VEEHOUDERIJ. gelegen reservoir, wat op haar beurt weer wórdt ge ledigd door een Jacobsladder van uitstekende construc tie, welke het zaad op voldoende hoogte brengt in 2 uitmondingen, waaraan de zakken op eenvoudige, han dige, manier bevestigd worden en welke uitmondingen om beurten gebruikt worden. M.a.w. als één uitmon ding gesloten is, is de andere open. Haakt men dus een zak af, dan valt het zaad in de andere zak en is de uit monding, waarvan de zak weg is, gesloten. De voornaamste assen loopen op kogellagers, die door middel van vetdoppen gesmeerd worden, wat slechts enkele keeren per jaar behoeft te gebeuren. Verder is de machine uitgerust met smeernippels, gemonteerd in gegoten lagers, welke dagelijks gesmeerd moeten wor den, m.i. een ideale smeering, daar stof en vuil geweerd worden. Als krachtbron wordt gebruikt een 3 p. k. electromotor, welke ruimschoots voldoende is. Een voordeel van het omhoogbrengen van het eindproduct, dus het zaaizaad door een Jacobsladder, is gelegen in de krachtsbesparing hierdoor; immers, wanneer zooals bij andere fabrikaten ook het zware graan mede om hoog geblazen moet worden, vereischt dit meerdere p. k. dan bij genoemd systeem. Daar de breedte van deze machine zeer groot is en dit ten nauwste samen hangt met de capaciteit, krijgt men een dagcapaciteit, welke gelijk is aan sorteermolens, die minstens 2 a 3 X zooveel kosten. Bij het zaaiklaar maken van Juliana- tarwe, waaruit 16 uitgeschoond werd, werd een capaciteit van 13 hl per uur bereikt, hetgeen een mooi resultaat is. Immers, wanneer de tarwe door betere weersgesteldheid dan in 1936 grover van stuk is, wordt een nog hoogere productie bereikt. Met andere tarwe, die voor de V.I.T.A. geschoond werd, werd van 1820 hl per uur bereikt. Uit een oogpunt van arbeidsbespa ring zijn in de graanzolders schuifjes met een inkeeping aangebracht, in welke inkeeping de dunne rand van een vierkant vlak, waaraan een buisvormige cylinder is bevestigd, wordt geschoven, zoodat het zaad van de zolder via het dan geopende schuifje in de buis en daarna in de machine stroomt, waardoor één man het geheel kan bedienen en voldoende tijd heeft de zakken af te wegen en op te stapelen. Onder de vergaarbak voor het zaad is een cylinder- vormige rol aangebracht, met overlangsche groeven, waardoor het zaad heel regelmatig toegevoerd wordt. De electromotor is met 4 bouten bevestigd, bovenop de machine en kan, wanneer noodig, er snel afgehaald worden, om deze voor andere doeleinden te gebruiken. Ook is er een riemspanner bijgeleverd, welke m.i. niet noodig is, daar de drijfriemen van rubber zijn en dus haast niet rekken. De riemen zijn van uitstekend fabrikaat. Voorts zijn er 3 riemschijven aangeschaft, daar het toerental voor bijv. erwten ongeveer de helft grooter moet zijn dan voor fijne zaden. Deze schijven van verschillende grootte dienen respectievelijk voor graan, erwten of boonen en fijne zaden. Overeenkom stig werden ook verschillende zeven aangeschaft, meest met ronde gaten en waar noodig met overlangsche. Voor transport dienen een viertal wieltjes. Bij 't in 't werk stellen worden onder de machine, die men daar toe optilt, een viertal blokken geschoven zonder dat men de wieltjes er behoeft af te halen, waardoor een rustige gang wordt verkregen. De meerdere of min dere wind welke men de waaier kan laten opwekken, regelt men door schuiven, waarvan er aan elke kant 2 zitten. De ervaringen tijdens het gebruik van deze machine door mij opgedaan, zijn onverdeeld gunstig. Zonder een enkele stoornis werd o.m. in 't begin van September in één week 1000 hl Julianatarwe ge schoond voor de zaai van 's morgens 5 uur tot 's avonds ruim 7 uur, waarbij de machine den geheelen dag door liep, dit met bediening in ploegenstelsel. De constructie van de machine is van dien aard, dat de gedachte gerechtvaardigd is, dat deze jarenlang meegaat. Wanneer ik een rentabiliteitsrekening maak is het frappant, hoe gering de kosten zijn, om met dit geheel het zaad zelf op 't bedrijf te schoonen, m.i. zelfs veel goedkooper dan de coöperatieve inrichtingen op dit gebied, mits men er natuurlijk een voldoend aantal kg voor heeft. Een voordeel is ook, dat men nu vaak transportkos ten kan vermijden. Ik meen goed gedaan te hebben de aandacht eens te vestigen op deze zeer goede machine van Nederlandsch fabrikaat, waardoor op veel bedrijven, in verband met de uitgebreide graanteelt van tegenwoordig de kosten om het graan te schoonen tot een minimum zijn terug te brengen. Colynsplaat. J. C. ONDERDLJK. OVER HET CRISISROTERMERK EN ZIJN PRIJS. Nog steeds zijn de gevolgen van den vreeselijken wereldkrijg in ons dagelijks leven merkbaar en niet het minst in het bedrijfsleven van den boer. Vele zijner producten zouden op een onbeschermde markt prijzen opbrengen, die belangrijk lager zijn dan de productie kosten daarvan bedragen. Enkele producten hebben zelfs met een beschermde markt nog moeite de produc tiekosten op te brengen. Om deze reden neemt of handhaaft de Regeering nog steeds maatregelen om de prijzen dezer producten kunstmatig op een hooger peil te brengen. Men zou misschien wenschen, dat deze prijzen in sommige ge vallen nog hooger werden opgetrokken, dit neemt niet weg dat men deze maatregelen op hoogen prijs moet stellen. Zoo zijn dan ook ten opzichte van de zuivelproducten maatregelen genomen om het den veehouder mogelijk te maken zijn bedrijf gaande te houden, «onder groote veriiezen te lijden. Dat dit bij een boterprijs, zooals de wereldmarkt thans aangeeft, n.l. ƒ0,68 per kg, niet mogelijk zou zijn, zal elke veehouder zonder meer duidelijk wezen. De crisismaatregelen, die ten opzichte van de zuivel zijn genomen worden, schoon zij reeds sedert Augustus 1932 in werking zijn, niet overal goed begrepen en vooral niet door de veehouders, die zelf boter maken. Het is daarom dat de redactie ons verzocht hierover nog eens een artikeltje te schrijven. Bij de bescherming van de zuivelprijzen heeft het lichaam dat deze bescherming namens de Regeering uitvoert, zich in de eerste plaats op het standpunt ge steld en o.i. zeer terecht, dat het oude afzetgebied voor zuivelproducten in het buitenland zooveel mogelijk behouden moet blijven, om bij normalere verhoudingen daar weer van te kunnen profiteeren. In ons land is n.l. een zeer groot overschot van melk of daaruit be reide producten. Dit overschot zou tegen behoorlijke prijzen moeten kunnen worden afgezet om een loonende melkveehouderij mogelyk te maken. By de tegenwoor dige wereldprijs is dat echter niet mogelijk. Toch is export, zooals gezegd noodig om de afzetgebieden te behouden. Om te kunenn exporteeren moet natuurlijk tegen den prijs worden geleverd, die op de wereldmarkt geldt. Momenteel dus voor 0,68 per kg of minder, om ons maar tot boter te bepalen. Voor andere voor export beschikbare producten als kaas, gecondenseerde melk, melkpoeder, enz. geldt hetzelfde. Zou men op de we reldmarkt een hoogeren prijs vragen, dan zou de bui tenlander zeggen: even goede vrienden, maar dan koop ik niet by jullie, doch bij je concurrenten, b.v. Dene marken. Van de boter, die uitgevoerd wordt, komt dus te weinig geld binnen. De buitenlandsche prijs is niet te verhoogen. Wel echter kan de Regeering de binnen- landsche prijzen kunstmatig verhoogen en daardoor den melkveehouder een wat hoogeren prijs voor zijn producten bezorgen. Dit geschiedt ook werkelijk en wel op de volgende wijze. Van alle boter en andere consumptievetten moet in het binnenland door 't publiek 'n zekere heffing worden betaald. Het bedrag dezer heffingen wordt in verband met de omstandigheden soms Verhoogd of verlaagd. Vooral de heffing op boter, die elke week opnieuw wordt vastgesteld, is aan schommelingen onderhevig. Momenteel bedraagt deze 0,80 per kg boter. De bin- nenlandsche boterprijs wordt met deze heffing opge voerd tot 1,48 per kg. Immers wereldmarktprijs 0,68 -f- heffing 0,80, maakt samen 1,48. Deze heffing geschiedt z.g.n. aan de bron, op de plaats dus waar de boter bereid wordt, boterfabriek of boerderij. Door het koopen van de bekende botermer ken wordt de heffing betaald. De producent moet dus beginnen de heffing te betalen, maar ontvangt deze in den vorm van een evenveel hoogeren boterprijs terug. Uiteindelijk betaalt de consument, de boterverbruiker dus de heffing. Hetzelfde geschiedt ook ten opzichte van de andere vetten die voor de voeding dienen, zooais margarine, reuzel, vet, olie en eventueel daarmee bereidde produc ten. Al deze heffingen worden in het Landbouwcrisis- fonds gestort. Hierby komen o.a. ook nog de bedragen die voor geleidebiljetten van buitenlandsche boter moe ten worden betaald. Het zeer groote bedrag dat op deze wijze in het Landbouw Crisisfonds komt, is bestemd om de melk veehouders een hoogeren prijs voor hun producten te bezorgen. Het geheele bedrag is daarvoor echter niet beschik baar. Een deel ervan moet dienen om de kosten van de maatregelen te dekken. De voornaamste dezer kos ten zijn de volgende. 1. Aan boterexporteurs moet de heffing worden terugbetaald, zoodra de boter over de grens gaat. Im mers zij kunnen alleen boter exporteeren tegen wereld marktprijs, terwijl zij, toen zy de boter in het binnen land kochten, daarvoor de wereldmarktprijs de hef fing hebben betaald. Als dit dus niet gebeurde zouden zij voor de boter, laten we zeggen 1,48 moeten beta len in het binnenland, terwijl zij in het buitenland slechts 0,68 zouden kunnen maken. Bij deze rede neering hebben we de winst die de exporteurs moeten maken, buiten beschouwing gelaten. Voor alle boter, die het land uitgaat moet dus de heffing ad 0,80 per kg worden terugbetaald. 2. De kosten van het opslaan van boter in koelhui zen. Dit opslaan van boter in koelhuizen is noodig om in tijden van groote productie (April, Mei) een hoeveel heid boter uit de markt te nemen, en daarmee te voor komen dat de binnenlandsche prijs te veel zou dalen. Het zal duidelijk zijn, dat hieraan kosten verbonden zijn. We noemen pakhuishuur, het koelen daarvan ge durende enkele maanden, achteruitgang van de kwali teit, rente, enz. 3. Dan zijn er verder de kosten van de eigenlijke uitvoering en bescherming van de wetten en besluiten, zooals bureaukosten, loonen van contróleerend en ad ministratief personeel, enz. Deze en mogelijk nog andere kosten moeten van het' aan heffing binnengekomen bedrag worden betaald. Hetgeen daarna overblijft, wordt aan de veehouders, die hun melk aan de fabrieken leveren, tegelijk met het melkgeld betaald. Dit bedrag wordt de toeslag ge noemd. Aan de fabrieken wordt dus eerst een merk op de boter geplakt, dat evenveel kost als de heffing be draagt. Thans dus 0,80 per kg boter. Later ontvangt de fabriek de toeslag, die momenteel 0,63 per kg boter bedraagt, terug. Eigenlijk komt het dus 'hier op neer, dat de fabriek voor haar boeren een bedrag per kg boter betaalt, dat gelijk is aan het verschil tuaschen heffing en toeslag of op dit ooganblik 80 63 52: 17 cent per kg boter. Bij de Zeeuwsche veehouders, die zelf hun melk tot boter bereiden, is de zaak echter eenvoudiger geregeld. Deze veehouders betalen voor him botermerken n.l. direct het verschil tusschen heffing en toeslag, dus op dit oogenblik 17 cent per kg boter of 8% cent per pond'. Bovendien moet per boekje een klein bedrag voor aan- maakkosten worden betaald, zoodat op dit oogenblik een boekje met 100 merken van een pond 100 X 8%- 25 cent 8,75 kost. Zy hebben dan de heffing be taald en tegelijk de toeslag ontvangen. Nu de vraag: hoe komt het dat de prys voor de botermerken telkens verandert? Wij hebben boven ge zien dat de merkenprys voor boerenboter gelyk is aan het verschil tusschen heffing en toeslag. Het zal dui delijk zijn, wanneer nu een van deze' beide bedragen verandert, ook het verschil veranderen moet, en waar dit verschil de merkenprys is, verandert die ook. Wordt dus de heffing hooger en blijft de toeslag gelyk of wordt deze lager, dan word't het verschil en dus de merkenprijs hooger. Vermindert de heffing en gaat de toeslag naar boven of blyft deze gelyk, dan is het tegenovergestelde het geval. Alleen als heffing en toe slag beide tegelyk met een gelijk bedrag naar boven of naar beneden gaan, blyft de merkenprys onver anderd. w. S. DE OPFOK VAN KALVEREN. I. Beteekenis jongvee-opkweek. Bestemming. Verscheidenheid. Herfst- en voorjaars kalveren. De jongvee-opkweek is en blyft een hoofdtak van de Zeeuwsche veehoudery. De Zeeuwsche boer houdt by voorkeur zoo weinig mogelijk melkkoeien en tracht zijn weiland en dijken (39.000 ha) en de groote massa's af val voer rvan zijn bouwland (100 mil. kg zetmeelwaar- de per jaar) tot waarde te brengen door het houden van jongvee. Voor geheel Nederland is de verhouding melkkoeien tot jongvee als 55 45, voor Zeeland als 32 68. Zooveel jongvee als maar mogelijk is kweekt de Zeeuw zelf. Het tekort vult hij aan door aankoop van een beperkt aantal nuchtere kalveren en een groot aan tal graskalveren en 1% jarige beesten. Onder normale omstandigheden, dus voor de teelt- beperking, werden door 6600 Zeeuwsche melkvee houders per jaar gemiddeld 19.000 kalveren van eigen koeien opgekweekt om door te houden. Daarboven nog ifc 3500 kalveren om direct te worden gemest. Verder werden per jaar nog 4000 nuchtere kalve ren en 10.000 graskalveren en 1^ jarige runderen ingevoerd. Thans is de opkweek belangryk beperkt. Uit de eigen melkkoeien mogen de laatste jaren slechts 15.000 kalveren voor verdere opkweek worden aan gehouden. Om direct na de geboorte met melk te mesten wor den er nog 2500 aangehouden. De 15.000 2500 zelfgefokte kalveren krijgen de volgende bestemming: 5000 om den melkveestapel aan te vullen; deze geven dus 4 a 5 jaar melk en worden dan ge mest verkocht; 1500 dienen als springstieren en worden op iy2 2-jarigen leeftyd gemest verkocht; 2000 worden opgekweekt en op 2%-jarigen leef tijd als kalf vaars verkocht; 6500 worden opgekweekt en op 2 a 2%-jarigen leef tijd vet uit de weide of van stal verkocht; 2500 om te worden gemest met alleen volle melk of met volle en ondermelk om op 12 14 weken oud als vet kalf te worden verkocht. Uit deze cijfers, die betrekking hebben op 6600 be drijven, blijkt zeer duidelijk van hoe groote beteekenis deze jongvee-opkweek voor Zeeland is. We willen deze in eenige artikelen behandelen en zul len daarbij geheel aansluiten bij de in Zeeland bestaan de toestanden. We raden aan deze artikelen als een geheel te bewaren. We behandelen de opkweek tot op den leeftyd van iy2 jaar. Naar een uniform schema kan het vraagstuk van de opkweek van kalveren ook voor Zeeland niet worden behandeld. De verscheidenheid is hier zeer groot en de behandeling en voeding als ze tenminste practisch, goedkoop en juist wil zijn, moet .zich op de juiste wijze daarbij aansluiten. Allereerst onderscheiden we de opkweek met: volle melk en afgeroomde melk; volle melk en melkpoeder; volle melk alleen. Verder opkweek met: eigen ondermelk, versch en warm direct van den ont- roomer; ondermelk van de fabriek, koud en y2 a 1 y2 dag oud. Voorts opkweek van: herfstkalveren (Oct.-Nov.-Dec. geboren) winterkalveren Jan.-Eebr. geboren) voorjaarskalveren (Maart-April geboren) zomerkalveren Juli-Augustus -S ept ember geboren). Tenslotte opkweek van: een vaarskalf voor melkkoe; een stierkalf voor dekstier; een kalf voor vetweidery of mesten op stal bestemd. Al deze verscheiden omstandigheden moeten rich tinggevend zijn voor de opkweekmethode. Natuurlijk zijn er algemeene richtlijnen die wy aller eerst naar voren zullen brengen met vermelding telkens van wat de bijzondere omstandigheid vereischt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1936 | | pagina 7