Meestal komt men met dezen gedachtengang verkeerd ■uit. De leuze moet ztjn: benut iedere goede spuitdag in den winter. Men begint het eerst met die soorten, welke weer het vroegst uitloopen en spuit dan alleen bij droog, niet vriezend en windstil weer. De boomen moeten weer vlug opdrogen, terwijl het te gebruiken water niet te koud mag zijn. Vooral het jongste hout der boomen moet zorgvuldig bespoten worden, omdat daarop veelal de overwinterende insecten te vinden zijn. Iedere fruitkweeker dient op deze bizonderheden te letten en ook de boomgaardbezitters dienen hieraan hunne aandacht te schenken, wanneer zij aan loon- sproeiers opdracht geven hunne boomen te bespuiten. Wil men een zoo hoog mogelijk rendement zijner be spuitingen hebben, dan moeten deze, of men ze zelf uitvoert, of dat men dit werk opdraagt aan een loon- sproeier, tot in de kleinste bizonderheden dus met over leg, uitgevoerd worden. Een goed resultaat is verder ook afhankelijk van de te gebruiken middelen. Men late zich niet uitsluitend door de prijzen beïnvloeden, en een goedkoop doch min der goed middel aanpraten, maar koope slechts die middelen aan die bewezen hebben steeds goed te zijn. Ten slotte dient nog gewezen te worden op het te gebruiken water. Dit water mag niet te koud zijn, liefst boven de 5° C, en moet zoet en zuiver zijn. Vele carbolineumsoorten zijn gevoelig voor zout of brak water en voor water dat onzuiverheden bevat. PHAFF. Door turfmolm te drenken in gier en deze te laten rotten, verkrijgt U na menging met lichte tuinaarde en wat zand een uitstekende potgrond. ENKELE ZIEKTEN BIJ ZWARTE BEIS. Nu door de betere prijzen, die de laatste twee jaren voor de zwarte bessen besteed worden, de belangstel ling in deze teelt weer is toegenomen, is het misschien niet ondienstig even aandacht te vragen voor de ziek ten en beschadigingen, die bij dit gewas voorkomen. Want nu mag de prijs, 'die men voor het product ontvangt, een voorname factor zijn voor de rentabili teit; de opbrengst speelt een even groote rol. En het zijn juist de voorkomende ziekten, die de opbrengst zeer ongunstig kunnen beïnvloeden. Algemeen is men van meening, dat de zwarte bes een tamelijk hooge prijs per kg op moet brengen, wil de teelt loonend zijn, om de eenvoudige reden, dat ze nu eenmaal een gering gewicht per struik opbrengen. Dit nu behoeft niet juist te zijn. Bij de zwarte bes moet men ook er naar streven, om door een hoogere opbrengst per struik te komen tot een lagere productie prijs. Rondknop. Laten wij even nagaan, welke ziekten ons parten kunnen spelen. Daar is allereerst de z.g.n. rondknop. Dit verschijnsel, bestaande uit het abnormaal opzwellen van de knoppen in den winter en het vroege voorjaar, waardoor ze een ronden vorm aannemen, wordt ver oorzaakt door een mijtensoort, waarvan er enkele hon derden in een aangetaste knop kunnen zitten. Zulke knoppen loopen soms nog heel zwak, doch meestal in het geheel niet uit. Enkele aangetaste knoppen zullen de oogst niet beïnvloeden, doch wanneer er niets tegen gedaan wordt, zal de aantasting elk jaar erger worden, zoodat tenslotte haast geen enkele gezonde knop over blijft. Het is dus zaak, het niet zoo ver te laten komen. Een zeer goed middel is het afzoeken van de zieke knoppen in den winter en het voorjaar, doch dit is zeer tijdroovend, en enkel uit te voeren bij geringe aantas ting of bij jonge struikjes. Vandaar, dat men meestal zijn toevlucht neemt tot een bespuiting met 7 Californische pap. Om gunstig resultaat van de bespuiting te krijgen, moet deze uit gevoerd worden op het juiste moment, waartoe men bekend moet zijn met de levenswijze van het insect. In het voorjaar verhuizen de mijten van de oude knoppen, die inmiddels verdrogen, naar de nieuw gevormde. Deze verhuizing heeft ongeveer plaats als de bloemtrossen goed zichtbaar zijn, doch de afzonderlijke bloempjes zich nog niet hebben geopend; het eerstgevormde blad heeft dan de grootte van een halve stuiverstuk. De bedoeling van de bespuiting is, dat de mijten, terwijl ze onderweg zijn, door de vloeistof geraakt en daardoor gedood worden. Ook schijnen ze onschadelijk gemaakt te worden, doordat ze over bespoten takken moeten kruipen; daardoor zouden ook de zich later verplaatsende gedood worden. Wel wordt door die bespuiting het blad wat bescha digd, zoodat men soms eenige bladval krijgt, doch dit herstelt zich later. Bladluis. Een ander insect, dat zeer schadelijk kan zijn, is de bladluis, die 's zomers in massa's aan den onderkant van het blad zit. De bladluis overwintert in ei vorm. Men vindt de zwart glimmende eitjes des winters bij de knoppen aan het jonge hout. Hieruit worden in het voorjaar de luizen geboren, die zich een heele zomer voortplanten door levende jongen, en wel in zoo'n tempo, dat men in en kele weken van een plaag kan spreken. Door het weg zuigen van het plantensap wordt de struik zoodanig verzwakt, dat van groei geen sprake meer is; ook de bessen groeien niet meer en vallen vaak af, en tenslotte valt ook het blad. Doordat de struik midden in den zomer reeds bladerloos staat, wordt deze zoodanig ver zwakt, dat het volgend jaar minder en zwakkere bloem trossen aanwezig zijn, zoodat ook de oogst van het vol gend jaar er sterk onder lijdt. Men kan de luis op twee verschillende tijdstippen be strijden. In den zomer, waarbij de luizenkolonies ge dood worden door een bespuiting met 1/1 o nicotine -f 1 zeep; en in den winter met een bespuiting met 7y3 fZ carbolineum, waarbij het er om te doen is, de eitjes, die op het jonge hout zitten, te dooden. Van deze twee verdient het laatste middel de voor keur; ten eerste omdat men dan alle schade voorkomt en ten tweede omdat deze bespuiting meer kans geeft op afdoend resultaat. Heeft men in den winter (Jan. Febr.) nauwkeurig gewerkt, dan kan meestal de zomer- bespuiting achterwege blijven. Degeneratieziekte. Als derde verschijnsel kan genoemd worden, de z.g.n. degeneratieziekte. Ditmaal is de veroorzaker niet een insect, doch van plantaardigen aard. De verwekker van deze z.g.n. virusziekte is niet bekend, doch in zijn gevolgen zeer gevreesd. Het beeld dat deze ziekte bij de zwarte bes oproept, bestaat in diepingesneden bladeren van onregelmatigen vorm en nervatuur; het kleiner en zwakker worden der bloemen, waardoor na de bloei een sterke rui optreedt en de oogst zeer gering wordt, terwijl van flinke groei en scheutvorming ook geen sprake meer is. Men kan deze ziekte het best vergelijken met de mozaiekziekte bij framboos; het topbont bij aardappel enz. Een direct bestrijdingsmiddel is niet bekend. Zieke struiken gezond maken gaat dus niet, doch in het toe passen van selectie bij het plantmateriaal, hebben wij een uitstekend middel om de ziekte te voorkomen; al thans tegen te gaan. Absoluut zuiver materiaal zal wel niet voorkomen, doch ook al heeft men het beste wat er te krijgen is, geplant, dan komt men later toch tot de ontdekking, dat in een grooter of kleiner gedeelte der struiken de ziekte vertoont. Het is noodzakelijk, dat zulke exem plaren verwijderd worden, daar de smetstof door insec ten van de zieke struiken overgebracht wordt naar de gezonde. Een voortdurende selectie is dus noodig. In dit verband dient speciaal gewezen te worden op de bestrijding van de bladluis, daar deze bij het over brengen van de smetstof een groote rol speelt. De blad luis moet dus niet enkel bestreden worden om de directe schade die zij veroorzaakt, doch niet minder om de in directe. Juist de degeneratieziekte maakt, dat vele perceelen niet rendabel zijn. Dat het anders kan, en dat men door strenge selectie tot schitterende resul taten kan komen, bewijst het selectieveld in Zeelands Proeftuin, waar men, in plaats van een opbrengst van gemiddeld 1 2 kg per struik, zooals veel voorkomt, boven de 5 kg per struik uitkomt. Het is duidelijk dat men bij een dergelijke opbrengst met een lagere prijs genoegen kan nemen. de J. te W. DE BEWARING VAN VROEGE PLANT AARDAPPELEN Voor vele tuinders is de vroege aardappelteelt van groot belang. Dit gewas kan reeds vroeg in het jaar aan de grond wonden toevertrouwd en vlug worden geoogst. Dat vlug oogsten beteekent geld beuren om aan de vele verplichtingen te kunnen voldoen. Op het leeg gekomen land kan men dan nog 1 of 2 nagewassen verbouwen, welke beschouwd worden als werkloon voor den tuinder. Zóó wordt de vroege aardappelteelt reeds jaren be schouwd door de volle grondstudnder. Waar dus deze teelt van zoo groot belang is, daar moet dan ook de grootste zorg besteed worden aan het plantgoed. Immers daarvan hangt toch voor een groot gedeelte het resultaat van den oogst af. De meeste tuinders zorgen dan ook voldoende voor hun plantgoed, maar is die zorg altijd goed? Nog niet zoo vele jaren terug kregen de pootaard- appels, na in den zomer en herfst in de kuil bewaard te zijn, het warmste plaatsje, dat op den zolder of koeiendilt was te vinden. Ze werden warm toegestopt met zakken en kleeden. Als 't ging vriezen, dan legde men er nog wat oude jassen enz. overheen, want in de zetaardappels lag de toekomst, de verwachting voor de nieuwe oogst. Als kinderen werden ze verzorgd, ja verwend. Als dan na enkele weken eens poolshoogte genomen werd hoe of het er voor stond, dan gebeurde het vaak dat de schoten (spruiten) door de zakken waren heengegroeid. Doch afgezien hiervan verkreeg men steeds volgens deze werkwijze zetaardappels met meestal veel lange witte schoten. In den winter werd er een overdreven zorg aan de aardappels besteed, doch in den herfst keek men er niet naar om, zoodat men, eer men de aardappels in Januari te kiemen ging leggen, er eerst een flinke hoeveelheid spruiten af moest halen. De laatste tijd is hierin echter veel verbetering ge komen. Is het dan van zooveel belang, dat een poot- aardappel in de herfst goed wordt bewaard? Ja, van meer belang als men wel vermoedt. De eerste sprui ten die ontstaan, zijn de sterkste. Als deze te vroeg ontstaan in de kuil b.v., dan moet men deze afbreken en het gevolg is dat er zich meer doch zwakkere spruiten ontwikkelen. De mooiste oogen hebben wij verspeeld. Daarom, bewaart de vroege zetaardappels na het rooien steeds koel en op een lichte plaats. Licht tempert de groei. U kunt gerust de aardappels aan de noordkant van Uw schuur in kisten bewaren tot dat er gevaar voor te veel nat en vorst ontstaat. Hoe laat men de aardappels het best kiemen? Een vraag die van veel belang is en waarop een klein ant woord gegeven kan worden, n.l. in de poterbewaar plaats. In deze bewaarplaatsen met him dubbele gla zen wanden kunnen de spruiten groeien op een koele en lichte plaats. Dit is het ideaal. Tegen deze bewaring kunnen ook wel bezwaren wor den ingebracht, doch dan treffen deze niet de plaats, doch de verzorger. Er zijn echter nog veel menschen welke om een of andere reden hun pootaardappels zelf laten kiemen. !Hoe kan men dit dan het beste doen? Het koeiendilt en de warme huiskamerzolder, daar spreken wij niet meer over, deze blijven buiten be schouwing en dienen voor pootaardappels onbewoon baar verklaard te worden. De meeste tuinders zetten hun pootaardappels in een schuur, op een koude zolder, enz. Aan de factor koel wordt meestal voldoende gedacht. Doch de fac tor licht, deze is meestal in de minderheid. En toch is deze van zoo veel belang en zoo noodzakelijk voor* het ontstaan van die korte stevige groene schoten, die niet afbreken als men ze aanraakt. Zet daarom de kisten met aardappels zooveel mogelijk in 't licht. Wjanneer is het de beste tijd om de aardappels in de kisten te doen, waarin deze moeten kiemen? Hoe eerder hoe beter. Wacht daar niet mee tot December. Dan mogen de aardappels al korte spruitjes hebben gevormd. Maar worden deze dan niet te lang? Dat ligt aan U zelf. De telers van vroege aardappels voor poot- goed zetten deze met een ploegje. De aardappels worden niet voorzichtig neergezet en met aarde be dekt, neen, de werkzaamheden zijn betrekkelijk ruw. Dit kan omdat zij er voor zorgen geen lange spruiten op hun aardappels te hebben. Dit bereiken zij niet door deze af te trekken of half door te knippen, zooals mij bekend is, dat sommigen wel hebben gedaan, doch door de aardappels om de 14 dagen in andere kisten over te storten. Probeer U het maar eens. De kisten moe ten dan echter in het volle licht staan, anders breken de jonge spruitjes er af. Moeten de aardappels allemaal netjes recht worden gezet in de kistjes? Dit wordt veel gedaan, het heeft zijn waaide, doch noodig is het niet. Een belangrijk voordeel is, dat elk oog goed kan worden belicht. Verder dat er bij het uitplanten min der schoten zullen afbreken. De gevaarlijkste tijd voor de zelfbewaarder is een langdurige vorstperiode. De kisten moeten dan wor-- den afgedekt. Hierdoor worden de spruiten te zwak en meestal te lang. Het beste zou men een kacheltje kunnen stoken om de bewaarruimte op temperatuur te houden. Het koel en licht bewaren van de pootaardappels brengt weer een gevaar met zich mee, n.l. bladluizen. Deze vinden op de spruiten een welkom oase. Men kan deze met nicotine bestrijden. Bedenk bij de bewaring van de pootaardappels steeds dat het levende organen zijn. De meerdere zorg daaraan besteed mag voor U een reden zijn om hoogere verwachtingen te koesteren van de komende groei. W. Ontsmet de potgrond nu met formaline tegen scha delijke schimmels. Het kost weinig en U doodt een massa vijanden van de jonge teere planten. BEMESTING IN DEN TUINBOUW. In aansluiting op het artikel in het vorig nummer van het Tuinbouwblad willen we thans nogmaals in gaan op de beteekenis van den bodem voor de bemes ting. Behalve de verhouding zandkleihumus speelt de zuurgraad van den bodem een rol. Eenvoudigheids- halve spreken we hier van zuurgraad, maar het onder zoek leert wel dat deze kwestie veel ingewikkelder is dan men wel denkt. De zuurgraad heeft een dubbele rol, een directe beteekenis doordat in een sterk zure omgeving de wortels van vele planten minder goed functioneeren en een indirecte beteekenis doordat de structuur van den grond erdoor wordt verslechterd. En door de minder goede structuur lijdt ook de lucht toevoer. Hierdoor worden de bacteriën met een gun stige werking in den bodem uitgeschakeld, en de min der gunstig werkende bacteriën krijgen de overhand; met als gevolg dikwijls een zuurder worden van den bodem. En dit proces van verzuring kan door de bemesting worden bevorderd of tegengegaan. Bij de keuze van de meststoffen moeten we ons daarom eerst overtui gen van de toestand van onzen bodem. In het alge meen kunnen we aannemen, dat op onze zeer oude gronden, dus meestal de kernen van onze eilanden, de grond ontkalkt en daardoor zuur is met als gevolg slechte structuur, terwijl in polders van 300 400 jaren oud veelal nog juist voldoende kalk aanwezig is. Dit wil ook weer niet zeggen, dat de aanwezig heid van kalk beteekent, dat de grond hiervan vol doende bevat. Eisch van onze kleigronden is, dat ze vrijwel met kalk verzadigd zijn en daaraan kan wel wat ontbreken, ook al is in den bodem nog kalk aan wezig. iWlelke meststoffen gebruiken we op kalkarmen bodem? Op deze gronden zal een kalkbemesting een eerste eisch zijn. En we gebruiken hiervoor een zoo fijn mogelijke kalk om een zoo goed mogelijke ver deeling tè verkrijgen. Kluitkalk geeft meestal minder gunstige uitkomsten. In de eerste plaats levert het blusschen hiervan steeds moeilijkheden op en ten tweede kost het verwerken na het blusschen meer dan het verwerken van z.g.n. landbouwkalk. Kalkstukjes welke niet fijn in den bodem verdeeld zijn, blijven jaren en jaren in dien toestand in den bodem aanwezig en doen absoluut geen nut. Men moet zich daarom niet in de eerste plaats blind staren op de prijs maar wel op de working. De hoeveelheid kalk behoeft men niet groot te neon en; 1500--3000 kg per ha zijn veel voorkomende giften. Men doet echter goed bij vermoeden van kalk- gebrek om een monster op te zenden aan het Labora-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1936 | | pagina 14