B. V. G. LANDBOUWONDERWIJS. VEEHOUDERIJ. VRAGENRUBRIEK. Lange Witte Groenkoppige Uitkijkers. Lange Gele Groenkoppige Uitkijkers. Deze variëteiten hebben dezelfde cultuurzorgen als de gewone wijnpeen. N.A.K.- EN U.C.Z.-LIJNZAAD. In Nederland kent men een z.g. N.A.K.- en U.C.Z.-keuring van lijnzaad. De eerste bestaat reeds zoolang de keuringen te velde en op partij word/en uitgevoerd, laatstgenoem de bestaat daarentegen pas eenige jaren en is slechts als tijdelijke maatregel bedoeld. Het N.A.K.-zaad wordt verkregen van perceelen, waar gekeurd zaad is uitgezaaid en welke door een der bij de N.A.K. aangesloten keuringsdiensten zijn goedgekeurd., dus hebben voldaan aan 'bepaalde eischen van raszuiverheid en gezondheidstoestand. Een dergelijke partij wordt na goedkeuring voorzien van groene N.AjK.-certifioaten en geplombeerd met N.A.K.-plombe. De U.C.Z.-regeling is eenige jaren geleden in het leven geroepen toen Frankrijk voorwaarden ging stellen aan alle" in te voeren lijnzaad, betreffende herkomst, hoedanigheid van toet zaad (kiemkracht, zuiverheid, gezondheidstoestand) en bloemkleur. Hiervoor werd van regeeringswege ingesteld een commissie voor de Uitvoercontröle voor Zaaizaden (UjZ.C.) welke werd belast met het uitreiken der certificaten voor dit zaad, waaraan dus wel bepaalde eischen worden gesteld, doch welke niet dezelfde garantie geeft als het N.A.K.-zaad. Daar het U.C.Z.-zaad niet te velde wordt gekeurd moet de exporteur een zekere garantie verstrekken betreffende de bloemkleur. Kiemkracht, zuiverheid en gezondheidstoestand van het U.C.Z.-zaad worden op het Proefstation voor Zaadcontröle vastgesteld. Van alle uitgevoerde partijen U.C.Z.-lijnzaad wor den cultuurproeven aangezet, waarbij blijkt welke partijen wel en welke niet aan de gestelde eischen voor de bloemkleur hebben voldaan. Wanneer partijen U.C.Z.-zaad bij deze cultuur- controle niet aan de 'eischen voor bloemkleur hebben voldaan, kanode exporteur verplicht worden schade vergoeding te betalen aan zijn afnemer, terwijl hij aan de U.C.Z. een boete moet betalen. Zooals boven reeds opgemerkt is de U.C.Z.-rege ling als een tijdelijke maatregel bedoeld en wordt er naar gestreefd op den duur slechts N.A.K.-zaad voor uitvoer toe te laten. Wij achten het. van groot belang dat de U.C.Z.- regeling niet langer dan strikt noodzakelijk besten digd blijft. Men zal met het U.C.Z.-zaad nimmer een zoo danige garantie kunnen geven als het N.A.K.-zaad bieden kan, terwijl door het voorkomen van twee regelingen heel wat verwarring kan ontstaan, zooals ook in de praotijk is gebleken. De exportbelangen willen wij in 't geheel niet uit het oog verliezen of verwaarloozen doch voor onze binnenlandsche zaaizaadvoorziening achten wij de U.C.Z.-regeling ;uit keuringsoogpunt gezien een stap in de verkeerde richting. CONTRACTTEELT IN DEN LANDBOUW. Telken jare worden in Zeeland contracten afge sloten voor de teellt van fijne zaden. Het komt ons gewensclht voor er hier nog eens de aandacht op te vestigen, dat het voor de telers van groot belang is in het contract de bepaling te doen opnemen, dat de algemeene voorwaarden voor den teelt van in voorkoop gekochte zaaizaden, zooals vastgesteld door de Vereeniging van Nederlandsche zaadexpor- teurs, op deze overeenkomst van toepassing zijn. Deze „algemeene voorwaarden" zijn samengesteld door den Directeur van het Rijksproefstation voor Zaadcontröle te Wageningen, in samenwerking met de zaadtelersvereenigingen uit Noord-Holland, Gro ningen, Veenkoloniën en Noord-Brabant, benevens de Vereenigingen van Zaadhandelaren en Zaadtelers- handelaren en van Nederlandsche Zaadexporteurs. M deze voorwaarden zijn bepalingen opgenomen over het te verstrekken stamzaad, over den nood zakelijken afstand van andere variëteiten, waarop moet worden geteeld, teneinde kruisbestuiving te voorkomen, over de inspectie der gezaaide gewas sen, over de ontbinding der teeltovereenkomst wegens mislukking van den aanslag of onvoldoenden stand, over het oogsten, drogen en schoonen van het gewas en over de aflevering en verzending van het geoogste zaad. Voorts zijn er in opgenomen bepalingen over het vochtgehalte, de zuiverheid en kiemkracht van het af te leveren zaad, waarvoor bepaalde normen gelden, welke van jaar tot jaar worden vastgesteld, terwijl de wijze van afrekening en betaling er eveneens in zijn vermeld. Alle tusschen partijen gerezen geschillen be halve die betreffende de keur van een partij zaai zaad, waarbij de analyse van het Proefstation voor Zaadcontröle voor beide partijen bindend is zullen met aiitsluiting van den gewonen rechter worden beslecht door 3 arbiters, waarvan door elk der par tijen er één zal worden benoemd, terwijl de derde door beide gekozen arbiters zal worden aangewezen. Wanneer men in aanmerking neemt hoevele malen bij contractteelt verschil van uitlegging eener ge maakte afspraak voorkomt en daardoor onaange naamheden ontstaan voor één of beide partijen, kun nen wij slechts met grooten aandrang adviseeren: sluit Uwe overeenkomst bij contractteelt slechts schriftelijk af en dan op bovenvermelde voorwaar den, daardoor zult gij U veel onaangenaamheden besparen en minder kans loopen zichzelf schade te berokkenen. Een exemplaar van deze voorwaarden ligt ter in zage op het Landbouwhuis te Goes en is verkrijg baar bij 'den heer 'Secretaris der Vereeniging van Nederlandsche Zaadexporteurs, Kuipersdijk 64, Enkbuizen. RIJKSLANDBOUWWINTERSCHOOL GOES. Donderdag j.l. werd het diploma uitgereikt aan Iz. de Bruijne, Cadzand; J. Dekker, Axel; E. Dootjes, Goes; A. M. van Dijke, St. Philipsland; J. P. van Dijke, Groede; P. Jj Gast, Duivendijke; B. Geelhoed, Nieuwdorp; J. M. Goemans, Zonnemaire; A. Goetheer, Wolf aartsdijkP. A. de Groene, Wil- helminadorp; A. J. Groenewege, St. Maartensdijk; J. A. Klompe, Zonnemaire; H. de Koster, Vlissingen; A. D. van Liere, Hansweert; Iz. D. Luteijm, Zuid- zande en A. Remijnse, Wolfaartsdijk. MOND- EN KLAUWZEER. In de week van 28 Maart4 April 1937 heeft zich in Nederland 1 geval van mond- en klauwzeer voor gedaan en wel in de provincie Zuid-Holland. In de week van 4 tot en met 10 April j.l. werd in Zeeland en West Noord-Brabant geen mond- en klauwzeer geconstateerd. DE OORZAKEN VAN DE TOENEMENDE - MELKPRODUCTIE. In Economische-Statistische Berichten, het alge meen weekblad voor Handel, Nijverheid, Finantiën en Verkeer van 31 Maart j.l. komt een artikel voor over de oorzaken van de nog steeds stijgende melk productie, van de hand van den heer J. Buter, waar aan wij het volgende ontleenen. Dat de melkproductie voortdurend stijgt blijkt on- omstootelijk uit de statistieken, bijgehouden van de hoeveelheid tot boter, melkpoeder en condens ver werkte melk. Alleen dekaasproductie is de laatste jaren iets gedaald, doch dit weegt niet op tegen de belangrijke stijging van de fabricage van de andere zuivelproducten Volgens onderzoekingen van de Directie van den Landbouw bleeik trouwens ook, dat de melkproduc tie in de jaren 1930 t/m 1935 steeg van 4406 millioen kg tot 4826 millioen kg, een stijging dus van 9V2 De heer Buter onderscheidt tweeërlei factoren, welke de melkproductie beïnvloeden, n.l. factoren, welke de veehouder zelf kan bepalen (het aantal melkkoeien, voeding e.d.) en niet te beïnvloeden factoren, waartoe in hoofdzaak behooren de weers omstandigheden en het al of niet optreden van be smettelijke ziekten onder het vee. Het belangrijkste is wel het aantal melkkoeien, daarnaast moet worden gelet op de oppervlakte grasland, de kwaliteit van het grasland, op het ge bruik van veevoedermiddelen en op de bemesting van het grasland. Het aantal melkkoeien bedroeg volgens de reeds genoemde onderzoekingen van de Directie van den Landbouw in de jaren 1933 t/m 1936 resp. 1.452.000, 1.434.000, 1.435.000 en 1.455.000. De melkproductie per koe bedroeg in deze jaren achtereenvolgens 3340, 3410, 3590 en 3700 kg. Hieruit blijkt dat de bovenvermelde stijging van de melkproductie in de laatste vier jaren niet het gevolg is van een grooter aantal melkkoeien, maar moet worden toegeschreven aan andere factoren. Wat nu het verbruik van krachtvoeders betreft, hieromtrent is een berekening gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waaruit blijkt, dat het verbrüik van krachtvoeders een daling heeft vertoond. De toeneming der melkproductie kan dus ook niet worden toegeschreven aan overmatig bij voeren. De ten dienste staande cijfers over de bemesting van het grasland geven geen enkelen grond voor de verwachting, dat deze bemesting in de laatste jaren is toegenomen. Het is in elk geval onwaarschijnlijk, dat de stijging vari de melkproductie bevorderd zou zijn door een toenemend kunstmest gebruik. Iets uitvoeriger worden besproken de wijzigingen, die zich gedurende de laatste jaren hebben voltrok ken in de samenstelling van den melkveestapel. Van 1933 tot 1938 heeft een belangrijke verschuiving plaats gehad van jongere naar oudere koeien. Aan gezien de melkproductie van oudere koeien grooter is dan van jongere, heeft deze verschuiving een toe neming der melkproductie bevorderd, in dien zin, dat de gemiddelde productie per koe gestegen is. Met behulp van de verhoudingen van de gemiddelde producties van eerste, tweede, derde en oudere kalfs- koeien (welke worden aangenomen als 9 11 12 14) en de bekende aantallen koeien, berekent de heer Buter uit de totale melkproductie de gemid delde productie per koe voor de verschillende rubrie ken. Met nadruk wordt er op gewezen, dat de toe neming niet het gevolg is van een langer aanhou den der oudere koeien, maar van het in sterkere mate aanhouden van jongere koeien. Uit de be rekeningen van den heer B. volgt nu, dat de pro ductie voor de naar ouderdom gerangschikte groe pen van melkkoeien met ongeveer 10 toegenomen, terwijl de productie van alle koeien is toegenomen met ongeveer 11 De verschuiving van jongere naar oudere koeien kan dus slechts een toeneming van de melkproductie hebben veroorzaakt van on geveer 1 */rzoodat deze factor een uiterst geringen invloed heeft gehad op de totale melkproductie. Wel moet hierbij, worden bedacht, dat hier alleen reke ning gehouden is met de veranderingen in de samen stelling van het totale aantal melkkoeien. De wijzigingen in de oppervlakte grasland kunnen volgens een berekening van den heer B. geen groo- tere melkproductie hebben veroorzaakt. De selectie in den veestapel, d.w.z. de minst productie rijke koeien hoe eerder hoe liever ter slachtbank voeren, is door het meer aanhouden (niet langer 'aanhou dender koeien eerder tegengewerkt dan bevor derd. Hiertegenover staan echter enkele door de Regeering genomen maatregelen (afslachting oudere koeien in 1933/34, afslachting van jongere koeien in 1934/'35 en de teeltbeperking), welke wel een selec tie in de hand hebben gewerkt en een zuivering in de koeienstallen hebben teweeggebracht, waardoor ongetwijfeld de gemiddelde productie per koe is op gevoerd. Daarnaast moet dan nog worden gewezen op de propaganda en voorlichting omtrent betere veevoeding. De daling van het verbruik van kracht- voeder wijst er op, dat men voeders, die het eigen bedi*ijf oplevert, beter heeft weten te benutten. Resumeerende blijkt dus uit dit artikel van den heer B., dat de toeneming der melkproductie ge paard ging met een rationalisatie, tot uiting komen de in een gedaald .krachtvoederverbruik, een klei nere oppervlakte grasland, een niet gestegen ver bruik van meststoffen en een intensiveering van de veehouderij. Blijkbaar is door de technische verbe teringen in de melkveehouderij het bereiken van het optimum, ter sprake komende bij de wet van de ver minderde meeropbrengsten, nog niet bereikt. Aan het slot merkt de heer B. op, dat, indien de afzetmogelijkheden van onze zuivelproducten be houden blijven, het nog de vraag is, of de toeneming der melkproductie wel zulk een ongunstig verschijn sel is, als (wél eens wordt voorgesteld. VEREENIGING VAN OUD-LEERLINGEN VAN LAND- EN TUINBOUWCURSUSSEN TE KLOETINGE. Op Donderdag 18 Maart j.l. hield bovengenoemde vereeniging haar jaarvergadering, waarop door den secretaris, den heer M. Paardekooper, een jaarver slag werd uitgebracht, waaraan het hiernavolgende is ontleend: „Gelukkig is het te constateeren dat het de ver eeniging ook in 1936 weer goed is gegaan. Het ledental is van 50 in 1935 gestegen tot 60 in 1936, zoodat van een flinke groei kan worden gesproken, laten we hopen dat 1937 ons in dit opzicht niet zal beschamen. Het aantal begunstigers bleef constant. Er werden zes algemeene vergaderingen gehou den met een opkomstgemiddelde van 19 leden, wat voor een goeden gang van zaken het dubbele zou moeiten zijn. Bestuursvergaderingen werden 3 gehouden. In het bestuur kwam geen wijziging, doch wel kreeg dé vereeniging een andere bode. Excursies hébben dezen zomer nog al eens op het programma gestaan. Op 20 Juni werd door 28 per sonen een groote dag-excursie naar die Zuid-Hol- landische Eilanden gehouden, waar onder leiding van den heer Berghuis verschillende fruitteeltbedrijven werden bezocht, alsmede een wascli- en verduur zaam inrichting voor aardbeien. Verder werden er 2 middagexcursies gehouden en wel één naar de bedrijven van de heeren Braat en Gebr. Mesu te Nieuw- en St. Joosland en 1 naar 't bedrijf van den heer Th. Vogelaar te Krabbendijke. Voorts werden 3 avondexcursies gehouden één naar het aardbeien proefveld van ALbentinehoeve te Kloetinge, één naar de fruitkweekerij Spoorzicht te Kloetinge en één naar het aardappelproefveld van den heer W. P. Beije; de laatste excursie stond onder leiding van den heer iHofstra. Aan deze excursies werd door een flink aantal leden deelgenomen. De bibliotheek werd omdat er weinig belangstel ling voor bestond en de werken voor een groot ge deelte waren verouderd, in de vergadering van 24 April verkocht. Een bloemententoonstelling kon dit jaar niet wor den gehouden wegens gebrek aan een daarvoor ge schikt terrein, zoodat de bloemententoonstellings- oommissie, welke eenige malen vergaderde, op non- actief werd gesteld. Lezingen werden er 2 gehouden: één door dén heer Provoost over „Ervaringen met onderstammen van de vruchtboomen" en één door den heer W. P. Beije over „De aardappel voorheen en thans". Door de vraagpuntencommissie werd één vraag punt over „Het koelen van fruit" uitgewerkt; deze commissie welke uit 3 leden bestond werd tot 5 uit gebreid. Hiermede zijn de voornaamste punten van wat 'de vereeniging in 1936 presteerde, behandeld. Laten we hopen, dat 1937 voor de vereeniging een goed jaar mag zijn". P. Vraag 198. BESTRIJDING KOOLZAADGLANS- KEVER. Op mijn koolzaad, dat pas begint te bloeien, komen zoowel op de bloemen als op de bloemknoppen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1937 | | pagina 5