geleerd, kundig voorzitter of zeker een rechtsgeleerd
secretaris of griffier behoeft, of bij; een grooter
college zelfs meerdere geschoolde, rechtsgeleerde
leden. Dat dit vanzelfsprekend dan ook wezenlijk
ervaren juristen moeten zijn, die tevens in 't volle
leven staan en dat kunnen is duidelijk, terwijl verder
de leden van de colleges, die zulke belangrijke rechts
beslissingen moeten nemen, geheel onafhankelijk
moeten zijn, voldoende ontwikkeld om een objectief
oordeel te kunnen vormen en daartoe ook naast de
ontwikkeling, het vermogen moeten hebben dat te
doen, voorzoover dat ligt in hun zedelijke karakter
eigenschappen.
Het behooren tot eenige politieke of godsdienstige
partij, kerk of richting, mag geen stimulans zijn tot
benoemen van eenig persoon in een rechtsprekend
college en zeker ook niet in één, wier beslissingen
zoo diep in het economisch, het stoffelijk bedrijfs
leven van de betrokkenen kunnen ingrijpen.
Anders zou de leekenrechtspraak bij de voordee-
len, welke zij mogelijk bieden kan, verre achter
staan bij de rechtspraak door geoefende schoolsch
gevormde juristen, welke gebreken daaraan ook
kunnen kleven. De fouten, welke aan onze rechts
pleging bij de Ned. gerechten kleven, en welke
voortvloeien uit de bepalingen bij de wetboeken op
de procedure, worden natuurlijk bij de leekenrecht
spraak vermeden. Men heeft daar niet die jaren
lange processen, die groote conclusies en al dat
formeele, waarachter de waarheid dikwijls schuil
gaat, maar dat behoeft men ook niet te hebben bij
arbitrale rechtspraak, waarin juristen uitspraak
doen.
Een gelukkige samenwerking acht ik zeer goed
mogelijk tusschen den practischen leek-rechter met
zijn misschien ruimer en dieper inzicht in het leven
en zijn zaakrijke opvatting en geneigdheid tot prac-
tische beslissing en de meer redeneerende en dedu-
ceerende, wel eens aan practischen zin en blik ge
speenden jurist.
Theorie en practijk huwen zich hier gelukkig en
daarom kan tot een goede, practische, goedkoope
en snelle rechtspraak in belangrijke zaken worden
gekomen, mits onafhankelijkheid, kennis en kunde,
ervaring en onpartijdigheid en algeheel vrij staan
van wie benoemen, 't zij regeering, 't zij landbouw
organisatie, 't zij partijen, worde gewaarborgd en
niet dus eenig verband worde gelegd met politiek
van eenige partij of organisatie.
Horatius zingt in zijn arte poëtica:
Cui lecta potenter erit res,
Nee facundia deseret hunc
nec,lucidus ordo.
(Hem, die de zaak van rondom heeft doorkeken
iZal noch welsprekendheid, noch orde ooit
ontbreken.
Daaraan gedachtig, geef ik mijn oordeel gaarne
Voor beter.
Het onderwerp moest hier eens aangesneden wor
den, omdat het hier en daar in onze kringen ernstig
is besproken en eenige onrust merkbaar is over den
voortgang van deze soort van rechtspraak, die niet
altijd en overal heeft bevredigd en eenig wantrou
wen heeft gewekt door een vreemde wijze van be
handelen der zaken, waarbij niet kalm en waardig
de partijen als gelijken* werden behandeld en rustig
het een en ander werd aangehoord.
Het moge een troost zijn voor de bevreesden on
der ons, dat ook bij de gewone rechtspraak in
binnen- en buitenland helaas! dat niet altijd
gebeurt, ofschoon groote dankbaarheid ons moge
vervullen dat dit in Nederland toch wel tot de uit
zonderingen behoort en in 't algemeen onze Neder
landsche rechtspraak uitmunt door onbevangenheid
en diepte van blik, in 't bijzonder van ons hoogste
rechtscollege, een zegen, door een volk niet hoog
genoeg te waardeeren.
Dit doet dan ook de boerenstand, die niettemin
tuk is op haar zelfstandigheid en haar vrijheid.
Meer en meer wordt hij zich zelfbewust en verlangt
hij dat het platteland, niet rechtens en formeel,
maar in wezen practisch en materieel, op gelijken
voet zal staan als de stedelijke centra.
Nog "altijd werkt de geest der vroegere eeuwen
eenigszins na ook in de wetgeving des lands en
bij de staatszorg voor den landbouw toen, zoo
als Prof. Blok ons leert, de steden de eerste plaats
innamen en de burgers (n.l. in de 15e en 16e eeuw)
zich gingen verheffen boven den verachten boer, het
zij hij vrij of onvrij was. De economische verschillen
hadden geleid tot klasse-verschillen. Handel en
zeevaart overheerschten zelfs in Zeeland, al hadden
de boeren het onder Karei V, tengevolge van veler
lei omstandigheid, goed, zij bleven conservatief. De
boeren waren geen beeldenstormers in de dagen der
•Hervorming. Zij verlangden toen ook niet naar
sociale veranderingen, al hadden zij het vanzelf in
den Spaansohen tijd wel eens slecht en klaagden
het geuzenliedje:
de boer, de boer, de schamele boer,
hij moet noch zwijgen stil.
Hun rechten werden in de republiek in de provin
ciale besturen miskend, maar in de 18e eeuw kwam
er meer gemeenschapszin bij de boeren en ont
waakte er een geest van samenwerking, die tot
vereeniging drong. Dit heeft eindelijk geleid tot de
stichting der landbouw-maatschappijen en tot die
van onze maatschappij, de Z. L. M. in 1843. Wij
hopen over eenige jaren ons 100-jarig bestaan te
vieren en in een gedenkboek na te gaan wat de
Z. L. M. voor den Zeeuwschen Landbouw heeft
gedaan, opdat men zien kan hoe onrechtvaardig
en onbillijk het is om haar den rug toe te keeren
of afbreuk te doen door haar moreele rechten in
Zeeland te miskennen en het voetspoor der vrome
voorvaderen verlatende, in andere sporen te treden,
terwijl de redenen, waarom men voorgeeft dit te
doen of in ernst meent te moeten doen, veeleer
en veel meer in sommige vroegere tijden hebben
kunnen gelden voor de voorvaderen, dan thans voor
de zonen. Nu immers de Z. L. M., wars van eenige
politiek, zoo objectief als maar mogelijk is, met
eerbiediging van ieders godsdienstige of kerkelijke
opvattingen, de welvaart der provincie en van ons
Zeeuwsche volk wil dienen en dient en haar poorten
voor ieder open stelt, zich daarbij stellende, zonder
dat in formules uit te drukken of in uitwendigheden
te zoeken, op den wezenlijk positief Christelijken
grondslag, waarop het Nederlandsche en in 't bijzon
der het Zeeuwsche volksleven zich heeft ontwik
keld: Nil contra Deum aut bonos mores, met de
innerlijke en innige overtuiging dat de scheidslijn
daarvoor niet te trekken valt dan in het innerlijk
en persoonlijk leven en voorbeeld der onderscheidene
personen, over wier consciëntie ons geen oordeel
past. Eens komt een dag, waarop Hij, die de harten
kent en doorzoekt, tarwe en onkruid, van elkander
zal scheiden.
Wij wenschen te zijn en te blijven wat wij schier
100 jaar zijn, een eigen, zelfstandige, onafhankelijke
Zeeuwsche Maatschappij, die wel met anderen in
een Unie wil samenwerken als b.v. bij het Konink
lijk Nederlandsch Landbou w-Comité, maar die
positief weigert zijn zelfstandigheid prijs te geven
door een onderdeel, een afdeeling te worden van
eenige Nederlandsche Maatschappij, welke ook, óf
op welken uiterlijken, confessioneelen of niet-con-
fessioneelen-Christelijken grondslag of niet Christe
lijken grondslag ook.
Wij constateeren echter met kracht, dat, juist
door ons karakter en door de angstvallige nauw
keurigheid om voorzoover dat menschen met hun
gebreken mogelijk is, ieders godsdienstige meening
en overtuiging te - eerbiedigen en door ons zelf
geplaatst te houden op dat wat algemeen als posi
tief Christelijk beginsel of zeden geldt, overeenkom
stig onzen Zeeuwschen volksaard, er. niet de minste
reden is om in Zeeland, hoe het ook, wat wij niet
vermogen te beoordeëlen, elders moge zijn, afzon
derlijke organisaties te hebben of op te richten, die
liefst in concurrentie met ons en ons nadoende,
precies hetzelfde werk doen of pogen te doen wat
wij al tientallen van jaren en naar onze meening
nog op de beste, ons mogelijke wijze doen.
Gelijk men Nederland een Christelijk land noemt,
zoo is dat ook onze maatschappij. Het karakter van
een maatschappij hangt af van haar leden, gelijk
in 't land van de burgers, niet dus van een formule
in de statuten of van een benaming. Gelijk niemand
in ernste naar den eisch van zijn consciëntie gedron
gen wordt, hoe dit vroeger ook wel eens anders
was, het land te verlaten om elders een kolonie te
stichten, zoo is ook naar onze heilige overtuiging
niemand gedwongen zich af te scheidén van onze
maatschappij, tenzij hij een landbouw-maatschappij
voor andere doeleinden wil gebruiken dan in haar
wezen ligt en dan ons bedoelen is. Intusschen is
iedereen hierin vrij en heeft wie dat doet het juist
met zijn consciëntie uit te maken of de schade die
hij daardoor toebrengt aan onze volksgemeenschap
gerechtvaardigd is. En meent hij van ja, dan
buigen wij, ieders overtuiging eerbiedigend, het
hoofd daarvoor en zijn wij niettemin bereid voor
loyale samenwerking, ook bij principieel verschil
van opvatting, om zooveel mogelijk de schade te
herstellen.
Wij erkennen echter ieders recht om voor bepaalde
doeleinden en besprekingen over verschillende zaken
van godsdienstigen aard of zelfs politieken of econo-
mischen aard, zich met engere geestverwanten te
vereenigen, maar stellen nu vooral na de laatste
wijziging onzer statutén volop de gelegenheid open
dat zij dan als groep lid worden van onze maat
schappij, waardoor men voor zijn afzonderlijke,
particularistische eigen dingen binnen eigen kring
en zelfstandig kan blijven vergaderen en werken en
streven, maar het niet noodig is dat sectarisoh
geheel oneconomisch en nadeelig op den duur voor
ons landbouwleven en de plattelandsontwikkeling,
precies hetzelfde vakkundig en technisch werk wordt
gedaan wat wij doen.
Een akker' eenmaal goed geploegd of bezaaid,
gaat men toch niet meer ploegen of andermaal
bezaaien, tenzij tot groote schade.
Wij weten dat er zijn, die er een andere meening
op na houden. Wij zullen die natuurlijk respecteeren,
gelijk ik zoo juist zeide, al betreuren wij dat ook
hartgrondig. Wij wenschen ook hierover niet te
debatteeren, want dat geeft niets dan verwijdering,
waar samenwerking noodig is, terwijl men van te
voren reeds weet niemand te zullen overtuigen,
maar, nu van verschillende zijden zoo den nadruk
gelegd wordt dat een bepaalde afdeeling van een
Nederlandschen bond op landbouwgebied (de C. B.
T. B.) Christelijk is en daardoor als het ware te
kennen wordt gegeven dat de Z. L. M. dat niet is,
en op haar propagandistisch het stempel onchriste
lijk wordt gedrukt, meen ik dat recht en waarheid
eischen, dat het Zeeuwsche volk goed wete dat dit
r.iet waar is en de Z. L. M. evengoed de positief
Christelijke grondslagen van staat en maatschappij
in Nederland wenscht te handhaven, te eerbiedigen
dan welke andere vereeniging ook, die dat recht
voor zich alleen schijnt op te eischen.
De Z. L. M. laat b.v. ook leiders van cursussen
volkomen vrij met hun leerlingen of een deel van
hen, een gebed te doen voor den aanvang der lessen,
maar zij legt dat niet op, en dwingt niet diegenen,
die om welke redenen dan ook, soms zelfs juist aan
ernstig, diep Christelijk persoonlijk geloofsleven
ontleend, meenen dit niet te moeten doen of niet te
kunnen bijwonen. De Z. L. M., de Christelijke zede
in Zeeland respecteerend, hield nooit en houdt niet
tentoonstellingen en vergaderingen op Zondag en
gaat zelfs zoover, dat zij ook niet door eenige
subsidie dergelijke tentoonstellingen steunt.
Wil men afgescheiden zijn ook op het terrein van
het maatschappelijk leven, goed, de Nederlandsche
wet laat het toe. Men heeft er wettelijk het recht
toe.
Wij respecteeren hen, wier ^beginselen dat positief
eischen en, al vinden wij het jammer dat er dan
niet een eenheid kan zijn, wij reiken toch gaarne
de hand tot loyale samenwerking!
Men kan zich in Nederland vereenigen op den
meest engen confessioneelen basis, maar men mist
het recht aan een ander het karakter te ontkennen,
wat deze heeft en wat blijkt uit haar werken en
leven.
Hier staan, inzonderheid wat het niet Roomsch-
Katholieke deel van ons volk betreft, slechts tegen
over elkaar de oude richtingen, die in zooveel tijden
en in zooveel kringen tegenover elkaar staan: het
algemeene, of het bijzondere; voor allen of voor
enkelen: generaal öf speciaal.
In plaats van strijd is er samenwerking en een
heid tusschen ons plattelanders meer dan noodig.
Geen oorlog van allen tegen allen. Er is al terrein
genoeg waar verschil in beginsel wel tot verschil in
organisatie moet leiden.
Men vergunne mij een woord van een geleerde,
met wiens denkbeelden (Darwin) ik het zeker niet
altijd eens ben, aan te halen, omdat dit een zoo
waar woord is:
,,Die vereenigingen, die het grootst aantal mede
levende en medegevoelende leden bevatten, zullen
het meest bloeien"!
Medeleven en medegevoelen, ook als men ons
moeilijkheden in den weg legt, of het leven niet
gunt; ook en vooral als men ons (bedoelen en streven
miskennend, zich tegenover ons stelt en treedt in
ons werk inplaats van mede te staan rondom onzen
standaard.
Daar is wederkeerig dienstbetoon. En omdat de
Z. L. M., God zij dank, op zulk een groote schare
dankbare, meelevende en meegevoelende leden kan
rekenen, bloeit zij en neemt haar ledental toe,
gestadig toe.
Ook in deze tijden van tegenwerking en geestelijke
verwarring; van stoffelijken achteruitgang en nood
zakelijke bezuiniging.
Geheel de instandhouding van de schepping is
gegrondvest op dat wederkeerig dienstbetoon, waar
van de vereeniging het symptoon is.
Ga tot de mieren en wordt wijs. De geleerde Forel
schreef, dat het spijsverteringskanaal van de mier
twee deelen heeft. Het achterste bestemd voor het
individu zelf, het voorste voor de maatschappij der
mieren. Komt een mier uit hetzelfde nest hem
tegen en beduidt hij honger of dorst te hebben, die
met welgevulde krop deelt hem iets mede.
Gaan de mieren ons dan te boven? En toch zijn
zij de zwakste der dieren. Door haar kleur valt zij
bovendien in 't oog. Zij heeft geen pantser; zelfs
geen angel, als de bij. Vele boschbewoners zijn ver
zot op haar eitjes of larven.
Hun kracht berust absoluut op onderlinge hulp en
wederkeerig vertrouwen. Voorwaar edele, ethische
motieven, vrij; van hebzucht en concurrentiezucht.
Ik las eens een geschiedenis over de mijnwerkers
der Rhondo vallei. Er verdronk, zooals men dat
noemt, een mijn. Daarin waren kameraden. De
anderen hadden al een laag kolen doorboord van 32
yards om hun begraven kameraden te bereiken.
Nog 3 yards moesten zij doorboren, toen zij door
mijngas werden verhinderd. De lampen gingen uit.
De verlossers trokken zich terug. Bij een voort
zetten van den arbeid was er gevaar van in de lucht
te zullen springen. Maar de begravenen klopten en
klopten. Men hoorde het voortdurend. Zij leefden
nog. Zij baden om hulp. Daar verklaarden zich
eenigen, neen verscheidenen zelfs, bereid om het
koste wat het koste, te hulp te snellen. En weder
daalden zij neer in de groeve. Stom (bleven hun
vrouwen toezien. Met tranen in de oogen. Géén
woord om de mannen te-weerhouden. Ziet daar! de
kern der menschelijke zielkunde. Deze en dergelijke
tradities leven op het platteland voort. Daar is
saamhoorigheid, daar is samenleven, samenwerken.
'Dat is de ziel ook der Z. L. M. Daérom leeft zij,
diep geworteld in de geslachten, in ons Zeeuwsche
volksleven voort. Stormen mogen woeden, bestrijding
en naijver haar bekampen of trachten te onder
mijnen, in welken vorm of op welke fanatieke wijze
of met welke middelen ook. God zal haar zegenen
en haar arbeid tot zegen doen strekken, wanneer die
geest van solidariteit, van innerlijk samenstreven
en leven en uiterlijk samenwerken onder biddend
op zien naar omhoog, haar blijft sieren tot heil van
Zeeland.
Hartelijk hoop ik dan ook, dat de wensch van den
Commissaris der Koningin in Zeeland op onze
laatste algemeene vergadering te Kruiningen uitge
sproken, moge worden bewaarheid, nl. dat de Z.L.M.
weldra eenige tienduizenden Zeeuwen ais leden
mogen tellen en dn plaats van 5500 er 55000 mogen
zijn ingeschreven.
Dan toch zal zij finantieel daartoe in staat, nog
veel meer dan tot heden aan haar doel kunnen
beantwoorden en bijvoorbeeld zelfs onafhankelijk van
's Rijks schatkist aan de behoeften tot meerder
vakonderwijs voor jongelieden van beiderlei kunne