Redactioneel Gedeelte ECONOMIE. AKKERBOUW. de wereldmarkt boven het prijspeil onzer landbouw producten is uitgestegen. Nu de internationale graanmarkt op hooger peil is gekomen, merkt men allerwege een actie om de regee ring te bewegen de monopolieheffingen en toeslagen te verminderen, teneinde het binnenlandsche prijspeil sta biel te houden m.a.w. den broodverbruiker te sparen. De boer zou daarvan echter de dupe worden. De prij zen der bodemproducten, waaruit thans nog met groote moeite den landarbeider een loon van 25 cent per uur wordt betaald, terwijl voor den boer nog minder overschiet, zouden gaan dalen. Deze reeds in verge lijking met stedelijke verhoudingen lage belooning zou moeten worden verminderd om degenen die in de bak kerij en brooddistributie een veel hooger loon verdie nen, in staat te stellen deze hoogere verdiensten te handhaven. De onrechtvaardigheid van zulk een beleid springt al zeer sterk in het oog. Daarom moet de regeering de verhoogde wereld marktprijs aan den Nederlandschen boer ten goede doen komen door handhaving van monopolierechten en heffingen, teneinde dezelfde uitkeeringen uit het Land bouwcrisisfonds te kunnen doen. De producenten van veredelingsproducten als melk, eieren, vleesch en spek dienen door verhoogde uitkeeringen uit het Landbouw crisisfonds in staat te worden gesteld de hoogere prij zen der granen te betalen. Voor dit doel moet naar ver sterking van de inkomsten van dit fonds worden ge streefd o.m. door een heffing op alle vetten van dier lijken en plantaardigen oorsprong. Zou de regeering echter er toe overgaan den consument te ontzien en het loonpeil in de beschutte bedrijven te handhaven, dan zullen voor vele boeren de vooruitzichten troosteloos zijn. Het staat te bezien, dat zich van den boerenstand die het zwaarst en langdurigst door de crisis is geteis terd, een wanhoopsstemming zal meester maken. Aangezien ons volk de gevolgen hiervan onvoldoende toont te beseffen besloot de vergadering de confessio- neele organisaties voor te stellen stappen te doen om te dezer zake een juist inzicht te doen doordringen. Bestrijding der rundveetuberculose. Door de Fr. L. M. was een uitvoerige nota ingezonden betreffende de bestrijding der rundveetuberculose in Denemarken. Het blijkt, dat gedurende de crisisjaren dit werk op groote schaal is aangevat met het resul taat, dat reeds 44.2 van het aantal veehouders- bedrijven vrij is van rundveetuberculose. Hoewel ook in ons land de bestrijding vorderingen heeft gemaakt, is het duidelijk dat wij ten deze ver achterstaan bij onzen grooten concurrent op zuivelgebied. Om deze achter stand in te halen c.q. te doen verminderen, zal men met het Deensche voorbeeld rekening moeten houden. Zoo zullen evenals in Denemarken, de voor een meer inten sieve bestrijding benoodigde gelden moeten worden ver kregen door een heffing op slachtvee. Voofjts dient te worden gestreefd naar het verkrij gen van gebieden die geheel vrij zijn van tuberculose, waartoe afslachting der overblijvende reactiedieren ver plichtend moet worden gesteld als het aantal t.b.c. vrije bedrijven een zeker percentage heeft bereikt. Verplich te aangifte yan dieren, welke verdacht zijn van te lijden aan open-ti^erculose moet worden ingevoerd. Bij de teeltregeling voor rundvee dient er rekening mee te worden gehouden, dat voldoende fokmateriaal beschikbaar komt om een verdere selectie toe te pas sen. Is de aanfok zoo sterk beperkt, dat het vee nood gedwongen zooveel mogelijk moet worden aangehouden, dan wordt de mogelijkheid van selectie, teneinde een vrije veestapel te krijgen, zeer sterk beperkt, zoo niet uitgesloten. Besloten werd dit onderwerp met de andere Centrale Landbouw Organisaties en den Directeur-iGeneraal van den Landbouw te bespreken. Mesten van zware varkens. Uit de gegevens der laatst gehouden telling is ge bleken, dat de varkensstapel sedert 1935 weer is toege nomen. Aangezien inzonderheid het te lang aanhouden der varkens de marktpositie ongunstig beïnvloedt, is de vraag gerezen of het niet gewenscht is nogmaals een voorstel in te dienen, inzake een extra-heffing op zware varkens. Besloten werd zich in de vergadering van Dag. Besturen der 3 C.L.O. vóór dit voorstel uit te spreken. BEGROOTING LANDBOUWCRISISFONDS 1937. Nog steeds is de land'bouw ziek, ernstig ziek. 'Het is alweer eenige jaren geleden, dat onze voornaamste bestaansbron werd aangetast door een ziekte, die men „crisis" noemt. Aanvankelijk leek het zelfs, dat de patiënt deze crisis niet zou overleven. Evenwel bestond destijds in gezaghebbende kringen vrij algemeen het inzicht, zulks in tegenstelling met de bekende Rotterdamsche specialist, genaamd Kamer van Koophandel, dat een kip na haar dood geen eieren meer kan leggen, reden waarom men zich het lot van den landbouw heeft aangetrokken. Zoo is nu de patiënt al geruimen tijd onder dokters handen. Talloos zijn de geneesheeren, die zich met de patiënt meenen te moeten bemoeien. Vooruitgang is het streven, verval van krachten helaas het resultaat. Telken jare komt een uitgelezen gezelschap van z.g. specialisten onder het motto „Begrooting Land'bouw- crisdsfonds" bijeen, om nauwkeurig te bepalen welke dosis geneesmiddelen den patiënt moet worden toege diend om nog juist te kunnen blijven leven. Zoo is het de voorgaande jaren geschied en zoo zal het ook dit jaar weer gebeuren. Aldus is de toestand, waarin de land- en tuinbouw zich op het oogeniblik bevinden. iMjen meene niet, dat wij met het bovenstaande een te sombere voorstelling van de huidige stand van zaken hebben gegeven. Ieder, die zich van de juistheid hier van wenscht te overtuigen, mogen wij verwijzen naar de begrooting van het Landbouwcrisisfonds voor 1937, zooals deze onlangs door den Minister van Landbouw en Visscherij bij de Tweede Kamer is ingediend. Hem zij speciaal de lezing van de algemeene beschouwing in de Memorie van Toelichting aanbevolen. Hierin merkt de Minister op, dat de maatregelen, getroffen tot steun aan den landbouw, geen ander oog merk hebben dan om op de voor de producenten cata- strophale prijsdaling der landbouwproducten een cor rectie aan te brengen, teneinde het landbouwbedrijf in stand te houden. Blijkbaar wenscht de Regeering dus de prijzen der land- en tuinbouwproducten zoodanig te regelen, dat de inkomsten van den boer en tuinder niet zullen stij gen boven het noodzakelijk levensminimum. De ge dachte om de landbouwarbeid eenigzins redelijk te be- loonen, is aan deze ontwerp-ibegrooting dan ook vol komen vreemd. Het is een troostelooze politiek, die hier tot uiting komt, een politiek zonder vaste lijn, zonder eenig perspectief. Ter verdediging van dit beleid doet nog steeds de be kende theorie opgeld, dat tengevolge van de landbouw steun aan de niet-agrarische groepen „lasten" worden opgelegd. Het streven van de Regeering is dan ook bij voortduring erop gericht deze z.g. lasten zoo gering mogelijk te doen zijn. Dientengevolge heeft in breede kringen de meening post gevat, dat de boeren op kos ten van het overige deel der bevolking worden onder houden. In deze gedachtengang krijgt de steunverlee- ning aan de landbouw dus het karakter van armen zorg. Men vergeet hierbij echter, dat de landbouwcrisis- maatregelen in de eerste plaats beoogen een prijs- regelende werking uit te oefenen, teneinde de zeer lage prijzen der landbouwproducten iets meer in overeen stemming te brengen met die van andere artikelen. Aan deze opzet heeft de Regeering slechts uitvoering gegeven voorzoover noodig was om de landbouw in stand te houden. Zelfs dit is nog niet eens bereikt. Wij herinneren in dit verband aan het besluit der 3 centrale landbouw organisaties om zich tot den Minister te wenden met het verzoek de tarwerichtprijs voor oogst 1936 alsnog te willen verhoogen, daar bij de geldende richtprijs van 9 een loonende tarweverbouw uitgesloten moet worden geacht. Uitgaande van de veronderstelling, dat de Regeering de door haar gevolgde landbouwcrisispolitiek conse quent wenscht door te voeren, zou men mogen ver wachten, dat met den grootst mogelijken spoed maat regelen worden getroffen om de hooge loonen in de beschutte bedrijven en de distributiekosten aan te pas sen aan het prijspeil der landbouwproducten. Alleen op deze wijze zou de noodzakelijke verlaging van de kosten van levensonderhoud kunnen worden verkregen. Immers, in werkelijkheid vormen juist genoemde loo nen en kosten voor een groot deel de lasten, waarvoor men de landbouw aansprakelijk wil stellen. Evenwel is door de Regeering in de door ons aan gegeven richting nog vrijwel niets ondernomen. Dat in de groote steden een arbeider in werkverschaffing tweemaal zooveel verdient als een landarbeider vindt men blijkbaar heel gewoon. Dat ten behoeve van ver schillende takken van industrie lasten op de bevolking worden gelegd als gevolg van de contingenteering van de invoer der door hen geproduceerde artikelen, wordt zonder eenig protest aanvaard. Maar zoodra het gaat om de steunverleening aan de landbouw af te breken, is iedereen paraat. Onze groote dagbladen, die zich zoo gaarne op het geven van objectieve voorlichting laten voorstaan, gaan hierin voor. Men kan zich er slechts over verwonderen, dat de landbouw zich deze onwaardige behandeling zoo lang heeft laten welgevallen. Zou de oorzaak hiervan soms gelegen zijn in het tegen elkaar uitspelen van de ver schillende takken van landbouw bij de verdeeling van de gemeenschappelijke landbouwcrisispot Laat men toch vooral bedenken, dat onderlinge strijd en verdeeldheid slechts de positie van den landbouw kan verzwakken. Het doel van alle actie zij steeds erop gericht de boeren en tuinders een redelijke prijs voor hun pro ducten te bezorgen. Voor het bereiken van dit doel is eenheid in de ge lederen van den land- en tuinbouw een gebiedende eisch. Alleen dan zal het gelukken de land- en tuin bouw een waardige plaats in het maatschappelijk bestel te doen innemen. Boeren en tuinders, let op Uw saeck! DE ZUIVELPOSITIE VAN ONS LAND. In de laatst gehouden algemeene vergadering der F.NjZ. heeft de Voorzitter, de heer L. F. Britzei in zijn openingswoord het een en ander gezegd over de posi tie van het zuivelbedrijf in verband met de maatrege len van binnen- en buitenland. Spr. begon met op te merken dat men t.a.v. het zuivelbedrijf over de geheele lijn gerekend van eenige opleving kan spreken, doch of er inderdaad plaats voor optimisme is, trekt spr. in twijfel. De afzet van de zuivelproducten is in groote mate afhankelijk van hetgeen andere landen doen. De in- voerbelemmeringen van de laatste jaren hebben een funeste invloed op het bedrijf gehad. Vrijwel overal heeft men tolmuren gebouwd of verhoogd en het lijkt er niet op dat deze spoedig zullen worden afgebroken. De Duitsche regeering stelt zich voor de levensmid- deleruvoorziening daar te lande binnen zeer korten tijd onafhankelijk te maken van het buitenland. De Engelsche boerenorganisaties hebben eenigen tijd geleden voorstellen ingediend bij hunne regeering tot beperking van den import van verschillende producten. Indien de Engelsche regeering deze zou aanvaarden, dan zou de export van agrarische producten naar het betreffende land voor ons practisch onmogelijk worden. Wlij dienen in onze gedachten te houden dat het niet onmogelijk is, dat deze beide belangrijke markten, de Duitsche en de Engelsche, voor ons verloren gaan en dat zij niet gemakkelijk door andere vervangen kun nen worden. W|ij mogen ons verheugen over het optreden van Noord-Amerika als kooper van Nederlandsche boter en melkproducten, doch erop rekenen, dat dit land een constante afnemer zal worden, mogen wij niet. In het bijzonder voor onze boter is het niet gemak kelijk nieuwe afzetgebieden te vinden. Vrijwel elk boter exporteerend land zendt zijn product naar de Engelsche markt. Spr. wijst op den afzet van boter naar Nederl. Indië, welke markt voor het grootste deel wordt be diend door Australië. Van de 6 millioen kg boter, die in Ned. Indië wordt geconsumeerd, is ongeveer 1 mil lioen kg uit Nederland afkomstig. Zelfs indien het mogelijk zou zijn Australië te verdringen, waaraan niet valt te denken, dan zal men voelen dat de export naar Indië vanuit ons land nooit in groote hoeveel heden zal kunnen plaats vinden, in verband met de gunstige ligging van Australië. Men mag niet vergeten, dat de sobere resultaten, die tegenwoordig in het zuivelbedrijf worden verkregen, slechts kunnen worden bereikt met belangrijke steun van de Overheid. Al deze omstandigheden in aanmerking nemende, wil spr. niet nalaten den Nederlandschen boer te waar schuwen toch voorzichtig te zijn met het aangaan van verbintenissen voor een langen termijn. Sinds 1934 zijn de pachten belangrijk gestegen en vertoonen nog een stijgende lijn. Naar aanleiding van de beschouwing van recenten datum van den heer iGelderman, voorzitter van het Nederlandsch Verbond van Werkgevers, waarbij deze opmerkte „dat men niet eeuwig zal kunnen doorgaan ons volk te belasten ter wile van de boeren, die op den duur zelf de wrange vruchten zullen moeten plukken van een steeds armer wordende gemeenschap, welke per slot van rekening de landbouwproducten moet con- sumeeren", wees spr. erop dat de boeren het oogen- blik zullen zegenen, waarop alle steunmaatregelen kunnen worden afgeschaft, of' belangrijk verminderd. Het is niet des boeren aard de hand op te houden. Hij is door de eeuwen heen gewend geweest een werkzaam en sober leven te leiden. Maar op dat sobere bestaan meent hij dan ook recht te hebben in onze volksge meenschap. De beteekenis die de landbouw voor onze volksge meenschap heeft, is reeds vele malen duidelijk naar voren gebracht gedurende de laatste jaren. Spr. komt met kracht op tegen de meening, dat de oorzaak van de moeilijkheden, waarmede ons volk te kampen heeft, te wijten zou zijn aan den steun aan den landbouw. De aanpassingspolitiek van de regeering heeft tot dusverre niet voldoende resultaten opgeleverd om spoedig tot betere verhoudingen te kunnen komen. Van het opmaken van een plan tot liquidatie van de steunmaatregelen, zooals de heer Gelderman zich voorstelt, kan echter nog niets komen. Met betrekking tot de verhouding tegenover de Regeering wijst spr. er op, dat deze haar goeden wil toont, doch door allerlei omstandigheden was het niet mogelijk den indertijd genoemden richtprijs voor de melk te bereiken. Samenwerking tusschen de verschillende bevolkings groepen teneinde uit het moeras te komen, is een ge biedende eisch. Met betrekking tot de verhouding boter margarine merkt spr. op, dat de productiemogelijkheden van de tropische producten oneindig groot zijn en de kostprijs zóó laag is, dat bij een vrije concurrentie geen sprake zal kunnen zijn van het houden van melkvee ten be hoeve van botertbereiding. Daarbij komt dan nog als belangrijke omstandigheid, dat de industrieën, die zich bezighouden met de ver werking van bedoelde tropische grondstoffen in Europa en ook elders hoe langer hoe meer afhankelijk zijn geworden van enkele finantieel zeer sterke onderne mingen, die de vorm van trusts hebben aangenomen. Staat de 'boer nu geheel machteloos tegenover deze trusts? Spr. wil dit niet gaarne beweren. Wil men iets bereiken, dan zal echter in de eerste plaats noodig zijn, dat de geheele Nederlandsche boerenstand zoo eensgezind optreedt als mogelijk is. Spr. is in het bijzonder van meening, dat samen werking met andere organisaties op landbouwgebied noodzakelijk is en stelt het zeer op prijs, dat er regel matig overleg plaats vindt met de centrale landbouw organisaties. RECTIFICATIE. De aandachtige lezer zal bemerkt hebben, dat in het artikeltje „Tarweverbouw in Zeeland", opgenomen in het blad van vorige week een kleine fout is geslopen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1936 | | pagina 4