meentehuize, terwijl ook eon amlbtenaar van den Plantenziektenkundjgen Dienst gewaarschuwd kan worden. Aardappeltelers, let op den Coloradokever. VELDKEU IilNjG 1937. Stippelstreepziekte in Industrie. Het is ons deze week hij de keuring opgevallen, dat in sommige perceelen Industrie, stippelstreep- zieke planten voorkomen. Deze worden door de selecteurs veelal niet tijdig herkend. Dergelijke planten, waarvan somtijds maar één stengel is aan getast, zijn gekenmerkt door een bonten top, welke ©enigszins doet denken aan krinkel. De onderste blaadjes van de stengels dezer planten zijn meestal verdord. De bonte blaadjes in den top vertoonen aan de achterzijde bruine tot bruinzwarte streepjes. De takken van deze planten zijn zeer broos; bij een enkele aanraking breken ze gemakkelijk en ook de blaadjes vallen gemakkelijk af. Deze aantasting verwarre men niet met planten, welke aan kaliarmoede lijden, daar 'het verschijnsel er iets aan doet denken. Verwijder de stippelstreepzieke planten zoo spoedig mogelijk uit uw Industrie, daar zij de nabuurplanten in hooge mate kunnen besmetten! Bij de selectie drage men er tevens zorg voor, dat de primair bladrolzieke planten, kenbaar aan de geknepen top der planten tijdig worden verwijderd. Deze komen meestal voor in de onmiddellijke nabij heid van een plek waar secundair bladrolzieke planten eertijds zijn verwijderd. BROUWGERST. Omstreeks 15 September zal door het Nationaal Comité voor Brouwgerst een tentoonstelling van brouwgerst worden gehouden, waar monsters van in Nederland verbouwde Keniagerst, alsmede Spratt Archer, Saxonia en Mansholt's tweerijïge kunnen worden ingezonden. De partijen moeten voldoen aan eischen, welke omschreven zijn in een regle ment, dat op verzoek bij ondergeteekende verkrijg baar wordt gesteld. De keuring en bekroning geschiedt door een com missie van deskundigen, terwijl het in de bedoeling ligt de partijen, die aan de gestelde eischen voldoen, toe te wijzen aan gegadigden, welke daarop een bod zullen doen volgens een vast te stellen richtprijs. Dezelfde dag zullen de partijen, voorzien van het oordeel der keurmeesters, voor de inzenders en ver dere belangstellenden worden tentoongesteld. Nadere bekendmaking zal voor 1 September plaats vinden. De Secretaris van het Nationaal Comité voor Brouwgerst, J. K. GROENEWOLT. KENCICA. Een kalk-kali meststof. Naar aanleiding van enkele tot mij gerichte vragen betreffende de werking van Kencica als kalk- kali-meststof, wil het mij voorkomen dat de beant woording daarvan niet alleen voor de vragenstellers van belang kan zijn, maar dat dit tevens voor meer dere landbouwers, die een kalk-bemesting wenschen toe te dienen de aandacht verdient. Temeer is dat het geval, daar in verschillende deelen van onze provincie propaganda voor het gebruik van dit product wordt gemaakt. Kencica is een bijproduct van de cement-fabricage en wordt in den handel gebracht door de N.V. Eerste Ned. Cement Industrie (Enci) te Maastricht. Het is vliegasch, dat bij de fabricage van cement wordt opgevangen. De samenstelling van het verkregen product is afhankelijk van den aard van de gebruikte grond stoffen, de wijze van verhitting van de ovens en de wijze van opvangen van de vliegasch. Uiteraard zou deze wissellende samenstelling een bezwaar kunnen opleveren voor het gebruik in de practijk en terecht heeft dan ook de genoemde firma pogingen in het werk gesteld door doelmatige mengingen in bepaalde verhoudingen een constant product te leveren. Zij is daarin cp bevredigende wijze geslaagd en het thans in den handel gebrachte product wordt door haar gegarandeerd op een gehalte van 40 c/c kalk (CaO) en 4 Kali (KoO) beide in mineraalzuur oplosbaar. De eerste proeven met dit product werden in 1932 te Wageningen in het Laboratorium voor Land- bouwscheikunde van Prof. Ir. J. Hudig begonnen. Over deze onderzoekingen werd een mededeeling gedaan in het Landbouwkundig Tijdschrift van Februari 1934, terwijl daarna de onderzoekingen verder werden voortgezet. Een nieuwe publicatie over dit onderwerp zag het licht in September 1936 wederom van hetzelfde laboratorium en in hetzelfde tijdschrift. In deze publicaties werden ook de buiten- landsche resultaten met deze meststof verkregen, vermeld. (Voornamelijk in Amerika.) De resultaten van de eerste onderzoekingen heb ben er toe geleid, dat de genoemde onderneming met de propaganda in de praktijk is begonnen en in een serie mededeelingen en brochures heeft zij de aandacht van onze landbouwers op dit nieuwe product trachten te vestigen. Vanzelfsprekend zal men bij een beoordeeling van deze meststof in de eerst plaats aandacht moeten besteden aan de chemische samenstelling en dan aan de hand van deze samenstelling, gepaard aan de resultaten van genomen proeven moeten trachten inzicht te krijgen in de beteekenis, die deze mest stof voor een provincie als IZeeland zal kunnen hebben. In de eerste plaats wordt hierbij dus gedoeld op de ontkalkte zeeklei-gronden, waar een toediening van een kalkmeststof wenschelijk moet worden geacht. De samenstelling van het product is ongeveer als volgt: (Ned. Kencica No. 1. Februari 1935). 43.5 kalkCaO 4.7 kali—K20 17.2 koolzuur 002 18.2 kiezelzuur SiOo. Verder nog aluminiumoxyde;, ijzoroxyde, vocht, enz. Belangrijker evenwel dan deze cijfers is de vorm waarin deze verschillende bestanddeelen aan elkaar gebonden zijn, daar dit voor de uitwerking als mest stof van fundamenteele beteekenis jmoet worden geacht. Deze samenstelling is, wat de kalk betreft, als volgt: (zelfde mededeeling). 34 koolzure kalk CaOO;{ 10 vrije kalk CaO 20 kiezelzure kalk. Daarnaast nog wat gips. De kali komt in de volgende verbindingen voor: koolzure kali 3.8 en kiezelzure kali 3.2 'Door omrekening van deze verschillende kalk- en kaliverbindingen moet men derhalve komen tot de gegarandeerde gehalten aan CaO van 40 en aan K20 van 4 Wat zal nu de uitwerking van deze kalk en kali zijn Beschouwen wij in de eerste plaats de kalk, dan valt op dat een belangrijk deel van de aanwezige kalk als koolzure kalk 0CaiQO3) voorkomt, dezelfde vorm waarin de kalk voorkomt in mergel en bijv. in schuimaarde. Nu wordt vrij algemeen voor een bemesting op kleigronden de kalk in den vorm van ongebluschte kalk (kluitkalk) of gebluschte kalk (poederkalk) geprefereerd, voornamelijk omdat deze kalk-soorten oplosbaar zijn en dus sneller en sterker werken. De kleigronden verdragen deze sterke uitwerking- ook zeer goed. Op zandgronden ligt het vraagstuk anders, omdat daar de nadeelen, verbonden aan een sterke kalk- bemesting, veel eerder tot uiting komen. Een bemesting met gebluschte of ongebluschte kalk kan hier te heftig inwerken, zoodat men daar veelal de voorkeur geeft aan koolzure kalk, die langzaam in het bodemvocht tot oplossing komt en dus niet die felle reacties teweeg brengt. •Het zijn dan ook voornamelijk deze overwegingen, die er toe hebben geleid, dat op de zandgronden voornamelijk koolzure kalk voor kalk-bemesting wordt gebruikt, terwijl op de kleigronden de voor keur wordt gegeven voornamelijk aan poederkalk. Voor onze zeeklei-gronden strekt dus het voor komen van veel koolzure kalk in Kencica niet tot aanbeveling. De tweede vorm waarin de kalk voorkomt is de vrije kalk of ongebluschte kalk (CaO), welke stof met water gemakkelijk in den gebluschten vorm Ca(0)H)2 overgaat. Dit is dezelfde vorm als waarin de kalk in poeder-kalk voorkomt, zoodat men van dit deel een goede uitwerking op de klei-gronden mag verwachten. De derde vorm is de silicatische vorm, dus Cal- cium-silicaat. Door ontleding (hydrolyse) zal uit deze ver binding de kalk vrij moeten komen, een proces dat langzaam verloopt en ietwat van de weersomstan digheden afhankelijk is. Het best verloopt dit proces bij voldoende vocht en in koolzuurrijke om géving. Met Silica-kalk, ook een kiezelzure kalk- verbinding is in Zeeland op een proefveld op klei grond bij den heer H. J. Gast te Brouwershaven de ervaring opgedaan, dat poederkalk de p.H. sneller cpvoert dan Silica-kalk (proefveld-verslag Zeeland over 1936). We kunnen dus deze conclusie trekken, dat wat de kalk aangaat in Kencica 3 vormen voorkomen, n.l. de snelwerkende vrije kalk, de veel langzamer werkende koolzure kalk en de langzaam werkende kiezelzure kalk. Op grond van deze samenstelling komt het mij dan odk voor, dat voor klei-gronden voor een kalk-bemesting vooralsnog de voorkeur moet worden gegeven aan poederkalk boven Ken cica. Deze conclusie kan grootendeels gebaseerd zijn op bestaande ervaringen met verschillende kalk-vormen. Veel proeven op zeeklei-gronden zijn er voor zoover mij althans bekend nog niet genomen. Een zeven-tal oriënteerende proeven in Groningen in 1934 heeft weinig of geen resultaten opgeleverd, hoewel dit resultaat over 1 jaar natuurlijk niet mag leiden tot het trekken van verstrekkende conclusies. Voor zandgronden ligt het vraagstuk uiteraard anders. Op grond van de scheikundige samenstel ling mag van de kalk op deze gronden waarschijn lijk een goede uitwerking verwacht worden. De genomen proeven, vooral te Wageningen en ook op andere plaatsen wijzen er dan ook op dat deze gronden de resultaten goed zijn geweest. Het zijn dan ook voornamelijk deze gronden die voor proef nemingen met Kencica in aanmerking komen. Naast de kalk-verbindingen dienen we nog de kali-verbindingen te bespreken. Van de twee vor men, waarin kali in Kencica voorkomt, is koolzure kali (K2003) in water oplosbaar, zoodat van deze verbinding (ongeveer de helft van het totaal aan wezige) een goede werking mag worden verwacht. De andere helft van de kali komt voor in den vorm van kali-silicaat, hetwelk niet oplosbaar is in water'. Wel valt deze verbinding onder invloed van kool zuurhoudend water in den grond langzaam uiteen, waarbij de kali voor de planten beschikbaar komt. Van de uitwerking van de kali in Kencica mogen dan ook goede verwachtingen worden gekoesterd. De kali is chloorvrij. Bij deze bespreking van Kencica mag ook niet worden nagelaten, er op te wijzen, dat van de aan wezigheid van kiezelzuur voor den bodem een goede uitwerking wordt verwacht. Hoe groot deze uit werking zal zijn, is uiteraard niet in een cijfer uit te drukken, bovendien zal een dergelijke invloed geenszins voor alle gronden dezelfde beteekenis hebben. Ten slotte nog iets over de kosten, daar bij de gevoerde reclame ook een kostenberekening wordt overgelegd. Een berekening in den vorm, waarin zij in ver schillende propagandageschriftjes voorkomt, kan mij maar zeer matig bekoren. Op de cijfers als zoodanig valt niet veel aan te merken, echter wel lijkt het mij. voor zeeklei- gronden althans volkomen onjuist 'de CaO uit poederkalk te vergelijken met de CaO uit Kencica. Na lezing van het bovenstaande zal het ieder wel duidelijk zijn, dat hier OaO uit zeer verschillende verbindingen wordt vergeleken, terwijl het voor de werking geenszins onverschillig is welken vorm men voor een kallkbemesting kiest. Wil men den prijs van Kencica met andere kalkmeststoffen vergelijken dan zal men daarvoor in de eerste plaats de mergel moeten nemen en daarnaast (uitsluitend1 voor de vrije kalk) de poederkalk. Een globale berekening zou er dan als volgt kunnen uitzien: 100 kg Kencica bevat 34 kg koolzure kalk, 10 kg ongebluschte kalk en 20 kg Calcium-silicaat. 34 kg koolzure kalik komt ongeveer overeen met 19 kg CaO; welke gerekend naar den prijs van mergel, (aangenomen is 0.60 per 100 kg, 78 fijn) 26 ct. kost. 10 kg CaO kost, gerekend naar poederkalk, 1.45 per 100 kg) ongeveer 23 ct. Van de 40 kg CaO, welke wordt gegarandeerd, blijft dus nu neg over 11 kg CaO, welke in den vorm van Oa-silicaat voorkomt. 'Stellen we den prijs van deze CaO gelijk aan dien uit mergel (ook langzaam werkend) dan moet hier voor 15 ct. gerekend worden. De kalk in de Kencica moet op deze wijze der halve worden gewaardeerd op 26 23 -(-15 64 ct. per 100 kg. Hierbij komt dan nog de kali-waarde. Aannemende dat men deze gjelijk mag stellen met kali uit Kalizout 40 wat nog niet volkomen zeker schijnt, vertegenwoordigt deze 4 kg een waarde van 41 ct. In totaal komt daardoor de waarde van 100 kg Kencica op 105 ct. In werkelijkheid bedraagt de noteering hiervan ook ongeveer 1.05 per 100 kg, zoodat de verschil len gering zijn. Deze berekening kan uiteraard slechts globaal zijn, daar bijv. mergel in Zeeland weinig wordt gebruikt en men daardoor moeilijk een juists noteering kan aannemen. Onze eindconclusie is dan ook, dat er voor de zeekleigronden in- Zeeland thans geen aanleiding is voor .een kalkbemesting de Kencica te prefereeren boven de poederkalk. De Rijkslandbouwconsulent, Ir. A. OVTNGE. DE VERGELINGSZIEKTE BIJ BIETEN. Op het oogenblik komen in verschillende bieten velden planten voor, waarvan de blaren geel worden, tengevolge van de vergelingsziekte. Geheele of gedeeltelijke geelkleuring of het voor komen van gele vlekjes kan evenwel nog andere oorzaken hebben, zooals mangaangebrek, stikstof- gebrek, de zwartehoutvatenziökte, geelzucht en mozaïekziekte In vele gevallen evenwel is de vergelingsziekte aanleiding tot de verkleuring. Het geel worden begint dan meestal aan den top van het blad en gaat langs de randen verder naar het bladmoes tusschen de nerven. Langs de nerven blijft het blad langer groen. Het wordt dikker en de deelen tus schen de nerven gaan wat bol staan. Het voelt stijf aan en knapt bij het doorbreken. Op het veld komen zieke planten naast planten met een gezond uiterlijk voor. Soms zijn vrijwel alle planten aangetast, dan weer komen de zieke exemplaren op grootere en kleinere plekken voor. G'ewoonlijlk treden de verschijnselen ,op in het laatst van Juli of in Augustus, dus bij reeds vrij groote planten. De ziekte wordt veroorzaakt door een onbekende smetstof, een z.g. virus, dat door bladluizen kan worden overgebracht, evenals zulks geschiedt bij de virusziekten van den aardappel, zooals bladrol, topbont en stippelstreep. Vaak schijnt de besmetting uit te gaan van per ceelen zaadbieten, doch misschien spelen bij de ver spreiding der smetstof ook andere, al of niet aan de biet verwante planten, een rol. Het sterk voor komen der bladluizen op bieten, zooals dit jaar nogal kan worden opgemerkt, zal de verspreiding der ziekte in de hand werken. Door de vergelingsziekte houdt de normale functie der blaren te vroeg op, waardoor de oogst in niet onbelangrijke mate kan worden gedrukt. Bestrijdingsmiddelen zijn niet bekend. Het dooden der bladluizen zou, afgezien van de practische be-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1937 | | pagina 4