ZEEUWSCH TUINBOUWBLAD
SAMENGESTELD DOOR DE AFDEELING TUINBOUW DER Z.L.M
November 1936
IV o. 2
Geachte Lezers,
D. v.
Bij het verschijnen van het tweede nummer van ons
blad mogen wij de voldoening uitspreken over het feit,
dat de groei, waarvan wij in ons eerste nummer spra
ken, reeds is ingetreden.
Wij betuigen onzen hartelijken dank voor de vele be
wijzen van belangstelling welke wij zelfs uit het bui
tenland mochten ontvangen.
Bit geeft ons het vertrouwen om voort te *gaan.
'Indien U ons blad waardeert en op geregelde toe
zending prijs stelt, dan kunt U zich door middel van
ingesloten kaart daar op abonneeren.
iHoe meer abonné's, hoe beter ons blad kan worden.
Wij hopen ons ideaal, n.l. meerdere malen per maand
ons blad te laten verschijnen door Uw medewerking te
bereiken.
De abonnementsprijs is zoo laag mogelijk gesteld n.l.
0,75 per jaar. Dit bedrag zal eind Decemberbegin
Januari betaald moeten worden.
Voor de leden van tuinbouwvereenigingen waarvan
de Secretaris of Penningmeester de abonnementsgelden
aan ons behaalt, is de abonnementsprijs vastgesteld op
0,60.
Wij wekken U op om bij Uw vrienden en kennissen
ons blad aan te bevelen. Helpt ons mede iets op te
bouwen in het belang van den Zeeuwschen Tuinbouw,
dus in Uw belang.
Koopt bij hen dië#in ons blad adverteeren. Plaatst
Uw advertentie in ons blad.
REDACTIE TUINBOUWBLAD.
DE SNOEI VAN KLEIN FRUIT.
Wanneer wij een en ander willen zeggen over snoei
van klein fruit, dan moeten wij beginnen met mede te
deelen, wat men onder klein fruit verstaat. Tot de
groep van klein fruit behooren de kruisbes, de roodi
en witte bes, de zwarte bes en de framboos, terwijl
men appel, peer enz. samenvat als z.g. hard fruit.
Zeeland is voor de teelt van klein fruit sedert langen
tijd een belangrijk centrum. Van de kruisbes komt zelfs
het leeuwenaandeel uit Zeeland.
De teelt wordt meestal uitgeoefend als onder- of
tusschencultuur van appel, peer en pruim. Een uit
zondering hierop maakt de framboos, die grootendeels
als afzonderlijke cultuur aangetroffen wordt.
De belangstelling voor de teelt van klein fruit is sterk
op en neer gegaan, naarmate de financieele uitkomsten
goed of slecht waren. Zoo was de uitkomst in de oor
logsjaren en daarna zeer goed, met als gevolg, dat de
teelt zeer sterk werd uitgebreid. Iedereen wilde profi-
teeren van de hooge prijzen, daarna is een geweldige in
zinking gevolgd. Prijzen, die niet veel hooger waren
dan het plukloon, dat betaald moest worden, maakten,
dat er voor de kweeker niets overschoot. Massa's strui
ken zijn toen gerooid en wat bleef werd, ook wat de
snoei betreft, stiefmoederlijk bedeeld. Het laatste jaar
is er weer eenige opleving merkbaar en kan, althans
bij zwarte en roode bes weer van een loonende cultuur
gesproken worden, terwijl ook de framboos bij goede
cultuur weer rendabel is.
Naast andere werkzaamheden en omstandigheden,
zooals grondsoort, soortenkeus, ziektebestrijding, grond
bewerking enz., is ook de snoei een belangrijk onderdeel
van de teelt.
Het doel van het snoeien kan zeer verschillend zijn,
naar gelang men te doen heeft met jonge struiken of
vruchtdragende, terwijl ook b.v. de roode bes weer
anders behandeld wordt dan de zwarte, ja zelfs spreekt
bij de eerste de variëteit nog een woordje mee. Daaruit
volgt, dat snoeien een bij uitstek practisch werk is, en
een snoeier moet niet gaan gelijken op een machine,
doch bij elke handeling het hoe en waarom onder het
oog zien. Enkel door theorie wordt men dan ook geen
goed snoeier. Toch kan ook de theorie niet gemist wor
den, daar hierbij vooral het waarom naar voren gebracht
kan worden. Vooral ook bij het snoeien moeten theorie
en practijk dus samengaan.
Laten we eerst het snoeien bij zwarte bes onder het
oog zien.
Wanneer de geplante stek een zomer gegroeid heeft,
en 3 k 4 scheuten van 25 a 30 cm lengte gevormd heeft,
worden deze in den winter daarop zeer kort ingesnoeid;
men laat maar 10 cm zitten. De oogen hiervan vor
men zich den zomer daarop tot scheuten en omdat men
zoo kort gesnoeid heeft, krijgt men die scheuten dus
vlak bij de basis der plant; men krijgt dus een stevige
struik met kort ingeplante gesteltakken.
Den winter daarop, dus na 2 zomers groeien (men
plant ook wel éénjarige struiken) is de jonge struik
geschikt, om in de boomgaard geplant te worden. Men
heeft dan een struik met 5 a 7 gesteltakken van 30 k
40 cm lengte.
De snoei na het planten bestaat hierin dat men be
gint met de overtollige scheuten (gesteltakken) geheel
weg te nemen; 4 5 is voldoende. Houdt men er meer,
dan krijgt men later een te dichte struik. De overige
snoeit men in op 20 k 25 cm, ook weer met het doel,
de zijtakken niet te ver van huis te doen ontstaan. De
zijtakken ontstaan n.l. meestal aan het topgedeelte der
scheut; bij een scheut van 40 cm lengte zou men dus
de zijtakken op die hoogte krijgen. Zulke takken zijn
topzwaar; gaat de struik vruchtdragen, dan vallen zulke
takken totaal uiteen. Men kweekt dus wat stevigheid
in de struik.
Bij gunstige omstandigheden kan zoo'n geplante struik
in den zomer daarop reeds een flink schot maken. Bij
de snoei in den volgenden winter brengt men allereerst
weer verdeeling in de nieuw gevormde scheuten, die ook
te beschouwen zijn als gesteltakken, waaruit de struik
moet worden opgebouwd. Men geeft ze dus een zoo
danige ruimte, dat de- struik later niet te dicht wordt.
Afstanden zijn in dezen moeilijk aan te geven.
Over het dan inkorten der blijvende scheuten zijn de
meeningen verdeeld. De een laat ze ongesnoeid, de
ander kort ze alle in en weer een ander haalt enkel de
langste nog iets terug. Ik geef de voorkeur aan het
laatste; bij alles inkorten wordt de struik te dicht; bij
het ongesnoeid laten ook van zeer lange scheuten
wordt de struik te slap.
Het jaar daarop, dus het tweede na het planten, kan
de struik reeds wat vruchten dragen; de zwarte bes
draagt zeer vlug. In den winter daarop wordt weer
gehandeld zooals het vorig jaar, dus uitdunnen der jonge
scheuten, opdat de overblijvende over voldoende licht
kunnen beschikken. De eerste drie jaar bestaat het
snoeien bij zwarte bes alzoo in het uitdunnen en zoo
noodig inkorten der eenjarige scheuten.
Zoo zijn wij dus gekomen in de periode van volle
dracht waarbij men dus spreekt van vruchtdragende
struiken. Dan gaat men de z.g. vervangsnoei toepas
sen. Daaronder verstaat men het wegnemen van de
oudere, afgedragen en uitgebogen takken, en het ver
vangen daarvan door jonge. Hadden wij dus tot nog
to-e enkel eenjarige scheuten weggenomen, thans be
snoeien wij ons met het meerjarige hout. Wat is n.l.
het geval? De zwarte bes vormt bloemknoppen aan
het korte vruohthout, dat zich bevindt aan de oudere
takken, doch ook aan het eenjarige hout. De bloem
trossen, die ontstaan aan het eenjarige hout zijn veel
grooter dan die op het oude hout; ook de korrels zijn
grooter. Wij moeten dus trachten,, elk jaar de beschik
king te hébben over flinke eenjarige scheuten. Dit
krijgt men door elk jaar een gedeelte der takken (de
oudste) weg te nemen. Dit kan goed verklaard wor
den; door het wegnemen van takken wordt het even
wicht tusschen ondergrondsch gedeelte (wortels) en
bovengrondsch gedeelte (takken) verbroken. De wor
tels verkeeren in de sterkste positie; zullen dus meer
voedsel opnemen dan voor een normale groei noodig is
en de struik zal door die overvloed van voedingssap
krachtige scheuten uitwerpen.
Het spreekt vanzelf, dat dit alleen gebeurt, indien de
bodem in goede conditie verkeert, wat betreft vocht en
voedingsstoffen.
Men laat dus de struik telkenjare een verjongings
kuur ondergaan. Bij het wegnemen van afgedragen
hout komt men zoo mogelijk terug op een jonge scheut,
die korter bij de basis reeds ontstaan is; het komt n.l
veel voor, dat op de rugzijde van een tak, die door het
vruchtdragen in een horizontale of gebogen richting
staat, een jonge scheut ontstaat. Ook van gunstig ge
plaatste grondscheuten maakt men gebruik.
Men kan aannemen, dat bij goed doorgevoerde ver
vangsnoei de struik, met uitzondering van de primaire
gesteltakken, in 3 a 4 jaar geheel verjongd is.
Het voordeel van deze methode is niet alleen, dat de
oogst in hoeveelheid en kwaliteit op peil gehouden
wordt, doch de vruchten van dergelijke struiken kunnen
veel goedkooper geplukt worden dan van oude niet ge
snoeide struiken, omdat tros en bes bij deze laatste veel
kleiner zijn. Dit speelt speciaal bij zwarte bes een
groote rol.
Algemeen wordt geklaagd, dat een zwarte bessen-
struik zoo vlug „versleten" is, waaronder men verstaat
dat de opbrengst minder wordt. Dit versleten geraken
wordt in vele gevallen mede veroorzaakt door ziekten,
zooals degeneratieziekte of rondknop, maar ook kan
de oorzaak zitten in een verkeerde of in het geheel
geen snoei. Door niet snoeien worden de gevormde
scheuten elk jaar kleiner en zwakker, de bloemtros
sen en 'bessen kleiner en de opbrengst gaat achteruit
in kwaliteit en kwantiteit. Bij oordeelkundig snoeien
zal men dus meer en langer profijt van zijn struiken
hebben.
Een volgende keer iets over de snoei der andere
bessensoorten.
De J. te N.
EEN NIEUW SCHADUWMIDDEL.
De tijd van felle zon is wel voorbij, doch wij meenen
nu reeds de aandacht te moeten vestigen op het scha-
duwmiddel dat door den tuinder K. Jansen te Middel
burg in den handel zal worden gebracht.
Dit middel is een emulsie die aan een krijtwitoplos-
sing moet worden toegevoegd, waardoor het krijtwit
niet van de ramen regent, en toch gemakkelijk daarvan
verwijderd kan worden. Dit middel zal onder de naam
van „Succes" in den handel worden gebracht.
ANDIJVIE ONDER PLATGLAS.
Waarom zóu U, omdat U slechts 1 boom noodig hebt
deze niet koopen met een N.A.K.-plombe met certifi
caat?
>&xëx§xëxëxëxë>Gx§x§xëxëxsxëx§xëxëx§xëx§xëxëxsxëxs>
Onder de producten welke onder glas geteeld wor
den neemt de andijvie de laatste jaren zeer zeker een
voorname plaats in. Of de oorzaak hiervan moet
worden gezocht in de mindere vatbaarheid voor ziek
ten dan wel in de grootere vraag van den consument,
valt niet met zekerheid te zeggen.
Om dit product te oogsten in een tijd, dat men
hiervoor een prijs betaald krijgt die rendeerend ge
noemd mag worden en dit is hoofdzakelijk in de
maanden Maart en April, zaait men in begin Septem
ber het zaad hiervoor uit o<m de planten te winnen.
Dit geschiedt in den vollen grond, welke men licht
omspit of diep ophakt. Het verdient aanbeveling om
het zaad niet te dik te zaaien, daar men anders te
lange en teere planten krijgt die weinig gehard zijn
tegen het najaarsweer. Een eerste vereischt. is ste
vig flink ontwikkeld en zuiver plantgoed. Eind Sep
tember of begin October kan men de planten dan uit-
poten. De rijen welke hiervoor bestemd zijn, dienen
diep gespit en goed bemest te worden met stalmest.
Voordat men de planten er echter op uitpoot, geeft
men voordien nog kunstmest, hetzij A.S.F. korrels of
Kalksalpeter, welke men in den grond inwerkt; dit
geeft mooie en malsehe struiken andijvie in het voor
jaar.
Al naar gelang van de weersgesteldheid kan men
de planten nog tot begin November zonder glas laten
staan. Wanneer men nu het glas er op brengt,'moet'"
men er zorg voor dragen dat het water tusschen de
rijen goed weg kan, dus dat 'het niet. in de- paden
blijft staan, waardoor de grond in ba)c te .nat zou
worden. Men moet er op letten da| de: bak van bin
nen niet te vochtig wordt. Het spreekt vanzelf, dat
men veel dient te luchten en eigenlijk".^llelh bij vrie
zend weer de ramen heelemaal dich^1*'worden gelegd.
Vriest het niet, dan kan men gerust den/Bak aan- één
zijde op lucht zetten, ter hoogte van 5 cm. Hierdoor
verkrijgt men dus waterafvoer en 'juchttoevoej.-.
Draagt men hiervoor geen voldoende zorg, dan loopt
men groote kans wanneer de struiken zoo groot z-ijn
geworden, dat zij elkander raken, dat ze van öédei
gaan rotten. Wanneer men dan dé struiken, als ze
groot genoeg zijn, wil steken, komt het dikwijls voor,
dat bijna al het buitenblad er afvalt.
De mooiste struiken verkrijgt men wanneer de plan
ten in den winter ongeveer gegroeid zijn tot een derde
van een volwassen struik. Zijn ze grooter en krijgt men
vorst, dan ziet men na de vorstperiode overal doode
randen eraan, die er niet meer uitgroeien, terwijl men
wanneer de planten kleiner zijn, deze ten eerste niet
zoo'gauw bevriezen en ten tweede wanneer ze randen
krijgen als gevolg van vorst deze nog geruimen tijd
hebben om dit te ontgroeien. Dus de planten niet te
dicht zetten. Men plant gemiddeld 18 struiken per
eenruiter. Natuurlijk kan men er meer onder zetten,
doch dit geeft meestal geen voordeel, daar de struiken
veel kleiner blijven', dus als gevolg minder gewicht.
Wanneer de struiken groot genoeg zijn om geoogst te
worden, dan bedekt men deze met een laagje stroo.
•Hierdoor wordt de andijvie gebleekt, wordt dus geel.
Is het weer in het voorjaar mooi, dan kan men de
ramen hiervan evenals bij de sla lichten.
HET PLANTEN VAN SLA.
De slateelt is een van onze fijnere groentencultures,
waaraan vele moeilijkheden verbonden zijn. Sla is een
gewas, dat zeer dankbaar is voor een goede behande
ling. Zoowel voor het planten als daarna kan de kwee
ker veel goedmaken of veel bederven.
Een belangrijk ding is de grond. Hoe beter de grond
in conditie is, hoe beter de teelt zal lukken. Aan de ver
zorging van den grond dient de kweeker dan ook alle
zorg te besteden. Een zorgvuldige bewerking staat
voorop. Maar ook kan hij door de bemesting de groei
veel beïnvloeden. Sla verlangt 'n vochthoudende en toch
niet te natte bodem. In het algemeen bereikt men dit
door een hoog humusgehalte bij goede afwatering.
Vooral voor slempige gronden doet stalmest daarom
goede diensten. Men neemt geen versche stalmest, om
dat de ervaring leert, dat Versche stalmest de kans op
„randen" verhoogt. Halfvergane, stroorijke mëst is het
best aan te bevelen.
De tweede factor, welke mede beslist over de uit
komsten van de teelt, is de keuze van de jonge plan
ten. Men zaaie niet vroeger dan beslist noodzakelijk is.
De tijd welige verloopt tusschen zaaien en uitplanten
moet niet langer zijn dan strikt noodzakelijk is. Voor
vroege teelt is echter half October wel de aangewezen
tijd. Te vroeg zaaien heeft twee bezwaren:
1. De planten komen meestal te dik te staan, waar
door ze ijl opgroeien en straks bij het verplanten geen
weerstand hebben.
2. De te groote planten verliezen bij het uitplanten
te veel wortels,