AKKERBOUW.
LANDBOUWTECHNIEK.
Onkmidbes try ding langs spoor- on trambanen.
Mededeeling werd gedaan van het antwoord van den
Minister van Waterstaat op het verzoek der 3 C.L.O.,
inzake onkruidbestrijding langs spoor- en trambanen.
Het blijkt, dat de Directie der Ned. Spoorwegen daar
toe geen verplichting op zich kan nemen in verband
met de groote kosten.
Aan belanghebbenden kan worden vergund het gras
met de distels op bepaalde spoorwegterreinen te
maaien.
Krachtens wettelijk voorschrift is een onderhouds-
aannemer van Rijkswegen verplicht de bermen en ver
der tot de werken behoorende gronden, waarvan hij het
genot van grasgewas heeft, voor 15 Juli en 20 Sep
tember te maaien. Als het grasgewas verpacht is
komt in de pachtvoorwaarden veelal de verplichting
voor het gepachte zuiver te houden van onkruid. Op
strenge naleving van deze bepalingen is aangedrongen,
zoodat mag worden verwacht, dat voorzobveel het de
Rijkswegen betreft, bezwaren zich niet meer zullen
voordoen.
Besloten werd aan de aangesloten organisaties over
te laten om in bepaalde gevallen waarin zulks noodig
is, stappen te doen ten behoeve van de bestrijding van
onkruid.
Steun aan de kleine boeren.
Uitvoerig werd van gedachten gewisseld over de
vraag of de tijd is aangebroken om aan de steeds
verder gaande splitsing van boerenbedrijven en aan
de vestiging van zeer kleine bedrijven paal en pérk
te stellen. Het betreft hier een onderwerp, dat zeer
gecompliceerd is, zoodat het niet mogelijk was tot
een beslissing te komen.
Opgemerkt kan worden, dat in Denemarken bij wet
telijk voorschrift vorming van te kleine bedrijven wordt
tegengegaan, terwijl van overheidswege vergrooting
van bestaande onder de tegenwoordige omstandigheden
te kleine bedrijven wordt nagestreefd.
Besloten werd voorhands ten deze een afwachtende
houding aan te nemen, teneinde te kunnen kennis
nemen van de uitwerking der plannen tot tewerk
stelling der houders van kleine landbouwbedrijven van
overheidswege op het eigen bedrijf.
IS DE SOJACULTUUR IN NEDERLAND
.AAN TE BEVELEN?
door Ir. P. G. Meijers,
Directeur der Landbouwkundige Afdeeling
v. h. Rijkslandbouwproefstation Groningen.
Soja is een gewas dat zeer veel aantrekkelijks heeft:
de zaden zijn zeer rijk aan eiwit (3540 en boven
dien aan vet (1520 een bijzonder gelukkige com
binatie, die maar zelden in een grondstof wordt aan
getroffen. De genoemde bestanddeelen zijn bovendien
van een uitnemende kwaliteit en de vele producten, die
daaruit te maken zijn, worden zeer gewaardeerd; wij
noemen hier slechts de olie en de sojakoeken, in welke
laatste 36 verteerbaar eiwit voorkomt. In Neder
land wordt jaarlijks een groote hoeveelheid grondstof
en sojaproducten ingevoerd.
Bovendien is soja een vlinderbloemige plant, die als
groenvoeder zeer gaarne door het vee wordt gegeten
en die voor de vruchtwisseling van belang kan worden
gacht.
Beziet men deze opsomming dan volgt daaruit dat
het zeer de moeite waard is, om te onderzoeken of de
sojacultuur hier te lande mogelijk is. Een dergelijk
onderzoek is aan het Rijkslandbouwproefstation te
Groningen al sedert eenige jaren gaande. Wij deelen
in het volgende in het kort mede hoe de huidige stand
van onze ervaring is. Men zal daaruit zien, dat de
soja geen gewas is dat in Nederland gemakkelijk ver
bouwd zal kunnen worden. Voorloopig achten wij de
optimistische mededeelingen, die over de sojacultuur
wel eens in de pers verschijnen, dan ook op zijn minst
voorbarig. Overig zijn onze pogingen nog geenszins
als beëindigd te beschouwen.
Het zal den lezers bekend zijn, dat in Duitschland
nogal wat belangstelling voor de sojacultuur aan den
dag wordt gelegd; dit staat in verband met het stre
ven naar zelfvoorziening. Wij hebben echter den in
druk gekregen dat ook daar de sojacultuur nog geens
zins aan de verwachtingen beantwoordt.
In de laatste jaren hebben wy veldproeven genomen
met een groot aantal zeer uiteenloopende sojarassen,
afkomstig uit vreemde landen. Er lagen proeven in
Noord- en in Zuid-Nederland en op verschillende grond
soorten. Wij laten hier eenige ervaringen volgen.
De verbouw van soja lijkt in vele opzichten op die
van bruine boonen en sommige kortstam sojarassen
lyken ook heel veel op het ons bekende bruine boon
gewas.
Het gewas is sterk op warmte aangewezen en de
groei is in de eerste periode na de opkomst dan ook
zeer langzaam. Hieruit volgt dat het schoonhouden,
het wieden een groot bezwaar kan zijn. Op vuil land
zou men daarom maar liever geen soja moeten ver
bouwen. Niet zelden doen nachtvorsten veel schade,
hoewel de planten zich in vele gevallen nog weer vrij
goed kunnen herstellen.
De indruk werd verkregen, dat de soja op klei- en
zavel-, zoowel als op zand- en dalgrond wel wil groeien,
mits deze gronden goed ontwaterd zijn, niet te zuur
en in goede bemestingstoestand.
Het enten met de voor soja geëigende wortelknol-
letjesbacteriën schijnt minder gemakkelijk te gaan dan
bij andere vlinderbloemigen het geval is. Hoewel by
onze proeven een groot aantal bacteriestammen be
trokken werden, werden er slechts zelden knolletjes
verkregen en kon er dus ook geen opbrengstverhoo-
ging worden waargenomen.
Het wild is op de groene planten verzot en er zijn
dan ook eenige proeven totaal mislukt tengevolge van
Wildschade. Als maatregel daartegen moesten wij
onize proefvelden met gaas afrasteren.
!Het oogsten valt voor de vroege rassen ongeveer
in het begin van September (in Zuid-Nederland). Vele
rassen worden echter eerst tegen het eind van Sep
tember rijp en tropische rassen rijpen in 't geheel niet
of komen zelfs niet tot bloei.
Het drogen te velde kan zeer goed op dezelfde wijze
gebeuren als dat hij de bruine boon de gewoonte is.
De peulen springen meestal niet open. Soja is een
laatrijpend gewas,' dat in natte najaren bij den oogst
nogal eenige moeilijkheden medebrengt. Vooral de
rassen met geelgekleurde zaden, die door de industrie
het meest op prijs worden gesteld, worden bij slecht
oogstweer nogal gemakkelijk miskleurig of schim
melig.
In gunstige jaren kwamen de beste van de verbouw
de rassen tot een opbrengst van ongeveer 1500 kg per
ha zaad. Dit bedrag werd in. 1933 verkregen, op Dol-
lardklei en in 1934 op zavelgronden in Zeeland. Maar
in jaren met minder mooi zomer- en herfstweer, zoo
als 1935 en 1936, konden wij niet hooger komen dan
respectievelijk 800 eri 900 kg/ha, waarbij dient te
worden aangeteekend, dat de proefvelden toen op een
matig goeden zandgrond te Noordlaren lagen, waar in
1934 een oogst van 1200 kg/ha bereikt kon worden.
Hebben wij aldus, ondervonden, dat de opbrengst zeer
uiteen kan loopen al naar gelang van het ras en de
omstandigheden, ook bleek er groote variatie te be
staan in de hoeveelheden stroo. In gunstige jaren
kunnen de vroege kortstammige rassen 3000 a 4000
kg/ha stroo geven, doch de beide laatste jaren was
2500 kg al veel. De voederwaarde zal ongeveer met
die van erwtenstroo overeenkomen, maar het is veel
stokkiger en de peulen zijn zeer taai, zoodat het ons
als veevoeder toch minder aantrekkelijk lijkt dan erw
tenstroo.
De Mandsjoerijsche sojaJboonen zijn hier te lande
thans (Dec. 1936) ongeveer ƒ8 per 100 kg waard. Men
zal begrijpen dat men een gewas met een zoo lage op
brengst voor dezen prijs niet in Nederland kan ver
bouwen. Daarbij komt dat het zaaizaad van rassen,
die in ons land rijp worden en dat meestal uit het bui
tenland betrokken moet worden, zeer duur is., b.v. een
gulden per kg of zelfs nog meer.
De economische verhoudingen zijn echter verander
lijk en er bestaat soms reden om kunstmatig in te grij
pen; daarvan kennen we voorbeelden genoeg en bij
de soja zien we dit in Duitschland thans zeer sterk
gebeuren. Bovendien is het wereldrassen-sortiment
zeer uitgebreid en kunnen er misschien rassen ge
kweekt worden die heter aan onze eischen voldoen, dan
degene die het Rij kslandibouwp roef station tot nog toe
heeft onderzocht. Het ligt echter voor de hand, dat
men na de vele importen, die wij reeds onderzochten,
dienaangaande geen al te groote verwachtingen moet
koesteren.
Wie de soja eens zou willen beproeven als groenvoe
der, kan daartoe gebruik maken van gewoon handels
zaad, dat meest uit Mandsjoerije afkomstig is en een
weelderige groei vertoont als het op behoorlijk vrucht
baren grond wordt ingezaaid. In ons land zal men
daaraan gewoonlijk geen rijp zaad krijgen.
ELECTRICITEIT.
Electrieiteitsmeter.
Eén der belangrijkste apparaten van onze electri
sche installatie in huis, stal of beiden, is de sobere
zwarte meter, binnen welks eenvoudig cmhulsel heel
wat technisch vernuft is verwerkt. Maar ook om an
dere redenen speelt de electrische meter een hoog te
schatten rol, omdat hij ten slotte de beslissende stem
heeft in de bepaling van ens stroomverbruik; hij mag
niet te veel kilowatturen aanwijzen, omdat daardoor
de consument tot betaling van niet gebruikte energie
zou worden verplicht, ook niet te weinig omdat dan de
centrale het haar toekomend geldelijke bedrag niet zou
ontvangen. Reeds direct volgt hieruit van hoeveel be
lang voor beide partijen is, dat de meter volkomen vrij
van fouten is. Vóór een electrieiteitsmeter de wereld
wordt ingezonden is hij dan ook op de ijk-laboratoria
terdege .gewikt en gewogen" en eerst na langdurige
controle van het aangegeven stroomverbruik zal men
er toe overgaan een meter bij den stroomverbruiker
te plaatsen.
Desondanks komt het voor dat onjuiste aanwijzingen
kunnen worden geconstateerd. Vaak is dit het gevolg
van een hevige electrische storing in de installatie,
waarin de meter is opgenomen, zooals bij kortsluiting
of bliksem-iinslag.
Hoe we zelf kunnen nagaan of de meter
goed aariwijst.
Regelmatige controle, door den stroomverbruiker
zelf, mag daarom worden aanbevolen.
De meter is eigenlijk een electrisch motortje, van
uiterst teere constructie. Op de as van het motortje,
welke as verticaal staat, zit een vrij groote platte
horizontale schijf; dit alles zit binnenshuis, maar door
een venster-opening in de buitenbekleeding kunnen we
de schijf zien draaien (als er stroom verbruikt wordt).
Op de rand van de schijf is een roode streep aange
geven, welke men duidelijk langs de kijk-opening kan
zien passeeren. Het tellen van het aantal omwente
lingen van de schijf is daardoor vergemakkelijkt.
Staat de schijf stil, dan móet de roode vlek voor de
kyk-opening staan. Is dit niet zoo, dan diene men de
plaatselijke monteur of meter-opnemer daarop attent
te maken. Het is niet de bedoeling deze afwijking te
overschatten, maar men mag haar ook niet onder
schatten. Als bij stilstand de roode streep niet precies
voor het venster staat dan is het z.g. remvaantje niet
goed ingesteld, hetgeen tot foutieve aanwijzing van
het stroom verbuik aanleiding kan geven.
Boven of onder het venster staan meestal enkele
gegevens van den meter vermeld. De meeste daarvan
zijn voor den verbruiker van geen belang. Er staat o.a.
op hoeveel stroom (ampères) hoogstens door den
meter mag gaan, voor hoeveel spanning (volts) de
meter geschikt is enz. Eén echter is van veel belang;
n.l. te weten hoeveel omwentelingen gelijk staat met
één kilowattuur., b.v. 600 omwentelingen is één kilo
wattuur. Met behulp hiervan kunnen we zelf nagaan
of de meter juist aanwijst. Hoe we dit moeten doen
zullen we aan de hand van een getallen-voorbeeld aan-
toonen.
Als een lamp van 100 Watt één uur brandt verbruikt
zij een tiende kilowattuur (zie het Landbouwblad van
12 Dec. '36)in tien minuten één zestigste deel van een
kilowattuur. Tellen we tegelijk het aantal omwente
lingen van de schijf in den meter (terwijl dus de lamp
van 100 watt brandt) dan moet dit ook een zestigste
deel zijn van het totaal aantal omwentelingen dat
noodig is voor een kilowattuur. In ons geval behoort
dus het aantal omwentelingen 10 te zijn; is het iets
meer of minder dan wijst de meter resp. te veel of te
weinig aan.
Hebben we een kookplaat van b.v. 1200 watt in huis,
dan kunnen we ook daarmede de proef doen. In één
uur verbruikt die kookplaat 1.2 kwh; in b.v. vijf minu
ten 0.1 kwh, en dus mag gedurende die vijf minuten de
schijf slechts 60 omwentelingen (een tiende deel van
600) gemaakt hebben.
We zullen nu een algemeen recept geven:
Recept. Om de meter te controleeren schakelen we
dus in een kookplaat of een lamp, waarvan we het
vermogen (in watts) kennen en laten dit gedurende
tien minuten ingeschakeld. Men telt het aantal om
wentelingen van de meterschijf gedurende die tietn mi
nuten. Dan moet het aantal omwentelingen van de
meterschyf gelyk zyn aan het product van het ver
mogen en een zes duizendste deel van het aantal om
wentelingen dat gelyk is aan één kilowattuur (het
geen op den meter vermeld staat). Dus
1
aantal omw. in 10 min. vermogen X
6000
van het aantal omw. dat gelijk is aan 1 kwh.
B.v. We laten een lamp van 60 watt tien min. bran
den. Op de meter staat dat 500 omwentelingen gelijk is
aan één kilowattuur. Dan móet dus het aantal omwen
telingen gedurende die tien minuten brand tijd gelijk
zijn aan
500
60 X 5.
6000
Ir. D.
ENKELE ERVARINGEN
MET DE GRUNO-SORTEERMA CHINE.
Dezen zomer werd op ons bedrijf een Gruno-sorteer-
machine welke in 3 verschillende grootten geleverd
wordt, aangeschaft en wel' de grootste. Na uitvoerige
inlichtingen te hebben ingewonnen van zoowel deze
machine als van andere fabrikaten, werd besloten ge
noemde machine aan te schaffen, daar o.m. de aan
schaffingsprijs laag was en volgens vele practici de
werking goed was evenals de capaciteit.
De werking berust op de volgende principes: Door
de groote van den windmolen en de snelheid waarmede
deze de wind in het verticale kanaal drijft, wordt het
zaad Vz m omhoog gedreven en zoodoende van alle
kanten aan den wind blootgesteld, waarbij met een
normalen doorvoer de slechte korrels igeen kans krijgen
zich met het beste zaad te vereenigen. Het verticale
windkanaal kan verlengd worden door latjes op de
schutjes te plaatsen.
Het bezwaar, dat door de snelheid der hoofdas de
zeefbak te snel zou schudden, is ondervangen, door een
krukas aan te brengen met trapschijf, waardoor deze
zeefbak naar behoefte is te regelen. De bovenste zeef
voert aan het einde stukjes stroo, kluiten en kaf buiten
de machine. Ongeveer halfweg van deze zeef valt het
geschoonde zaad hierdoor en opdat dit in zijn geheele
lengte van de eventueel nog resteerende onzuiverheden,
als bijv. zand en kleine korrels kan worden ontdaan,
is er een plaat aangebracht, waardoor dit doel uitste
kend bereikt wordt; mede door de groote lengte der
zeeven, wat bij vele andere fabrikaten te wenschen
overlaat. Als een zeer goede verbetering t.o.z. van de
oudere modellen van de machine kan worden opge
merkt, dat onder de onderste zeef een borstel loopt,
welke tevens op eenvoudige wijze verstelbaar is, waar
door verstoppen is uitgesloten en 't geheel aan de
hoogste eischen voldoet. Van de onderste zeef komt
het zaad in eeh schudder, welke ai oh ledigt in een lager