V. P. Z. B. V. G. n. VEEHOUDERIJ. De Rundveekeuringen in 1937. de gelegenheid waren een overzicht te verkrijgen van dien grooten wapenschouw. Het was vanzelfsprekend, dat we vol belangstelling waren om te zien, hoe en in welke mate de Belgische paardenstapel qualitatief was vooruitgegaan, en, zoo ja, of deze fokkerij nog meerwaardig is aan de Nederlandsche trekpaardenfokkerij. Waar we Zaterdag 12 Juni de premiekeuring te Oost burg hadden bezocht en daar een groote collectie vrouwe lijk fokmateriaal hadden gezien van hooge qualitative waarde en uniformiteit was er voor ons een belangrijk punt ter vergelijking. Voorop moet worden gesteld, dat de trekpaardenfokkerij in België het geheele land omvat, dat bovendien een belang rijk aantal finantieel krachtige personen groote en daad werkelijke interesse toonen. Dat in ons land in het algemeen de interesse voor deze materie slecht berust bij de kleine fokkers, doch dan gelukkig velen. Interesse van grootere lichamen en bedrijven welke een voorbeeld zouden kunnen en moeten zijn, ook en niet het minste uit economisch oogpunt, vindt men in ons land weinig. In zooverre staan wij ten achter bij België. Daar beseft men in vooraanstaande kringen de groote economische waarde der trekpaardenfokkerij, daar vindt men in alle kringen liefde, belangstelling en kennis, voor en van het paard. Maar terzake komende, hoe was het in Brussel ver toonde materiaal? Men kan dit beoordeelen met de idee dat België op dat gebied nu eenmaal niet kan geëvenaard worden, dus alles goed is, al deugt het niet. Dat is on-Nederlandsch, doch zoo zijn er helaas veel. Men kan het beoordeelen [in tegenovergestelden zin, ook dat is verkeerd. Men kan het beoordeelen als paardenmensch die uitgaat van de gedachte en den wensch het trekpaard qualitatief steeds beter te zien vervolmaakt en dus het goede, waar hij het ook ziet, weet te waardeeren, en objectief deugden en tekortkomingen weet te realiseeren. Dit laatste zullen we trachten te doen. Als we het geheel samenvatten de Catalogue officiel omvatte 625 inschrijvingen dan kan erkend, dat wat uniformiteit betreft de Belgische trekpaardenfokkerij merkbaar heeft gewonnen. Evenwel heeft het in massaliteit o.i. belangrijk ingeboet. Een bewijs hiervoor is zeker wel het invoegen der klasse hengsten Ardenners niet in de Ardennen geboren", welke een vrij belangrijk aantal inschrijvingen omvatte en waarin we als vaderpaarden aantroffen Avenir d'Herse, Avenir de Salmonsart, Avare d'Hemptine, Albion de Soignies, Bloc du Thierne, Espoir de Quaregnon en andere vooraanstaande hengsten. Dit is geen vooruitgang maar wijst er o. i. op dat de Belgische trekpaardenfokkerij de laatste jaren, zich te veel op een bepaalde bloedlijn heeft ingesteld, met voorbijzien van vaderdieren uit andere lijnen en dat zal, wanneer men aldaar dien weg blijft bewandelen, zich gaan wreken. Hetzelfde zal zich voordoen met de thans wel zeer overheerschende schimmelkleur. Ook dat is o.i. een fout geweest, men kan wel een tijdlang de afnemers intimideeren, dat een bepaalde kleur het kenmerk is van de momenteel overheerschende richting, en zeker zijn er talloozen die zich door die kleur laten beïnvloeden en daarbij dan het type en de qualiteit van het dier over het hoofd zien, maar uiteindelijk kan men de afnemers niet lang intimideeren met een kleur welke men anders slechts bij hooge uitzondering afnam. Het kwam ons voor dat de leiders in België dat ook hebben ingezien en de kleur willen, wijzigen. De kampioenen van dit jaar zijn althans vos en bruin, kleuren welke toch altijd de meeste aantrekking hadden. Zooals we reeds memoreerden heeft o. i. het Belgische paard in massaliteit verloren en dat kwam o. i. wel het meest uit bij de hengsten. Voor ons stond wat dat betreft de 11-jarige Joubert de Naast van Felix Tirtiaux, daarin verre aan de spits en het komt ons voor dat België hard behoefte heeft aan dergelijke machtige vaderpaarden. Van een hengst, welke aan massaliteit mist, kan moeilijk een massaal product worden verwacht. In- macht en maten meenen wij dat onze Nederlandsche hengsten de meerdere zijn van hun Belgische concurrenten, zie de laatste Centrale hengstenkeuring te Goes. Wat betreft den thans gepromoveerden kampioen Indigoli Delmotte van Gaston Delecoer, is onze meening dat men met die keuze te Brussel niet erg gelukkig is geweest. Heeft de neiging om wijziging in de haarkleur te brengen, dezen voshengst doen verkiezen, dan ware het beter geweest den voshengst Fil d'Or d'Hoves dat eere-praedicaet te verkenen, deze is toch wel de meerdere van Indigoli? Voor ons was evenwel Joubert de Naast de primeur. In de klasse 3-jarige hengsten groote maat, vonden we nog een zeer best paard, maar verder zagen we niet veel uitmuntends. De Belgische paardenfokkers zullen meer aandacht moeten gaan besteden aan massa, ruggen, beenstand (koot, kogels) en bouw van het spronggewricht. Sedert 1925, toen de buitengewone Avenir d'Herse kampioen werd, heeft de Belgische paardenfokkerij nog geen kampioen gehad, welke zelf maar in diens schaduw kon staan, en die van thans staat er ver beneden. In mindere mate geldt dit alles ook voor het merrie materiaal, wel is de uniformiteit toegenomen, maar o. i zijn ze in macht achteruitgegaan. Zou een Helena du Fosteau van vele jaren geleden ook nu nog niet kampioen worden Ja immers En een vierspan als Helena en haar zusters zou dat niet evenwaardig zijn aan de eersten van thans? Wij meenen van wel, ook in type. Onze totaal indruk is, dat de Belgische paardenfokkerij geleden heeft en dat teveel, bij niet spoedige wijziging de Belgische fokkerij parten zal gaan spelen. Wij zijn van oordeel dat men dat daar wel gaat inzien, en zien met belangstelling hun verdere experimenten tegemoet. Tot slot meenen wij, dat 's-Hertogenbosch op 25 Juni a.s. met weinig moeite een heel wat beteren kampioen zal vertoonen dan Brussel op 13 Juni en dat ook onze kampioen merrie dan niet minderwaardig aan die in Brussel zal ijken te zijn. Brussel zal het wellicht in uniformiteit winnen van Den Bosch maar o. i. achterstaan in macht en massaliteit, en ook in qualiteit en daardoor niet meerwaardig zijn aan Den Bosch. Den Bosch heeft het reeds bewezen. A. DE FEIJTER JAARLJJKSCHE ALGEMEENE VERGADERING VAN „GRONINGEN". Woensdag 23 Juni 1937 werd in het Hotel „des Pays Bas" te Utrecht, de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden van „Groningen", Alg. Onderl. Maatschappij tot verzekering van Paarden en Rundvee, in 1903 opgericht te Groningen, van 1 Mei 1921 af gevestigd te Utrecht. De Directeur, de heer B. L. Leopold, brengt verslag uit over het afgeloopen jaar 1936. Aan schaden werd in totaal uitbetaald een bedrag van 102.698,25. De Reserve der Maatschappij bedroeg per 31 December 1936 ƒ178.799,44. Blijkens het rapport van de Commissie tot nazien der rekening en van den Accountant, den heer J. Groenhuyse te Utrecht, werd de administratie in orde bevonden. De aftredende Commissarissen werden herkozen. DE VERZORGING VAN JONGE HENNEN. Het voorkomen van ziekten een eerste eisch. Een voornaam punt bij de verzorging van jonge hennen is het voorkomen van ziekten. Het eene jaar verloopt in dit opzicht gunstiger dan het andere jaar, waarin weersinvloeden een belangrijke rol spelen. In het achter ons liggende voorjaar ging het met den kuikenopfok best, maar nu, in de tweede helft van Juni, treft men tusschen de koppels jonge hennen haast overal ziekelijke dieren aan. Het weer •is de laatste weken niet gunstig geweest; warme en vochtige dagen, welke de kans op ziekte sterk doen toenemen, vooral op plaatsen, waar voorgaande jaren de jonge dieren ook niet van ziekte zijn vrij gebleven. Men moet echter niet iedere afwijking aan bodembesmetting of zooiets toeschrijven, want naast besmetting moet er ook een gevoelig dier aanwezig zijn, waarvan de verzorging niet zel den de oorzaak is. De laatste week zag ik een paar maal hennen loopen, welke door minder doel matige huisvesting ziek geworden w*aren, n.l. in hokken, waar de temperatuur overmatig hoog werd en de ventilatie te wenschen overliet. We hebben begin Juni plotseling flink warme dagen gehad en al is ons hok voor jonge hennen overigens nog zoo goed ingericht en voldoende ruim, als geen ramen en deuren opengezet worden, is het bij zulk weer broeiend heet in de hokken en de gevolgen blijven niet uit. De laatste week trof ik dan ook een paar keer hennen aan, welke ziek geworden waren, doordat de eigenaar niet voldoende maatregelen had getroffen om te groote hitte in de hokken te voorkomen. Op een van deze .bedrijven waren de gevolgen al heel scherp. Het was een nieuw bedrijf en de eigenaar, niet onwillig naar anderen te luisteren, liet zich wijs maken, dat het coccidiosis was en kocht daar ge neesmiddelen tegen. Zooiets moest niet voorkomen Een kwakzalver maakt van iemands onwetendheid gebruik om hem te overtuigen, dat zijn jonge hen nen aan coccidiosis lijden terwijl dat alleen door microscopisch onderzoek kan worden vastgesteld en prijst dan een geneesmiddel daartegen aan, dat niet bestaat; de wetenschap kent immers geen middel tegen deze ziekte. Nu is het geld, dat aan deze middelen vergooid wordt niet zoo van belang, maar het fatale is hier, dat de aandacht van de ware oorzaak wordt afgeleid. Voor jonge hennen, maar ook voor de oudere dieren, j.s er in den zomer niets beter dan hokken, een weinig door boomen beschut en zonder ramen. Men gaat er trouwens de laatste jaren meer en meer toe over de ramen in de zomermaanden van de hokken weg te nemen, waarmede men een dubbel resultaat bereikt; n.l. de hokken zijn veel frisscher en de ramen lijden veel minder, zoodat de slijtage wordt beperkt. Nog te veel hokken zijn met vast glas gebouwd en de meeste kippenhouders zijn moei lijk te overtuigen hoe schadelgk dat is. Op bedrijven, waar voldoende aandacht aan de ventilatie is besteed, is er in dat opzicht niet met de dieren gesukkeld in de afgeloopen weken en zijn ze frisch en gezond gebleven. In het vorig artikeltje wees ik er op, dat kuikens, welke verbroeid zijn, witte pooten en snavels hebben; we kunnen gerust een stapje verder gaan en zeggen dat W. L. hennen, welke geen kleur hebben, niet normaal zijn en dat bij den opfok of verdere verzorging fouten zijn gemaakt. Jonge hennen in overbevolkte hokken, hokken met te weinig ventilatie of te veel vast glas, zijn zoo goed als altijd bleek en groeien niet best op. Zoo'n koppel is nooit mooi gelijk. Een der ziekten, welke wel het gemakkelijkst is te voorkomen, is pokken en diphtherie, een ziekte, welke vroeger veel slachtoffers vroeg, maar thans door een tijdige enting voor practisch 100 is te voorkomen. Laat daarom tijdig, in Juli of begin Auigustus, Uw dieren entem of doe het zelf; veel kosten doet het niet. Nog altijd' zijn er pluimveehouders, die meenen, dat het enten tegen pokken en diphtherie ook bedoeld is te helpen tegen snot en wanneer het laatste onder hun kippen optreedt, zeggen ze: spijtig dat de dieren toch geënt zijn. Die meening is onjuist, het beste middel tegen snot is goede hokken, welke niet overbevolkt zijn, benevens oplettendheid van den verzorger. Dat blauwe poeder of andere ontsmettingsmiddelen, kan men dan gerust uit het drinkwater weglaten. Er zijn veel bedrijven, welke nog nooit snot onder de dieren gehad hebben en andere sukkelen er ieder jaar mede. Het is echter niet onmogelijk, dat in een hok, waarin kwaadaardige snot heeft geheerscht, een smetstof aanwezig blijft en deze het volgende jaar de jonge hennen, welke dan in deze hokken ondergebracht worden, besmet. Oudere dieren zijn niet zoo gevoelig, evenmin als voor diphtherie. Het grootste gevaar voor snot krijgt men bij over bevolking en het eigenaardigste is dat, wanneer men iemand daar op wijst, hij in den regel antwoordt dat de dieren des morgens toch vroeg uitgelaten worden. Dat is absoluut verkeerd. De dieren zitten des nachts warm en 's morgens heeft men de laagste temperatuur van den dag. Vooral als de dieren in nat gras loopen, koelen zij sterk af met het gevolg, dat ze kou vatten. Als op een bedrijf snot voorkwam dan viel het niet mee daarvan af te komen en indien niet heel serieus gewerkt werd, kwam het het volgende jaar weer terug, óf men was weer in oude fouten ver vallen óf er moest een sterk besmettingsgevaar in de hokken zijn. Het laatste kan ik niet beoordeelen maar ik raadde meerderen aan d'e hokken grondig te ontsmetten vóór er jonge hennen in gebracht werden, kwaad kan dat nooit. Verder acht ik het gewenscht in den zomer, indien niet voldoende ramen opengezet kunnen worden, een gedeelte daarvan in het voorfront te verwijdëren, behalve dan die welke onmiddellijk aan de zijwanden grenzen want daardoor zou tocht ontstaan. 'Houdt niet meer dan 2 volwassen dieren per M3. hokruimte, tenzij een bijzondere inrichting van het hok méér toelaat. Vooral ibij druk bevolkte hokken is het gewenscht, in Augustus te beginnen, de dieren des morgens niet direct vrij te laten daar het dan des morgens vaak vrij koud en veelal nat is. In de najaarsmaanden September en October heeft men vaak koude, mistige nachten. Laat behalve in de voorzijde van het hok geen schuiven of deuren open, het is gewenscht die alle te sluiten, maar indien men 'de ramen uit het hok heeft genomen laat deze dan gerust tot het eind van October weg. Als men voldoende aandacht schenkt aan tempe ratuur en luchtstroomen in de hokken, is het best te voorkomen, dat men zieke kuikens krijgt tengevolge van 'de hitte, en in het najaar is het hetzelfde met het optreden van snot. Men kan altijd een fout maken en ook bij het verzenden van dieren heeft men het niet in de hand, dus het kan mis- loopen ook bij voldoenden kijk op deze zaken, maar dat zal toch wel tot een minimum beperkt blijven. Het betreft hier geen noodzakelijk kwaad, maar wie zich de moeite geeft een weinig op te letten zal die moeite ruimschoots beloond zien. St. Maartensdijk. J- LINDHOUT. ZOMERVERGADERING VAN DEN B. V. G. op Zaterdag 17 Juli 1937, voormiddags 10 uur (N. T.), in ,,Het Centrum" te Axel. Agenda: 1. Opening. 2. Notulen. 3. Ingekomen ©tukken. 4. Mededeelingen. 5. Besprekingen van het verzoek van de Z. L. M. tot aansluiting bij de Z. J. L. 6. Rondvraag. 7. Sluiting. Pauze. Gemeenschappelijke koffiemaaltijd, kosten ongeveer 1,per persoon. Na den maaltijd een excursie met eigen autobussen door een gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen (Oostelijk deel). J. J. GOETHEER Dz., Secretaris. MOND- EN KLAUWZEER. Gedurende de week van 1320 Juni 1937 kwamen geen gevallen van mond- en klauwzeer voor in Nederland. Gedurende de week van 2027 Juni kwamen geen gevallen van mond- en klauwzeer voor in Nederland. Gedurende het tijdvak van 20 Juni tot en met 3 Juli j.l. werd in Zeeland en West-Noord-Brabant geen mond- en klauwzeer geconstateerd. Hl. KEURING TE GRAAUW. De keuring had plaats op de hofstede van Gebr. Verhaegen. Aan prijzen was 20 beschikbaarDe aanvoer bestond uit 3 stieren, 19 koeien, 8 kalf- vaarzen en 1-jarige vaars. Stieren. Piet, geb. 11 Febr. 1936, van Gebr. van Campen te Graauw, 74. Tweede prijs.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1937 | | pagina 9