Redactioneel Gedeelte
Dijkval.
VEREENIGINGSWEZEN.
van dan Keuringsdienet Zeeland ie ai' op uit, niet alleen
om de keuringen meer te volmaken, doch ook om deze
over de geheele provincie izoo uniform mogelijk te
doen zijn. Door voorlichting van de keurmeesters, door
het werk van den technisch en leider van den Keurings
dienst Zeeland, enz. wordt getracht de keuringen op
een hooger peil te brengen. Nog belangrijker is o.i.
echter het verstrekken van voorlichting aan de telers
zelve. Voor een tiental jaren en in enkele gevallen
ook nu nog wel, bepaalde de keuring zich er toe, dat de
boer zijn gewassen opgaf voor de keuring en de keur
meesters het veld goed- of afkeurden. Dat dit systeem
geheel verkeerd was behoeft geen nader betoog, doch
gerust mag worden geconstateerd dat men gedurende
een reeks van jaren zij die geroepen werden leiding te
geven aan de keuringen te velde, te veel het zwaarte
punt hebben gelegd op de keuring als zoodanig en te
weinig op voorlichting van de telers.
Door het controleeren of keuren alleen wordt een
bepaald perceel immers niet beter, dit kan slechts ge
schieden door het werk van den selecteur zelf en het
is dan ook daarop, dat speciaal de aandacht moet wor
den gevestigd.
De provincie Zeeland beschikt thans over een corps
keurmeesters die behoorlijk deskundig zijn en zeer
goed in staat zijn om een gewas op de juiste wijze te
beoordeelen, doch naar verhouding is het aantal ter
zake deskundige selecteurs niet zoo groot als gewenseht
is. Doch ook hierin tracht de Keuringsdienst Zeeland
te voorzien, o.m. door het houden van theoretisch en
practische cursussen in aardappelziekten en selectie.
Reeds het vorige jaar werden vanwege den Keurings
dienst een groot aantal van deze cursussen gehouden,
waarvan in totaal door meer dan achthonderd personen
is deelgenomen en ook dit jaar worden nieuwe cursus
sen georganiseerd die zich in een groote belangstelling
mogen verheugen. Ook op ander gebied is de Keu
ringsdienst Zeeland paraat om de telers van voorlich
ting te dienen.
Sinds de oprichting van den N.A.K. is de aardappel
keuring zeker vooruitgegaan. Niet alleen is de onder
linge naijver, die vroeger tusschen de verschillende
organisaties die keuringen hielden, nogal eens bestond
en die tot ongewenschte toestanden aanleiding gaf, ver
dwenen, doch bovendien wordt een uniforme keuring
en tevens het doel der keuringen in Nederland dat de
nateelt van pootaardappelen uit verschillende streken
afkomstig zoo gelijkwaardig mogelijk is, krachtig be
vorderd. Dit moet op den duur ook den afzet van het
Zeeuwsche product ten goede koanen, want reeds is ge
durende een reeks van jaren overduidelijk gebleken,
dat de teelt van goed pootgoed in onze provincie zeer
goed mogelijk is en niet behoeft onder te doen voor
andere streken in ons land. In het bijzonder geldt dit
voor de exportsoorten, dus ook voor de Bintjes, een ras
dat thans meer dan ooit in het middelpunt van de be
langstelling staat. Met de teelt van goedgekeurde
Eigenheimers zijn we het laatste jaar niet zoo gelukkig
geweest wat de gezondheidstoestand betreft, doch alles
wijst er op dat de beteekenis van dit ras voor de export
steeds minder wordt. Het afmeten van het keurings-
werk naar de uitkomsten met Eigenheimers verkregen,
lijkt ons bovendien niet juist en in elk geval gaan de
conclusies die men er vaak uit wil trekken veel te ver.
Omgekeerd hebben we n.l. kunnen waarnemen, dat de
Zeeuwsche Blauwe en Zeeuwsche Bonte' uit onze pro
vincie steeds betere uitkomsten gaven dan elders, doch
ook dit zegt op zichzelf niets. In het algemeen kan
men dus zeggen, dat wij in Zeeland met de teelt van
pootaardappelen den goeden weg opgaan en dat wij
zelfs hooger zullen klimmen, indien de Keuringsdienst
Zeeland zijn taak verstaat en de verbouwers overtuigd
zijn van de noodzakelijkheid him product op een hooger
peil te brengen, zoowel wat de gezondheidstoestand
van de nateelt als de aflevering van het product be
treft. Hierbij bedenke men wel, dat de selecteurs die
thans een vooraanstaande plaats innemen dit niet voor
niets hebben gekregen, doch dat ook zij zich opoffe
ringen en veel arbeid hebben getroost.
Met het voorgaande willen wij geenszins een pleidooi
voeren om de aangifte van aardappelen voor de keuring
uit te breiden, waartoe het voor de markt van poot
aardappelen gunstige jaar 1936 wellicht aanleiding zou
kunnen geven. Voor het de markt achterna telen
voelen wij weinig, zoo vaak is immers al-gebleken dat
dit niet steeds de juiste methode is. Doch wij meenen,
dat er wel aanleiding is er op te mogen wijzen dat de
teelt van goed pootgoed nog steeds mogelijkheden
biedt, mits met groote zorg en toewijzing wordt ge
werkt en men zich wacht voor overdrijving, ook wat
de te verbouwen oppervlakte betreft.
Hoe staat het nu met de handel van goedgekeurd
pootgoed in de provincie Zeeland? De afzet van de
goedgekeurde aardappelen is voor den teler van het
grootste belang. Wanneer wij ook hier een vergelij
king maken met de provincie Friesland, dan moeten
wij bekennen, dat wij op het gebied van den afzet niet
mee kunnen komen. Niet alleen hebben de Friesche
telers van pootgoed een krachtige coöperatie voor den
afzet van hun product, doch daarnaast heeft de provin
cie Friesland een groot aantal exporteurs van goed
gekeurde pootaardappelen, waarvan enkele' zeer groote,
die in het buitenland dikwijls uitstekend zijn ingevoerd
en het vertrouwen der landbouwers bezitten. De vrije
handel en de coöperatie voeren hier een onderlingen
wedijver die den bonafiden handel zeker bevordert.
In Zeeland ontbreken werkelijk groote exporteurs
vrflwel geheel. De handel wordt gedreven door een groot
aantal handelaren en commissionnairs. Hoewel een
aantal groote exporteurs den afzet van het goedge
keurde product zeer ten goede zou komen, ware dit op
zichzelf niet zoo erg indien de andere handelaren allen
bonafide waren. Wij willen de werkelijk goede hande
laren in pootgoed, die onze provincie gelukkig nog in
een behoorlijk aantal te<lt niet te kort doen, doch wij
zouden de waarheid geweld aandien indien wij zouden
ontkennen, dat er speciaal op het gebied van den han
del in pootaardappelen nog een groot aantal personen
wordt aangetroffen, zoowel handelaren als commission
nairs, die het praedicaat goed beslist niet verdienen.
Zoolang deze personen het product dat zij hebben ge
kocht met een bevredigende winst kunnen verkoopen,
gebeurt er niets, doch wanneer de prijzen dalen of er
treden andere oorzaken op die winstmogelijkheden uit
sluiten of zelfs tot verlies 'aanleiding zullen geven, dan
eerst komen de moeilijkheden. Het beperkt aantal han
delaren aan wie men onder alle omstandigheden kan
verkoopen, zonder dat men in de toekomst bang behoeft
te zijn voor slapelooze nachten omdat de aardappelen
blijven zitten of de dubbeltjes geheel of gedeeltelijk
achterwege blijven, is een rem voor de pootgoedteelt in
onze provincie. Zelfs is het zoo sterk, dat een aard
appelselecteur ons eenigen tijd geleden mededeelde, dat
hij' van plan was het telen van goedgekeurd pootgoed
te staken, omdat de risico bij den verkoop te groot was.
Mede de groote risico aan den verkoop van pootgoed
aan den handel verbonden is o.i. oorzaak dat vele telers
vooral in Zeeuwsch-Vlaanderen, zelf de afnemers in
België en Frankrijk hebben opgezocht en met een be
vredigend resultaat. De vertegenwoordigers van den
vrijen handel hebben steeds groote bezwaren tegen dit
zelf doen van de telers, omdat men van mêening is, dat
de boer slechts zijn pootgoed moet telen en de verkoop
ervan aan anderen moet overlaten. Wij zijn het met dit
standpunt niet eens, daar wij van oordeel zijn, dat de
boer evengoed als een fabrikant, het recht heeft zelf
den afzet van zijn product ter hand te nemen, doch het
zelf verkoopen aan de afnemers wordt in hooge mate
in de hand gewerkt, indien de verkoop aan den vrijen
handel dikwijls groote risico's met zich brengt.
Hetgeen wij over den handel in pootaardappelen heb
ben gezegd geldt, wij herhalen dit nogmaals, niet voor
den reeëlen handel. Van deze ondervinden wij dikwijls
belangrijke steun, bij onze pogingen om den handel in
goedgekeurde 'aardappelen in betere banen te leiden,
hetgeen o.a. kan blijken uit de algemeene handelsvoor-
waarden en arbitragevoorschriften, die de Z. L. M. af
sloot met de Nederlandsche Bond van handelaren in
aardappelen.
De boer zelf gaat echter ook niet vrij uit, hij verkoopt
dikwijls te gemakkelijk aan personen die wel iets meer
dan de markt willen geven, doch 'die de slechte risico's
niet aanvaarden en derhalve iets meer kunnen bieden,
doch tegelijkertijd de bonafide handel ernstig afbreuk
doen. Wij vragen ons af of het het geen tijd wordt, dat
de bonafide handelaren in pootgoed die door deze han
delingen van minder serieuze personen worden getrof
fen niet eens de handen in elkaar moeten slaan om aan
deze mistoestanden een einde te maken.
Door het opstellen van een lijst van erkende hande
laren en commissionnairs waartoe alleen diegenen wor
den toegelaten die bewezen hebben dat zij den reëelen
handel wenschen en waarvan men bij het constateeren
van het omgekeerde wordt geschrapt, ware reeds iets
te bereiken. Indien de handel deze zaak zou aanpak
ken, wij gelooven dat zij op de volle medewerking van
de land'bouwvereenigingen staat kan maken. Het is
zeer zeker nog niet te laat om den bonafiden pootgoed-
handel in goede banen te leiden, doch men ga hiertoe
over opdat later niet gezegd kan worden, dat om niets
de boeren zelf de afzet ter hand hebben genomen. Onze
waarschuwing is goed bedoeld, doch een goede handel
is voor de telers van pootgoed van zoodanig belang,
dat de thans bestaande toestanden ernstig verbetering
behoeven en dat niets mag worden nagelaten dat hier
in verbetering kan brengen. DIXI.
buitan. Wordt nu in die Jtiam het evenwicht ver
broken door veranderden druk der omringende grond
en watermassa's, wat het geval 's bjj laag water, dan
bestaat de kans, dat de zandlaag, waaruit het water
minder snel wegvloeit, zich plotseling zeewaarts ver
plaatst, waardoor de bovenliggende vastere lagen weg
vallen. Dikwijls heeft dijkval plaats gedurende een
tijdperk van lage ebben, zooals die vaak na een periode
van hooge vloeden voorkomen.
Zeeland heeft in zijn strijd met het water in de
voorgaande eeuwen veel van dijkvallen te lijden gehad.
Overal waar de sterke Scheldestroomen langs de kus
ten schuurden, verdwenen telkens gedeelten der eilan
den in het water. Men kende toen het wezen der
vallen niet en ook niet de middelen om ze te bestrij
den. Alleen wist men door ondervinding, dat men aan
dit gevaar bloot stond. Daarom werden achter de zee
dijken z.g. inlaagdijken of zorgdijken aangelegd. Werd
door een dijkval de buitenste dijk opgeruimd, dan
moest de inlaagdijk het water tegenhouden en werd
deze op zijn beurt zeedijk. Wanneer dit proces zich
echter eenige keeren herhaalde, gingen groote stukken
land, met soms heele buurten en dorpen verloren. Tal
van bewoonde plaatsen in Zeeland zijn op die wijze
voor goed verdwenen. Van het op deze wijze op
Schouwen verloren gegane dorp Koudekerk'e staat al
leen nog de toren van de kerk binnen den tegenwoor-
digen zeedijk, vroeger heeft deze toren midden in het
dorp gestaan. Aan de Zuidkust van Schouwen en
Duiveland zijn op deze manier vele dorpen ten onder
gegaan, waarvan men de namen alleen nog uit oude
stukken kent.
Ook Tholen verloor aan den Zuidkant en Westzijde
veel grond. Noord-Beveland verloor aan zijn Noord
kust groote gebieden.
De Wester-Schelde, van .oorsprong een weinig betee-
kenende Scheldetak, is door het aanhoudend wegvallen
der oevers tot den breeden zeeboezem geworden zooals
we hem nu kennen. Van de eilanden Borsele en BaaT-
land, nu met Zuid-Beveland vereenigd, zijn breede
strooken met de aldaar gelegen dorpen verdwenen.
Aan de Vlaamsche zijde lag Breskens in de 17e eeuw
nog ongeveer 2000 m van de oever verwijderd.
Was dit zoo voort blijven gaan, dan was thans van
de Zeeuwsche eilanden zeker niet veel meer over. Men
heeft gelukkig den vijand tot staan kunnen brengen.
Dat het vraagstuk echter nog niet geheel tot oplos
sing is gebracht, toont ons de dijkval in den Willem-
Anna-polder.
Wij hopen, dat het zal mogen gelukken den strijd
met den alouden vijand te overwinnen, opdat worde
bewaarheid de zinspreuk van het fiere wapen van
Zeeland: Luctor et Emergo.
Maandagavond 14 December werden we plotseling
opgeschrikt door het bericht: dgkval in den Willem-
Anna-polder in de gemeente Kapelle. De eerste be
richten .waren zeer verontrustend, in den nacht van
Maandag op Dinsdag werd - gevreesd, dat dijkdoor
braak zou volgen. Den volgenden dag luidden de be
richten iets gunstiger, de dijk had het gehouden, het
directe gevaar voor onderlooping van den polder was,
althans voorloopig, geweken.
Helaas moest dit optimisme reeds spoedig weer
plaats maken voor nieuwe vrees, door verkeerden wind
en ongunstige weersomstandigheden was het niet
mogelijk de voor de zinkstukken benoodig'de mate
rialen als rijshout en basaltsteen en de plaats van be
stemming te doen bereiken, waardoor de versterking
van den ondergrond vertraging ondervond. Boven
dien bleven nieuwe afbrokkelingen van den dijk met
uit. De eerste dagen moest men de werkzaamheden
beperken tot het aanbrengen van een bekisting aan de
landzijde van de dijk, met de bedoeling het zeewater
bij hoog getij tijdelijk te kunnen tegenhouden.
Het zijn voor de betrokken personen deze week
bange dagen en nog banger nachten geweest en nog
zijn de gevolgen niet te overzien, het gevaar van dijk
doorbraak is nog steeds niet geweken. Er is ^chter
een begin gemaakt met het storten van de basalt-
steenen, met man en macht wordt er gewerkt om den
dijk te behouden.
Bij het vernemen van deze gebeurtenis kwam ons
onwillekeurig het boek van Dr. Beekman „Nederland
als polderland" in herinnering. We hebben het nog
eens ter hand genomen en nagelezen wat hierin over
dijkval wordt gezegd. Dr. Beekman schrijft dijkval
toe aan de geaardheid van de gronden, de samenstel
ling van de verschillende grondlagen. Bij hooge^steil-
staande onderzeesche oevers dringt n.l. het wafer ge
makkelijk in de losse onsamenhangende massa's, zoo
dat een min of meer vloeibaar mengsel van water en
zand of schelpgruis gevormd wordt, waarin het even
wicht mede afhangt van den druk van het water van
KONINKL. NEDERL. EVNDBOU W-COMITE.
Kort Verslag van de vergadering der Eerste Afdeeling.
Onder Voorzitterschap van den heer J. L. Nysingh
te De Wijk, werd op 17 December j.l. de maandelijk-
sche vergadering der Eerste Afdeeling gehouden. Om
trent de in deze vergadering gedane mededeelingen of
genomen besluiten valt het navolgende te vermelden.
Maatregelen ter bestrijding van de varkenspest.
Mededeeling werd gedaan van een schrijven van den
Minister van Landbouw en Visscherij omtrent dit on
derwerp.
Zooals bekend kunnen op grond van de thans vigee-
rende bepalingen der Veewet geen veterinaire politie
maatregelen tegen dit lijden worden getroffen. Na
zorgvuldige proefnemingen uitgevoerd door de Rijks-
seruminrichting kon een preventief werkende entstof
ter beschikking van practiseerende veeartsen worden
gesteld.
Voorts heeft de Ned. Veehouderij-Centrale hare
medewerking verleend aan de bestrijding der ziekte,
door de gewichtgrens van ongemerkte biggen te ver-
hoogen.
Afdoende maatregelen kunnen echter slechts wor
den genomen na wijziging van artikel 45 der Veewet,
welke in voorbereiding is.
Uitvoer van haver.
Door een der aangesloten organisaties werd er op
gewezen,' dat de gelegenheid tot fixatie van de export
premie bij uitvoer van haver, is ingetrokken. Als ge
volg hiervan is een onzekere toestand ontstaan, welke
het voor bonafide exporteurs vrijwel onmogelijk maakt
zaken te doen. Er dreigt dan ook gevaar, dat de
haverprijzen zullen dalen.
Ook behoort niet tot verlaging van de monopolie-
heffing op haver te worden overgegaan. Sedert jaren
verkeerde de cultuur van haver in ongunstige positie
tegenover die van andere granen, zoodat er geen aan
leiding is de verwachting op een redelijken haverprijs
teniet te doen.
Daar de haver een gewas is, dat beter past in de
vruchtwisseling dan de andere granen, dienen maat
regelen welke onzekerheid ten aanzien van deze teelt
verwekken, achterwege te blijven.
Besloten werd dit punt te bespreken met het Col
lege van Regeeringseommissarissen.
Monopolieheffing op fruit.
De aandacht werd gevestigd op de actie, welke door
den georganiseerden fruithandel wordt gevoerd voor
verlaging van de monopolieheffing op fruit. Verzocht
werd daartegen stelling te nemen, aangezien verlaging
van deze heffing voor de inheemsche fruitteelt, welke
zich de laatste jaren belangrijk heeft uitgebreid, nood
lottig zou worden. Besloten werd nauwlettend acht te
geven op de gesignaleerde tactie en zich voor tegen
weer gereed te houden.