Continental!
„CONTINENTAL9'
SCHRIJFMACHINES
vanaf ƒ85,
Demonstratie
geheel vrijblijvend!
De importeurs voor Nederland:
ADR. ROLLER VAN OS
Vertegenwoordiger voor Zeeland:
S. BIRKHOFF, Middelburgschestr. 24, GOES,
TUINBOUW.
PORTABLE
SCHRIJFMACHINE;
ROTTERDAM
Witte de Withstraat 27
AMSTERDAM 's-GRAVENHAGE
Heerengracht 566 Hoogewal 1
Tel. 217
(Ingez. Med.
F. Koeien die 30 kg melk geven.
Voederbieten
23
23
28
28
36
36
Suikerbieten
11
11
15
15
17
17
Weidehooi
6
3
2
Klavers
2
2
Stroo
2
6
5
3
Kaf
3
3
3
3
2
3
Mengsel
2,1
6
1,4
Graanmeel
Eiwitrijkraeel
2
3
2,7
2,75
3,25
Men geve melkrijke koeien niet te weinig van het
beste hooi. Alleen koeien met een ruime ribbenkast
en sterke verteeringsorganen kunnen de grootste giften
sappig voer baas.
Bij de krachtvoergift is naar het minimum gezocht.
Als de koeien achteruitgaan, aanvullen met wat graan-
meel.
Werkpaarden van 700 kg.
We geven rantsoenen met matig, vrij veel en zeer
veel suikerbieten. Er is gestreefd naar het voeren van
vrij veel erwtenstroo en kaf aan de werkpaarden. Bij
veel werk is echter klaver- of lucernehooi het voor
naamste ruwvoer.
Krachtvoer:
Merk G een mengsel 1/s gerst, i/;? mais, 1/iS haver,
6.6 eiwit.
Merk A een mengsel 45 haver, 45 mais, 10
soya, 10 eiwit.
Merk B een mengsel 31 haver, 31 mais, 15
tarwe 22 soya, 15 eiwit.
Merk C een mengsel 25 haver, 25 mais, 12
tarwe, 38 soya, 20 eiwit.
Merk D een mengsel 50 soya en 50 lijnmeel,
35,6 eiwit.
A. Rust, geen arbeid.
Suikerbieten
7
7
12
12
17
17
Erwtenstroo
4
3
2
Graanstroo
2
2
2
Kaf
5
7
5
6
5
5
Krachtvoer
1,6 A
1.8B
0,9 C
0,7D
0,5D
0,6 D
B. Vrij lichte arbeid.
Suikerbieten
9
10
16
16
23
23
Lucerne- of
klaverhooi
5
3,5
4
3
5
3
Graanstroo
Kaf
6
4
3
Krachtvoer
4,1 G
2,5 G
2,8 G
2 A
1,4 B
0,5 D
C. Zware arbeid.
Suikerbieten
13
13
23
23
31
31
Lcerne- of
klaverhooi
7
6
6
5
5
4
Graanstroo
Kaf
6
5
4
Krachtvoer
6,6 G
5,2 G
5,4 G
3,9 A
4 A
21/4 c
C. ZWAGERMAN.
KOLIEK BIJ HET PAAR».
II.
De vorige keer wezen wij er reeds op hoe men door
het toedienen van een koliekmiddel vaak veel bederven
•kan, daar de alanmeerende verschijnselen wel worden
weggenomen er door, maar de oorzaak van het lijden
toestaan blijft en dus vroeg of laat zijn rechten weer
zal doen gelden.
Daarom is het zaak om als de koliek zich eenigs-
zins ernstig laat aanzien, zoo spoedig mogelijk de hulp
van een veearts in te roepen, opdat deze de juiste oor
zaak van de koliek kan vaststellen en daarnaar de
maatregelen kan nemen om de zaak zoo spoedig mo
gelijk in het reine te brengen.
Vat de ziekte vooral niet te luchtig op en denk niet,
zooals men zoo vaak van paardenhouders hoort, vooral
als het andermans dieren betreft: „O, het is maar een
beetje koliek en dat gaat van zelf wel weer over".
Maar denk er aan dat dat kleine beetje koliek, dat op
zichzelf wellicht ongevaarlijk zou zijn, de oorzaak kan
zijn van het optreden van complicaties, waaraan uw
dier onherroepelijk moet sterven. Want wat is het ge
val Juist door de eigenaardige ligging van de darmen
toij het paard, is er door de onrust en het gedurig gaan
liggen en het weer opstaan en de abnormale bewegin
gen die in de darmen optreden, groote kans dat er
liggingsveranderingen of verscheuringen in optreden,
welke bij een spoedig ingestelde behandeling hadden
kunnen worden voorkomen.
Er is dus de uiterste voorzichtigheid geboden en
•zeer zeker is hier het spreekwoord „voorkomen is
beter dan genezen" van kracht.
Zooals wij reeds aanstipten moet men een te groote
vulling van de maag voorkomen. Voert dus, vooral als
uw dieren hongerig zijn, niet te veel tegelijk. Voert ook
niet te veel haksel en boonenstroo, daar deze aanlei
ding kunnen geven tot het optreden van verstoppingen.
Een bijvoeren van wat lijnmeelslobtoer zal het optre
den •van dit euvel in de meeste gevallen wel kunnen
voorkomen.
Pas ook op voor het voeren van duf en schimmelig
voedsel en geef geen gras dat niet volkomen firdsch
meer is, want er bestaat dan groote kans op het op
treden van stoornissen in de spijsvertering.
Heeft een uwer paarden een aanval van koliek, neem
dan terstond uw maatregelen, vooral als de verschijn
selen ©enigszins ernstig zijn en kijk het niet eerst eens
een uurtje af. Laat terstond hulp halen en breng in
afwachting van de komst van den veearts het paard
in een ruimte die dik m'et stroo of turfmolm bedekt is
en waar het dier zich zoo mdn mogelijk verwonden
kan aan scherpe randen of uitstekende voorwerpen,
want de beschadigde huidplekken kunnen vaak aan
leiding geven tot het optreden van ernstige en lang
durige onitstelkinigsprocfèssen.
Gaat het dier liggen, dan schuilt hierin niet zooveel
gevaar, vooral als het kalm liggen blijft, maar wente
len en rollen is, zoolang de veearts dit niet toestaat
een verheden zaak. Wiil het dier dit toch doen, geeft
het dan afleiding, leg het een deken op en stap het
wat of aan de hand. Ook wrijven van de buik mlet
een stroowisch is soms aan te hevelen.
Wij mioeten in dit verband met nadruk waarschu
wen tegen de gewoonte die op sommige plaatsen be
staat om paarden die een aanval van koliek hebben
voor de wagen te spannen en hard te laten draven,
zoodat ze zich goed in het zweet loopen. 'Hiervan heb
ben wij nog nooit eenig goeds geziien en waren de die
ren, in de gevallen dat de zaak er niet erger door ge
worden was, slechts noodeloos vermoeid en uitgeput
geraakt.
Let verder goed op het dier, opdat gij alle inlichtin
gen kunt geven die moodig zijn. Bewaar de mest die er
af komt, daar het vaak van veel belang is dat die ge
zien wordt of aan een nader deskundig onderzoek
onderworpen wordt.
Schenk ook aandacht aan het wateren, vang hiervan
als het gaat wat op in een schoon bakje, want vaak is
ook een nader onderzoek hiervan gewenscht.
Ook het op-tileden of aanwezig zijn van darmgassen
is van veel belang. Let dus op of het dier die ook kwijt
raakt en ook of het eventueel oprispingen heeft.
Wil het dier soms niettegenstaande de koliek nog
wat eten, sta dat dan in geen geval toe, daar in de
•meeste gevallen rust voor maag en darmen een eerstle
veredschte is. Tegen het drinken van wat lauw water
is echtier ,geen bezwaar.
Zit ge erg afgelegen of is de komst van uw veearts
niet spoedig te wachten en wordt de toestand van het
dier zoo dat gij het niet meer baas kunt en het zich,
ondanks alle aangewende pogingen cm het overeind
te houden, toch laat vallen en heftig te keer gaat, dan
kunt gij het als gij er gelen raad meer mee weet Va tot
liter brandewijn ingeven. Dit ingeven moet echter
zoo gebeuren dat men dë vloeistof in wat meel laat
trekken en dit dan met wat stroop gemengd, met een
latje achter op de tong brengt. Nimmer mag men een
paard de vloeistof zoo ingieten, daar men dan groote
kans loopt het een doodelijke longonstelking te be
zorgen.
Wacht echter met het toedienen van dit middel zoo
lang mogelijk, want door de werking er van wordt die
van andere geneesmiddelen soms ongunstig beïnvloed
en daardoor de genezing van het ziekteproces onnoo-
dig vertraagd.
(Nadruk verboden.)
OVERZICHT VEILINGEN.
Nu de uitbreiding van de fruitteelt groote afmetingen
gaat aannemen, tengevolge van de gunstige uitkomsten
der laatste jaren, moet men zich toch duidelijk voor
oogen stellen, wat men met deze uitbreiding denkt te
bereiken. Men laat zich verleiden door de goede prij
zen van de afgeloopen jaren, maar houdt niet altijd
rekening met de toekomst. Een matige uitbreiding
van de boomgaarden in ons land is gemotiveerd, ten
deele ter vervanging van boomgaarden, die afgedragen
raken en ten deele om tegemoet te komen aan de on
getwijfeld grooter vraag op de binnenlandsche markt.
Wanneer we de zekerheid zouden hebben, dat binnen
enkele jaren de grenzen voor ons fruit weer opengesteld
zouden worden, dan zou het gevaar voor overvoering
van de markt niet groot zijn.
Maar we moeten daarbij bedenken, dat de bestaande
boomgaarden door de betere verzorging welke we de
laatste jaren overal waarnemen, allerwegen in ons land
in opbrengst toenemen.
En deze opbrengstvermeerdering is zeer belangrijk,
in vele gevallen zal de vroegere opbrengst thans ver
dubbeld blijken te zijn.
Tevens geeft men zich niet steeds rekenschap op
welke grond men plant; het oude beginsel van den
Zeeuwschen fruitkweeker-landbouwer, om zijn slecht
ste gronden voor de fruitteelt te bestemmen moet ver
laten worden.
Ook de vruchtboomen vragen grond van prima kwa
liteit. De wortels gaan t9t groote diepte, zeker tot
60 cm en vaak tot 75 cm en deze grond moet in goede
conditie zijn.
Vooral op de zee-kleigronden waar de ondergrond zoo
sterk wisselt moet men zich hiervan goed rekenschap
geven. Vooral de kersen en de appels vragen een
goeden, bodem. Op oudere gronden zal vaak kalk-
gebrek voorkomen, en al is ons omtrent de eischen die.
de vruchtboomen aan het kalkgehalte en de zuurgraad
van den bodem stellen niet veel bekend, een sterk zure
grond zooals die in oude polders voorkomt, is niet goed.
Het advies van het Proefstation te Groningen of wel
van Uw tuiUbouwconsulent kan teleurstelling voor
komen.
Op de laatste veiling te Goes werden de volgende
prijzen besteed voor eerste kwaliteit A-sorteering:
Peren: Doyenné du Cornice 48 ct., Triomph de Vienne
20 ct., Nouveau Poiteau 1516 ct., Comtesse de Paris
1821 ct., Jodenpeer 13 ct., Josephine de Maline 20 ct.,
Br. Alex Lucts 19(23 ct.
Appels: Cox's Orange Pippin 41 ct., Transparente de
Croncels 19 ct., Sterappel 14115 ct., Notarisappel 14
ct., Schoone van Boskoop 2024 ct., Zure Bellefleur
12—15 ct., Zoete Ermgaarde 1214 ct., Zoete Campag
ne 11 ct.
Op de gewone veiling werd besteed voor:
Br. Clairgeau 1215 ct., Winter Louwtjes 69 ct.,
Gieser Wildeman 712 ct., Pondspeer 57 ct., en voor
de appels: Jonathan 1520 ct., Lané's Prince Albert
413 ct., Cox's Pomona 68 ct., Zoete Bellefleur
518 ct.
RIJKSTUINBOUWCONSULENT
VOOR ZEELAND.
DE FRAMBOOS.
Tot de verschillende vruchtensoorten, die als onder-
teelt in den boomgaard kunnen dienen, toehoort ook de
framboos. Toch is de cultuur de laatste jaren reeds
ingekrompen, waarvan de minder goede financieele
uitkomsten wel de oorzaak zullen zijn.
Niet uitsluitend als onderteelt wordt de framboos
geteeld. Rondom Breda wordt de framibozencultuur
vrijwel alleen als enkelvoudige cultuur gedreven of ook
wel gecombineerd met aardbeien.
Daar staat de framlbozenteelt dan ook nog steeds
aan de spits en in de omgeving van bovengenoemde
plaats komt deze ook zeer beduidend voor. Het valt
stellig te betreuren dat een cultuur als bovengenoemde
wordt ingekrompen, speciaal omdat deze in den pluk
tijd aan tal van handen arlbeid verschaft, hoewel moet
worden toegegeven dat de minst loonende teelten het
eerst behooren te verdwijnen.
De teelt zelf is niet moeilijk, de meeste grond is voor
de framboos geschikt. Natuurlijk eischt ze een goed
losgemaakte, diep toewerkte grond, zoodat toij langdu
rige droogte op het grondwater kan gerekend worden.
De resultaten van de teelt zijn vrijwel geheel afhanke
lijk van de zorgen die men er aan besteedt, zooals dit
trouwens toij de meeste cultures het geval is. Laagge
legen gronden, en vooral die welke last hebben van
het water, kieze men niet voor de framboos, terwijl
goed doorlatende zavel en kleigronden er het eerst
voor in aanmerking komen. Ook op schrale zandgrond
den loopt de teelt uit op een gedeeltelijke of geheele
mislukking, alleen bij natte zomers kan op zandgrond
nog een vrij goed beschot verkregen worden. Vooral
zorge men er voor, dat de grond, vóór de aanplant, vrij
is van wortelonkruiden. Op onze Zeeuwsche kleigrond
zal dit euvel in den regel niet zoo vaak voorkomen,
doch op zandgrond kan men den grond praetisch niet
meer voldoende schoon krijgen.
lOp goeden grond zal de framboos steeds stevig
schot maken, terwijl op de zandgronden het schot kort
en dun is.
De bemesting is ook van groot belang. In de meeste
particuliere tuinen wordt dit vergeten en rekent men
dat de framboos zich zelf wel aan voedsel kan helpen.
Toch dient men te bedenken, dat ook voor een stal- en
kunstmesttoemesting de framboos zeer dankbaar is en
de opbrengst belangrijk hooger zal zijn. Zoo lazen wij
eens, dat wat ruige mest tusschen de frambozen op
rijen gespreid voordeelen geeft. De grond blijft beter
vochthoudend, doordat de zon hare stralen niet direct
op de grond kan laten werken en de frambozen wor
tels die steeds vrij veel aan de oppervlakte van den
grond voorkomen, kunnen langer profiteeiren van het
vochtgehalte van den grond. Vervolgens zou ook min
der onkruid voorkomen, wat dus eene arbeidsbespa
ring zou beteekenen. In hoeverre dit in de practijk zou
zijn toe te passen is ons echter niet bekend, in kleine
tuinen zou het wat minder netjes zijn.
Bij de aanplant zal men goed doen eerst flink wat
stalmest door den grond te werken. Dit te meer, om
dat we later zoo heel moeilijk bovengenoemde mest
kunnen aanwenden, omdat, zooals wij reeds schreven,
de framboos met hare wortels meest in de bovenste
aardlagen wortelt. Op humusarme gronden is orga
nische mest dan ook het meest aan te bevelen.
Met succes wordt ook gier aangewend en beer, hoe
wel dan dient gezorgd voor een bijgift van phosphaat
en kali. W&l men persé stalmest, dan is korte, goed
verteerde stalmest of compost zeer goed te gebruiken,
terwijl op humusrrjke gronden met uitsluitend kunst
mest heel goed kan worden volstaan.
iHet wil ons voorkomen, dat het veiliger is geen
cijfers te noemen van de aan te wenden kunstmest,
gezien de verschillende grondsoorten in ons gewest,
waarvan de eene rijker, de andere armer is aan plan-
tenvoedende bestanddeelen, en waarnaar men dus de
kunstmestgift dient te regelen.
De framboos is een plant die gemakkelijk voortteelt
en weinig moeite geeft. Het meest geschiedt dit door
worteluitloop. Van de oude planten komen deze soms
tot 2 Meter ver uit den grond. Dit bewijst wel dat de
framboos lange worteludtloopers heeft. Soms geschiedt
de vermenigvuldiging ook door zaaien, doch dit doet
men speciaal om nieuwe soorten te krijgen. Vervol
gens is het ook mogelijk om de jonge planten op te
kweeken van z.g. wortelstek. De wortels worden in
stukjes gestoken van pl.m. 4 cm lengte, die men in een
bak onder wat vochtig zand legt. De dikte der zand
laag bedraagt circa 2 om. Zoodoende kan men in zeer
korten tijd heel wat goede jonge planten op'kweeken
en in hoofdzaak bij de vermenigvuldiginsg van nieuwe
goede soorten is deze spoedige voortkweek van zeer