het van veel belang, dat de boer zich op elk gewenscht tijdstip een duidelijk beeld kan vormen hoe de vruchtopvolging in de voorgaande jaren op zijn bedrijf is geweest en op welke wijze deze naar zijn meening in de volgende jaren zal moeten zijn. Om dit doel te bereiken verdient het aanbeveling, elk jaar bij het opmaken vans het bouwplan een schematisch overzicht samen te stellen /an de ligging en grootte van zijn perceelen, dat wil dus zeggen, dat een plattegrond van deze perceelen wordt opgemaakt, waarin de verhoudingen zooals deze in werkelijkheid tusschen de verschillende stukken land bestaan, juist zijn weergegeven. Men begint dus met het bedrijf op schaal uit te teekenen. Is één keer de plattegrond op bovenstaande wijze vastgesteld, dan gaan wij als volgt te werk: De gewassen, die wij het komende jaar op de verschillende perceelen wenschen te telen, worden aangegeven door bepaalde kleuren. Zoo wordt b.v. een perceel waarin men tarwe wil zaaien geel gekleurd, een perceel waarop men haver wil zaaien rood gekleurd enz. Het in kaart brengen der vruchtopvolging met aanduiding def gewassen door verchillende kleuren wordt reeds een aantal jaren toegepast in de Wie- ringermeerpolder, zooals door Ir. Smeding werd medegedeeld op de Algemeene Vergadering der Z. L. M. op 30 November 1936 te Goes. Otp deze wijze krijgt men een zeer overzichtelijk beeld van het bouwplan. Door met behulp van bovenstaand schema telken jare het bouwplan vast te leggen, verschaft gij U voor de volgende jaren de noodige gegevens, welke U later met één oogopslag kunnen inlichten over de door U geteelde gewassen in de voorgaande jaren, zonder dat een beroep hoeft te worden gedaan op Uw geheugen. Het spreekt van zelf, dat elk jaar voor de aan duiding der verschillende gewassen dezelfde kleuren moeten worden gebezigd. Wij stellen ons voor, dat het opstellen van een dergelijk schema voor onze jonge landbouwers een even prettige als leerzame bezigheid zal zijn gedurende de lange winteravon den, welke binnenkort weer zullen aanbreken. BESCHADIGING VAN HOPPERUPSKLAVER. In enkele gemeenten van West Zeeuwsch-Vlaan- deren komt op verscheidene perceelen hopperups- klaver een eigenaardige beschadiging voor, die tot heden nog niet door ons werd waargenomen. De blaadjes van de hopperups openen zich niet op normale wijze, maar blijven langs de hoofdnerf samengevouwen, waarbij enkel de bladrandjes van elkaar loslaten. Het gevouwen blaadje is langs de hoofdnerf geel gekleurd. Trekt men de beide blad helften van elkaar, dan vindt men daartusschen eenige kleine, geelwitte, soms licht-oranjekleurige maden. Ik heb me tot den Plantenziektenkundigen Dienst gewend met eenig aangetast materiaal. Volgens den P. D. zijn de maden afkomstig van een galmug, vermoedelijk van de soort Dasyneura jaapiana. Galmugmaden komen tegenwoordig ook veel in tarwe voor, en men zou geneigd zijn, eenig verband te zoeken tusschen de galmugmaden in tarwe en ih hopperups, doch zij behooren tot ver schillende soorten. Van verschillende zijden werd de vraag gesteld, of er eenig gevaar voor het vee bestaat, als het van de aangetaste hopperupsklaver vreet. Hoewel dat niet met absolute zekerheid is te zeggen, is de kans op vergiftiging toch zeer gering te achten, vooral indien het vee niet uitsluitend deze hoppe rupsklaver te eten krijgt of indien de hopperups met andere klavers is gemengd. Intusschen is mij gebleken, dat ook op Zuid- Beveland deze beschadiging voorkomt, doch in zeer geringe mate. De laatste dagen vind ik weinig

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1937 | | pagina 7