INGEZONDEN.
teelt opgegroeid is, dient men zich wel voor oogen te
stellen wat er aan zoo'n planting vastzit, niet alleen
met het oog op het bedrijfskapitaal, maar ook met het
oog op de teeltmoeilijkheden.
Wanneer men uitsluitend van de opbrengst van het
fruit moet bestaan, dient men toch minstens 4 a 5 ha
boomgaard te bezitten en moet men, alle onkosten van
grondbewerking, plantmateriaal, kunstmest, afrastering
en/of windbeschutting, bedrijfsgebouwtje, sproeiwerk-
tuigen, andere gereedschappen enz. meegeteld toch
rekenen op een bedrag van 3000 a 4000 per ha voor
de eerste inrichting. Voor 5 ha dus toch minstens
17.500.
Een nauwkeurige berekening is nooit te maken in
verband met de vraag van de grondprijs, arbeidsloon,
prijs van het plantmateriaal e.d. Maar 17.500 is voor
5 ha zeker wel de laagste grens.
Daarbij komt, dat men de eerste jaren weinig oogst,
enkele 'gunstige gevallen uitgezonderd, zoodat bjj dit
bedrag van 17.500 nog eenige jaren arbeidsloon, kunst
mest, bestrijdingsmiddelen, rente en afschrijving komt.
De posten kunstmest, arbeidsloon en rente vormen
daarbij de hoofdmoot. Tenslotte komt men na 5 jaren
tijds tot een uitgave welke op 25.000 niet te hoog ge
schat is.
Tegenover deze uitgaven staan geringe inkomsten.
Eerst na 5 jaren wordt de oogst van eenige beteekenis.
Al deze cijfers zijn voor vele wijzigingen vatbaar,
omdat ook de dichtheid van beplanting meespreekt bij
de opbrengst in de eerste jaren. Men bedenke echter
wel, dat de dichte beplanting meer plantmateriaal
vraagt, de kans op ondercultuur vrijwel geheel uitsluit
en het bewerken van den bodem bemoeilijkt.
Overigens kan gezegd worden, dat bij een rationeele
wijze van beplanting deze methode wel voordeelen geeft.
Afgezien van de moeilijkheid van de juiste keuze
van den grond, van de juiste variëteiten keuze en de
kwaliteit van het materiaal, dient men zich voor oogen
te stellen, hoeveel kapitaal met de aanleg van een
boomgaard gemoeid is.
Daarbij geeft een boomgaard van deze grootte nog
maar een matig bestaan.
Op de veiling te Goes werden Dinsdag j.l. de volgen
de prijzen besteed voor de le kwaliteit:
Doyenne du Cornice: extra 31 ct., A. 3033 ct.,
B. 2528 ct.
Bonne Louise: extra 3134 ct., A. 2533 ct.,
B. 2227 ct.
Br. Durandeau: extra 23 ct., A. 1921 ct., B. 17 ct.
Williams Duchesse: extra 1415 ct., A. 1415 ct.,
B. 13—14 ct.
Maagdepeer: extra 1315 ct., A. 1214 ct., B. 12 ct.
Nouveau Poiteau: A..1516 ct., B. 1516 ct.
Transparante de Croncels: extra 2123 ct., A. 17
23 ct., B. 12—20 ct.
Notarisappel: extra 17123 ct., A. 1920 ct. B.
17 ct.
iMapks Qodlip: extra 25 ct., A. 24 ct., B. 21 ct.
Goudreinettö: extra 1319 ct., A. 1820 ct. B.
14—19 ct.
Cox's Orange Pippin: A. 30 ct., B. 32 ct.
Op de kleine veiling werd betaald:
(Herzogin Elsa: A. 14-16 ct., B. 14 ct.
Beurre Hardy: Ay 19*26 ct., B. 1822 ct.
iSt. Remy: A. 8 ct., B. 7 ct.
Pondspeer: A. 10 ct-.. B. 10 ct.
Sterappel: A. 21 ct., B. 17 ct.
Bramley Seedling: A. 1214 ct., B. 1213 ct.
Groninger Kroon: A. 17 ct, B. 15 ct., alles per kg.
IRijkstuinbouwconsulent voor Zeeland
en West-N.-Brabant.
HET OOGSTEN EN BEWAREN ONZER
WINTERGROENTEN.
Nog enkele weiten en de oogsttijd onzer wintergroen-
tengeewassen is weer aangebroken. De teelt der zomer-
producten heeft dan weer bijna afgedaan en de volle-
grondscultuur biedt weinig anders meer dan die teelten
die voor de winterconsumptie geschikt zijn. Enkele
dezer cultures brengen den winter vrij goed door en
kunnen dus ter plaatse blijven staan.
Prei, spruit-, puntsavoye- en boerekool kunnen wel
eenige vorst verdragen; meerdere gewassen verdragen
dit niet, en moeten dus van het veld verwijderd, en
vrijwel vorstvrij bewaard worden.
Tot die gewassen, die we in het najaar, dus voor den
winter oogsten behooren de bol- en wortelgewassen n.l.
de wortel, biet of kroot, knolselderij en uien.
De wortel wordt, soms met behulp van een spade, uit
den grond gehaald en ontdaan van het loof.
Een zeer gebruikelijke manier van bewaren is in
kuilen. Het afdekken geschiedt met stroo en aarde.
Men zorge evenwel niet te zwaar te dekken, daar de
houdbaarheid der wortels, door den ontstane rotting,
soms zeer vermindert. Kleine partijen kunnen ook
tusschen zand zeer goed bewaard blijven.
De bewaring der bieten is gelijk aan die der wortelen.
Het loof wordt niet afgesneden maar van den wortelhals
afgedraaid. Sommigen zetten de wortelen en kroten
eerst in hoopen op het land met het loof naar buiten
en wachten dan op een gunstige dag om ze van het loof
te ontdoen.
De zich aan de wortelen en bieten bevindende aarde
kan dan gemakkelijker worden verwijderd daar het te
toewaren product is gedroogd.
Over het oogsten en bewaren der selderij knollen
mogen wij verwijzen naar „De verzameling van voor
drachten van Tüinbouwvakonderwrjzers", bladzijde
103107, eenige wekeij geleden geplaatst onder „Tuin
bouw" in het orgaan der Z.-L. M.
Men röoit einde Nov. en plaatst ze in een bak om
gedurende geheel de winter selderij te hebben, of men
bewaart goedgeteelde knollen in kelders of kuilen,
zooals aardappels.
Het blad zoodanig afsnijden dat het hart niet wordt
geraakt; dit voorkomt rotting, wat ook het geval is bij
zwaar dekken.
Gedurende de winter alles nog eens verwerken om
zieke en rotte knollen te verwijderen. Gezonde knollen
laten zich bewaren tot April.
Het bewaren der uien is in Zeeland welbekend en
geschiedt het meest in z.g. rennen.
Uien geschikt om te bewaren moeten onbeschadigd
zijn, goed droog en mogen de bloemstengel niet ver-
toonen (mogen dus niet gepijpt zijn).
Kleine partijen kunnen het best bewaard worden in
een schuur in kisten.
Een cultuur, die de laatste jaren in Zeeland nogal
opgang maakt is de teelt van roode bewaarkool.
Met de oude bewaarmethode is geheel gebroken en
steeds meer en meer wordt de Langendijksche manier
van bewaren gevolgd, al treft men nog geen speciale
koolschuren in Zeeland aan.
Voorheen werd roode kool wel in schuren opgehangen
of ook wel met de kool in den grond gezet (dus met
de wortels boven den grond).
'Wanneer we ons even indenken hoe door en door on-
practisch zulk een manier van bewaren is, kan wel
volstaan worden met te zeggen, dat zulks enkel kan
geschieden om voor eigen gebruik wat kool in voorraad
te hebben. Toch zouden we de volgende bewaarmethode
willen aanbevelen. De kool wordt pl.m. half October
geoogst en zoowel van stronk als van buitenbladeren
ontdaan, zoodanig, dat men niets overhoudt dan de
vaste kool. Dat oogsten moet natuurlijk zoo voorzich
tig mogelijk gebeuren, want iedere kneuzing verhoogt
de kans op rotting.
Ook worde het gewas zoo droog mogelijk binnen
gehaald!
De bewaarplaats houde men vorstvrij terwijl tevens
veel gelucht moet kunnen worden want de kool is een
waterrijke plant en verdampt dus veel vocht. Bij geen
voldoende ventilatie dus ook weer kans op rotting.
Om dezelfde reden mag de temperatuur weer niet te
hoog worden. De aangewezen temperatuur is enkele
graden boven het vriespunt.
(Het indringen van vorst wordt belet door tegen de
wanden van het voor het bewaren gebezigde gebouw
wat stroo te plaatsen.
Men stapele de kool nu zóó,, dat de snij vlakte niet
in aanraking komt met de kool daar ook dit rotting in
de hand werkt.
Het opstapelen zooals dit in de koolstreek plaats
heeft is een werk van routine en beginnelingen zullen
hieraan nog veel te leeren hebben. De hoogte der
stapels is ongelijk; men legge de kool niet te dik.
In het voorjaar zorge men voor niet te hooge tempe
ratuur, daar dit aanleiding geeft tot barsten der kooien.
Speciaal in den voorjaarstijd diene men hiermede
rekening te houden daar dit euvel dan het meeste voor
komt. Men luchte dan ook zooveel mogelijk vè,n de
wind d.w.z. waait de wind uit het Z.W. (en juist deze
wind is zoo gevaarlijk voor het barsten der kooien!
dan luchte men aan de N. O.-zijde.
Ieder rot plekje wordt met een scherp mes zorgvul
dig uitgesneden. De kool wordt dan ook geregeld na
gezien. Bij goede bewaring kan tot April kool ver
kocht worden.
De voor bewaring zeer geschikte kool is de „Langen-
dijker late roode".
Als in den winter vorst en sneeuw beletten andere
groenten aan te voeren loopt de prijs der bewaarkool
menigmaal naar boven, terwijl ook in het voorjaar
goedbewaard product menigmaal duur betaald wordt.
K. J.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
WAT LEERDEN DE ZEEUWSCHE MERRIE-
PREMIEKEURINGEN IN 1936.
Het verslag van bovengenoemde merriekeuringen,
dat zeer overzichtelijk, en door het weergeven van de
namen der vaderpaarden van de geprimeerde merries,
met vermelding der door deze respectievelijk behaalde
punten, tot in de finesses af is, is een opbouwend stuk
werk, waarvoor den samensteller, den heer Cappon,
secretaris der Regelingscommissie, den dank der fok
kers onomwonden verdient en een warm woord van
hulde toekomt.
We hebben gemeend aan de hand van dat verslag
het navolgende te moeten weergeven.
De lijst der vaderpaarden omvatte 128 namen van
hengsten; hiervan waren 77 Nederlandsche- en 51 Bel
gische fokproducten.
Van de 77 Nederlandsche hengsten waren te samen
310 merries bekroond, of gemiddeld per hengst 42/77.
Van de Belgische hengsten waren in totaal 172 mer
ries bekroond, of per hengst gemiddeld 3.37.
Bij de Nederlandsche hengsten waren er 28, of
36.3 welke slechts één bekroondemerrie hadden;
bij de Belgische hengsten hadden 34 hengsten, of
66.6 maar één bekroonde merrie.
Van Nederlandsche hengsten afstammende waren in
totaal 233 merries, of 75 welke een puntental van
7% of meer konden halen; van Belgische hengsten
waren dit 123 merries, of 71.5
Bij de in Nederland geboren hengsten vonden we dat
de navolgende hengsten respectievelijk het daarbij ge
noemde getal merries heeft bekroond gekregen met een
puntental van 7% of meer. Het gemiddelde kwaliteits-
cijfer volgt daarachter.
Gemiddeld
Aantal bekr. kwaliteits-
Naam van den hengst
merries
cijfer
Alban de Fair
7
8.25
Artist
6
8.10
Avenir
6
7.95
Bourgeois van Luntershoek
4
8.25
Castor
9
8.—
Certain van Lamswaarde
6
8.—
Diamant d'Ahea
4
8.375
Fair met niet minder
dan 23
8.50
Frans
13
8.365
Gascon d'Ahea
11
8.375
Marnix van Wilson
12
8.10
Mars
6
8.25
Orange
9
8.10
Tambour d'Aardenburg
4
8.25
Tsjaka
4
8.20
Uit vorenstaande blijkt wel zonneklaar, dat Fair in
het verwekken van hoogklassige merries, nog steeds
onbestreden aan den spits staat, en dat het mitsdien
te betreuren is, dat deze hengst niet voor de Zeeuwsche
fokkerij bewaard is gebleven. Voorloopig is er nog
geen kans dat een oudere hengst hem gelijkwaardig
wordt, laat staan overtreft. Zijn zoon Gascon d'Ahea,
welke hem in kwaliteitsproducten direct opvolgt, heeft
daartoe, indien de fokkers zijn fokwaarde weten te
waardeeren, wel kans.
Ook deze hengst is een niet gemakkelijk te evenaren
kweekvader.
Uit de verdere lijst blijkt overigens, dat we een be
hoorlijk aantal Nederlandsche hengsten hebben, welke
hooge kwaliteitsmerriën verwekken.
De 77 in Nederland geboren hengsten hebben, zooals
reeds gemeld is, te zamen 310 bekroonde merries voort
gebracht, waarvan het gemiddelde kwaliteitscijfer 7.92
is. Me dunkt, dat is om trotsch op te zijn!
Bij de Belgische hengsten vonden we de navolgende
met respectievelijk de daarachter genoemde aantallen
merries met een puntental van 7%, of meer. Het ge
middelde kwaliteitscijfer volgt ook daar achter.
Gemiddeld
Aantal bekr.
kwaliteits
Naam van den hengst
merries
cijfer
Abbé
4
7.875
Clairon de la Lys
9
8.—
Herseur de Cognebeau
15
8.21
Lion d'Or
15
8.3
Max de Herzele
5
7.85
Espoir du Grand Coron
10
8.45
Mayeur de Gaesbeek
12
8.27
Mon Gros de Mon Souhait
12
8.21
De 51 uit België geïmporteerde hengsten hebben,
zooals reeds gemeld, 172 bekroonde afstammelingen
laten zien, wier kwaliteitscijfer 7.51 bedraagt.
Bij de producten van in Nederland geboren hengsten
zijn er 40 welke het cijfer 9 of hooger behaalden, ter
wijl bij de producten van Belgische hengsten er 8 waren,
met het cijfer 9 of hooger.
Van Fair en zijn zonen werden in totaal /bekroond
57 merries met een gemiddelde van 8.3.
Laboureur-zonen en kleinzonen lieten 51 bekroonde
merries zien met een gemiddeld kwaliteitscijfer van 8.
Gemiddeld
Aantal bekr.
kwaliteits
Naam van den hengst
merries
cijfer
De Franslijn
42
8.12
De Castorlijn
14
7.86
Claron de la Lijslijn
17
7.53
Herseur de Cognebeaulijn
20
7.7
Mayeur de Gaesb.-Avenir enz.-lijn
31
7.87
Espoir de Grand Coronlijn
12
7.96
Mon Gros de Mon Souhait-lijn
16
7.82
Wilsonlrjn
23
7.51
Ook uit bovenstaande blijkt wel zonneklaar, dat onze
oude beproefde bloedlijnen nog steeds aan den spits
staan en zij, wanneer men deze weet te waardeeren
d.i. foktechnisch juist weet te gebruiken, daar zullen
'blijven staan.
Geen rivaliteit maar door waardeering en juiste toe
passing voor en van elkanders fokproducten in de fok
kerij, kan de gemiddelde kwaliteit van den paarden-
stapel nog aanmerkelijk verhoogd worden.
Koopt toch in den vreemde niet,
'Wat eigen land U evengoed en toeter biedt.
Eindigen we met een woord van lof aan de jury,
welke we op heel wat keuringen konden gadeslaan, en
de dieren consciëntieus en juist beoordèelden.
A. DE FEIJTER, Goes.
P.S. Let wel, dat deze beschouwingen alleen betref
fen de fokprestaties der hengsten en vrouwelijke
afstammelingen.
MONSTERKEURING TARWE.
Met instemming las ik het ingezonden stukje in ons
orgaan over bovengenoemd onderwerp. Voor het vele
dat verschillende keuringscommissies en controleurs
doen om de crisismaatregelen zoo goed mogelijk te doen
slagen, heb ik alle waardeering.
Daar ik als verbouwer de laatste jaren ongeveer 60
70.000 kg tarwe aflever aan de G. T. Z. is het mij
nimmer overkomen, dat ik daarover klachten had.