Redactioneel Gedeelte ECONOMIE. LANDBOUWONDERWIJS. einden weer door de lus gehaald, het touw vastgemaakt, de losse klep opgeslagen, het paard voor de wagen gespannen en het geheel is klaar voor transport (zie foto 3). En dat alles kan één man doen, een jongen zelfs en al zal dat elders nu voor de eerste keer niet direct zoo handig gaan als hier, dat zijn per slot ook maar tekortkomingen, die meer op gebrek aan geoefend heid dan op een gebrek aan kunnen wijzen. Op onze foto's 2 en 3 is een onderstel van een drie- wielde kar met luchtbanden genomen, waarvan de ach terste wielen niet kleiner zijn dan het voorste wiel. De bodem is hier schuin op het stel geplaatst. Na de hooitijd wordt deze er afgenomen en kan het onderstel dienst doen voor mestwagen of gierkar. Sommige boeren hebben hun zinnen gezet op een wagen, waarvan het onderstel van een gewone drie- wielde kar is en waarvan de platte bodem, die hier horizontaal geplaatst is, kan wippen evenals bij een wipkar. De achterwielen zijn dan niet grooter dan 60, het voorwiel hoogstens 40 cm in doorsnede. Een losse klep is dan niet noodig; men zet de geheele bodem, door deze voor aan de wagen los te maken, in een schuine stand voor het oprijden van de rooken. Voor het slepen van de tweede rook zet men dan voor onder de bodem de .schotel" om de hellende stand van de vloer ook voor de tweede rook te houden. Dat de hooiboer hoofdzake lijk driewielige karren gebruikt, vindt zijn reden in het gemakkelijke draaien van deze voertuigen. Alleen wanneer het land ver van huis ligt gebruikt men gewone hooiwagens. We gaan nu met ;het volgeladen wagentje naar de hooischuur, waar zich een hijschinstallatie bevindt en waarvan de constructie hieronder weergegeven is. Bok Loo per Boven in de schuur is een versterking aangebracht, door twee baddings of zware sparren in een A-vorm op de vierkante balk te plaatsen, dit is de z.g.n. bok. Aan het kruispunt hangt door middel van een beugel, de takelinrichting. Dit is een takelblok met twee schijven, waarover een opjaaglijn loopt met een looper, voorzien van een haak. Om nu voor het paard een horizontale trekrichting te krijgen, heeft men aan de muur nog een leidschijf, het z.g.n. voetblok, aangebracht. De haak van de éénschijf wordt om het touw ge slagen, dat reeds om de rook zat en hetzelfde paard, dat de kros naar huis bracht, komt voor de looplijn en hijscht beide rooken één voor één vlot in de berg plaats. Hier staat een persoon om het hooi te ontvangen, de hoopen te plaatsen en straks verder met een vork te verdeelen. Gewoonlijk is de situatie zoo, dat men twee krossen gebruikt, welke om beurten het hooi aanvoeren, zoodat één man voortdurend werk heeft met het ontvangen in de schuur, één persoon met een paard op het land met het optrekken van rooken en een jongen, die geregeld de volle kar met paard uit het land en op de bergplaats rijdt. Tusschen melkerstijden van 's ochtends 8 tot 's mid dags 4 uur met aftrek van 1 y2 uur schaf tijd kan men met 3 personen, als het land ongeveer 5 a 600 m van huis ligt, wel een 50 rooken 12 hooiwagens) in huis halen. iMet de methode van hooge hooiwagens, ponder, hooivorken, opsteken en afladen, vork na vork, zou men in dezelfde tijd hiervoor toch zeker 5 personen noodig gehad hebben. Dat is onder de huidige omstandig heden een aanzienlijke kostenbesparing, 't Is buiten gewoon practisch en geen zwaar en vermoeiend leven in de warme dagen van de hooiïng! En de exploitatie kosten zijn niet hoog. Voor een dergelijk compleet Ihijschtoestel heeft men noodig een tweeschijfs houten blok met pokhoutenschijven draaiende in een koperen bus geen ijzeren schijven, want de ervaring leert dat het touw dan te vlug slijt een éénschijfs houten blok met vaste haak en hondsvot voor bevestiging van het touw, een éénschijven houten blok met vaste haak en een jaaglijn van 1820 mm doorsnede. De lengte hiervan is natuurlijk afhankelijk van de hoogte van de schuur, gewoonlijk gebruikt men hier 50 a 55 m. Bij gebruik van twee krossen heeft men 4 stroppen noodig van 15 m lengte en 14 mm doorsnede. Voor het gemakkelijk aanspannen is hier nog een haak aan be vestigd. Alle touwen moeten natuurlijk van prima kwaliteit zijn, gewoonlijk van sisal of manilla hennep. Bij goede behandeling gaat dit materiaal jaren mee, men garan deert hier zelfs 10 jaar. Een dergelijk compleet opjaagtoestel kost tegenwoor dig 35 èi 40. De heer C. Breet plaatste in deze omgeving reeds over de 1000 toestellen en het aantal stijgt nog gestadig. Vele landbouwers zijn echter genoodzaakt klampen te zetten en ook hier maakt men gebruik van een hijsch installatie. Gewoonlijk neemt men de hooibergen hier 4 m breed en 7 m hoog en vormt dan het z.g.n. brood model. ;schyf laagilJS Teekening 2. Bij de schelf wordt een mast van 12 m lengte in een ietwat schuine stand geplaatst. Een dergelijke mast kost 12. Hij wordt een voet in de grond gezet en met drie tuitouwen, vastgemaakt aan palen, welke ongeveer 20 m verwijderd zijn. Voordat de staak geplaatst wordt, komen eerst takel blok en de touwen er aan. Onderaan bevestigt men weer het voet- of geleiblok voor de horizontale trek richting, terwijl de jaaglijn langs de boom komt. Veelal plaatst men de krossen nu aan de andere zijde van de klamp, hangt de strop weer aan de haak van de looper en het paard brengt het vlot op de mijt. Veiligheidshalve dient vermeld te worden, dat de man, die het paard leidt, nooit achter de spoorstok of knup pel, dus achten het dier, maar altijd naast het beest moet loopen, terwijl hij met de rechterhand de linker streng vasthoudt. Mocht nu onverhoopt een streng breken, dan wordt de man, die het paard ment, tenminste niet knockout geslagen. Wordt de klamp wat hoog, dan plaatst men een hek werk van latten of planken tusschen kros en bewaar plaats voor het gemakkelijk strijken van het hooi. Zet men veel hooi in schelven dan gebruikt men gewoonlijk een mast met giek. Mast Sense hij f Teekening 3. De boom staat dan geheel recht en dit heeft o.m. het voordeel, dat men de klamp gemakkelijker kan zetten en een hekwerk of planken voor het strijken kan missen. De giek is op diverse hoogten in lussen langs de staak te plaatsen en met een beetje handigheid plaatst men het hooi gemakkelijk waar men het wenscht. 't Is ook hier, wie het werk het best kent, heeft het 't gemakke lijkst. Voor degenen, die nog nadere inlichtingen mochten wenschen, ben ik zéér gaarne bereid deze in alle op zichten te verschaffen. .Schagen. Ir. J. E. MUNTINGA. IS DE TEGENWOORDIGE STEUNMAATREGEL TEN BEHOEVE VAN DE AARDAPPELEN IN HET BELANG VAN CONSUMPTIE AARDAPPELEN In het Zeeuwsch Landbouwblad van 19 September j.l. schreven we een artikel over bovenstaand onderwerp. De redacteur van het Overijselsch Landbouwblad is het met onze beschouwingen niet geheel eens, hetgeen blijkt uit wat hij naar aanleiding van ons artikeltje in zijn weekoverzicht van 24 September opmerkt. Wij stelden ons op het standpunt, dat de regeling voor de aardappelen bedoeld is om te verhinderen, dat de prijzen van consumptie-aardappelen zouden dalen tot een zoodanig peil dat van een eenigszins loonende teelt geen sprake meer is. De teeltheffing van ƒ30,— per ha is o.i. te beschouwen als de premie die de teler van aardappelen (andere dan z.g. vroege en fabrieks aardappelen) moet betalen, teneinde van een bepaalde minimumprijs verzekerd te zijn. Aangezien voor de zandaardappelen even goed een teeltheffing van 30, per ha verschuldigd is als voor de aardappelen van de klei, is het vanzelfsprekend, dat zoowel de zand- als de klei-aardappelen voordeelen van de regeling moeten ondervinden. Wij willen nu geenszins de beteekenis van de aardappelen als veevoeder onderschatten, doch d,e geheele opzet van de tegenwoordige aardappelregeling is een prysregelende werking en geen andere. Er is o.i. geen sprake van, dat de huidige aardappel regeling is bedoeld om in eerste instantie de aard appelen bestemd voor veevoederdoeleinden een toeslag te geven, die b.v. te vergelijken is met den steun bij de denaturatie voor rogge. Daarom hebben wij er be zwaar tegen dat aardappelen, die om hun hoedanigheid en vorm, noch voor consumptie, noch voor export, doch slechts voor veevoer in aanmerking komen, met toe slag kunnen worden gedenatureerd. Men stelle dan de denaturatievergoeding hooger, hetgeen bovendien ook stimuleerend op den aardappelprijs zal werken, doch men steune niet alle aardappelen die boven een bepaalde maat liggen en niet nat-rot zijn. Dit is o.i. in strijd met de opzet van de tegenwoordige aardappelregeling. Immers het bedrag, dat door de gezamelijke aardap peltelers is betaald als teeltheffing, wordt bestemd om in den vorm van een denaturatietoeslag weer te worden uitgekeerd. Indien de geheele opzet van de aardappel regeling niet is een prijsregeling, wat heeft het dan toch voor zin om eerst een bedrag te laten betalen, om het aan het einde van den oogst in den vorm van een denaturatietoeslag weer terug te betalen? Waar dient dan al die administratie en controle voor, zouden wij den redacteur van het Overijsselsch Landbouwblad willen vragen, toch zeker niet omdat onze bedrijven gebrek hebben aan administratieve voorschriften. Voor de telers van klei-aardappelen heeft de huidige regeling slechts dan beteekenis, indien men er in slaagt de prijzen van de aardappelen, ook van de bet-ere soor ten, zoodanig op te trekken, dat de teelt loonend is, waarbij men tevens in aanmerking moet nemen, dat de kostprijs met 30 per ha gestegen is. Hetzelfde geldt voor de zandaardappelen, die worden verkocht. De de naturatietoeslag voor partijen, die men niet kan verkoo- pen, heeft voor deze verbouwers wel eenige beteekenis doch is toch van ondergeschikt belang, hoofdzaak is de prijsregeling. Voor de zandaardappelen, die reeds bij het poten met het oog -op hun waarde als veevoeder worden verbouwd, ligt het geval inderdaad wel eenigs zins anders. De tegenwoordige regeling is voor de telers van aardappelen bestemd voor veevoer slechts dan van belang, indien het bedrag, dat men als denaturatie- steun ontvangt, hooger is dan de betaalde teeltheffing. Wlanneer het totaal bedrag aan denaturatiesteun slechts gelijk is aan de betaalde teeltheffing, heeft de tegenwoordige regeling voor deze groep verbouwers geen voordeelen. Daar het totaalbedrag dat als dena turatiesteun wordt betaald, ongeveer gelijk is aan de totale teeltheffing, moet om de telers van voeraardap- pelen tevreden te stellen, dus wel een deel van de teelt- heffing die o.a. op de klei is betaald aan de telers van voeraardappelen ten goede komen. Hier is, zooals wij in ons artikel reeds hebben opgemerkt, geen enkel be zwaar tegen, mits de denaturatiesteun voor de klei- aardappelen maar zoodanig wordt gesteld dat de teelt loonend wordt. Ons bezwaar tegen de huidige regeling is, dat in het bijzonder voor de betere consumptie aardappelen de denaturatietoeslag te laag is om met inbegrip van de veevoederwaarde van de aardappelen, een loonend prijspeil voor deze aardappelen te bereiken. De redacteur 'van het Overijsselsch Landbouwblad kan zich niet vereenigen met onze meening dat, indien men er niet in kan slagen de prijs der consumptie aardappelen te verhoogen door een hoogere denatura tievergoeding, het aanbeveling verdient de teelt van aardappelen te beperken. Volgens hem zou een zoo danige regeling voor de zandstreken onaanvaardbaar zijn, niet alleen omdat de aardappel een belangrijk ge was is voor de vruchtwisseling, doch ook omdat de aardappel meer voedereenheden per ha levert dan welk ander gewas ook. De aardappel zou volgens hem eerder uitbreiding dan inkrimping behoeven, omdat het een van de belangrijkste onderdeelen is van het vraagstuk van den voederbouw. Wjij nemen gaarne aan dat uitbreiding van de aardappelteelt op het zand voor veevoederdoeleinden gewenscht is, doch de ver bouw van deze aardappelen past o.i. slechts bij de hui dige regeling. Wil men de huidige regeling hand haven, dan dient men maatregelen te nemen, dat ook voor de betere consumptie-aardappelen een loonenden prijs kan worden bedongen, want dit is thans niet het geval. RED. RIJKSLANDBOUWWINTERSCHOOL TE GOES. Aan de Rijkslandbouwwinterschool te Goes zijn de navolgende leerlingen tot de le klasse toegelaten: J. Blok te Rilland, J. F. Dees te Groede, P. Dekker te Borssele, H. J. Driedijk te Wolfaartsdijk, A. de Groene te Wemeldinge, J. P. van Hoeve te Axel, P. Hoogenboom te Noordwelle, J. de Jonge te Kloetinge, H. A. Luijk te Kamperland, A. P. Maris te Heiningen, W. Priester te Kats, L. J. Rijk te Wolfaartsdijk, J. van der Slikke te Poortvliet, C. Verburg te Kamperland, H. Verschuure te Wolfaartsdijk, J. Vogelaar te Krabben- dijke en J. J. Vogelaar te Kortgene.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1936 | | pagina 5