Veehouderij.
VRAGENRUBRIEK.
TUINBOUW.
der Z. L. M. Van de 35 deelnemers behaalden 31 een
diploma.
>De Voorzitter de heer Mr. M. C. van der Minne heeft
de diploma's uitgereikt. Spr. zegt de heer Visscher
hartelijk dank en bespreekt uitvoerig de wijze van les
geven en de duidelijke teekeningen op de verschillende
borden welke een duidelijk beeld geven der vele onder
deden. Spr. noemt het een voorrecht iemand te hebben
als de heer Visscher, die zich steeds beschikbaar stelt.
Hij spreekt de wensch uit, dat de heer Visscher nog
vele cursussen mag geven.
Spr. wijst de leerlingen er op om het geleerde in de
practijk voort te zetten en wenschte hen met hun be
haalde diploma's geluk.
Nadat 2 leerlingen dank gebracht hadden aan onze
Z. L. M. en leeraar sloot de Voorzitter deze eindles.
Geslaagd zijn:
I. Dellebeeke, Middelburg; W. Boone, Oostkapelle;
A. van Sighem, Westkapelle; J. Kodde, Zoutelande;
F. Barth, Vlissingen; A. W. Vader, Arnemuiden; P. de
Ronde, Vlissingen; J. L. Voskuil, Domburg; J. La-
bruijere, Arnemuiden; M. J. Roelse, Westkapelle; D.
van Westende, Souburg; C. Wakke, Middelburg; C. E.
Hulstaart, Middelburg; E. J. van Overbeeke, Kapelle
bij Goes; J. C. Visser, Goes; A. Jacobs, Kloetinge; H.
\J. Veenink, Middelburg; Th. de Bakker, Middelburg;
J. Krijtenberg, 't Zand; J. Kusse, Arnemuiden; A. Wijs-
veld, Souburg; M. G. van Stee, Vlissingen; C. van der
Linde, Middelburg; J. C. Minderhoud, Souburg; C. A.
de Keijzer, Bergen op Zoom; M. Trommelen, Goes; G.
Pleijte, Breskens; J. Kuijper, Middelburg; E. Janse,
Koudekerke; M. van Belzen, St. Laurens; K. Wouterse,
St. Laurens.
VERTINNEN EN VERZINKEN.
Deze namen zijn voor niemand van ons onbekende.
We hebben in ons dagelijks leven zo vaak met ver
tinde en vooral verzinkte voorwerpen (denk maar aan
verzinkt ijzer, ook wel, zelfs meestal „gegalvaniseerd"
genaamd) te maken, dat we aan het gebruik van die
benamingen eigen zijn geworden. Toch moeten we
dikwijls constateren dat beide woorden door elkaar ge
bruikt worden. Niet dat zoiets altijd tot schadelijke
of nadelige gevolgen aanleiding geeft, maar desondanks
is het ook in dit geval gewenst „het beestje bij zijn
naam te noemen" De oorzaak van genoemde vergis
singen is meestal van onschuldige aard, n.l. de bijna
gelijkluidende klank der materialen „tin" en „zink".
Toch bestaan er tussen deze beide stoffen uiteenlopende
verschillen. Duidelijk blijkt dit als men eenerzijds
denkt aan het zo kwistig gebruikte woord „zilver
papier", hetgeen meestal niets met zilver te maken
heeft doch uit tin bestaat, dat tot uiterst dunne blaad
jes is uitgewalst, en anderzijds de gedachten even laat
gaan naar de gebruikelijke, niet dure kunst- en huis-
raadvoorwerpen, die uit zink gegoten worden.
Zoals bekend is wordt tin gevonden op Banka en
Billiton, ook in Transvaal. Het is een zeer zacht mate
riaal. slechts iets harder dan lood; op zichzelf wordt het
materiaal weinig gebruikt. Meestal wordt het „opge
lost" in andere materialen; evengoed als water en melk
zich met elkaar vermengen kan men ook tin en een
ander metaal b.v. koper, met elkaar mengen, maar dan
bij voldoende hoge temperatuur, waarbij beiden vloei
baar zijn. Men spreekt dan echter niet meer van
„mengsel", doch van „legering". Een legering van tin
en koper heet brons. Er bestaan ook legeringen van
zink en koper, maar dit is weinig (in het spraakgebruik
„geelkoper" of kortweg „koper" genoemd).
Tin heeft de merkwaardige eigenschap dat een lege
ring van tin met b.v. koper, dus brons, zich kenmerkt
door haar hardheid, m.a.w. niet gemakkelijk slijt. Om
die reden worden geldstukken niet uit zuiver koper
gemaakt, maar bestaan uit koper en ca. 4 tin.
Behalve in legeringen wordt tin op grote schaal ge
bruikt om andere metalen, vooral ijzer en lood, met
een beschermende laag te bedekken. Algemeen bekend
is het feit, dat loden buizen voor waterleiding aan de
binnenzijde met een laag tin bedekt moeten zijn; dit is
noodzakelijk omdat anders onvermijdelijk lood in het
water zou oplossen en reeds kleine hoeveelheden lood
zijn schadelijk voor onze gezoudheid.
IJzer wordt met tin bedekt om het tegen roest te
beveiligen. Om dezelfde reden wordt ijzer ook, ja
meestal, met een dun laagje zink bedekt. Men zal zich
afvragen wat dan het verschil is. Het antwoord hie: op
luidt, dat vertind ijzer er fraaier uitziet dan verzinkt
ijzer en over het algemeen duurder is. Daartegenover
staat dat verzinkt, ijzer beter tegen roest bestand is dan
vertind ijzer. Het ligt dus voor de hand dat voor dak
bedekking, goten, afvoerpijpen, draden, dus in het al
gemeen voor voorwerpen waarbij het uiterlijk geen rol
speelt, verzinkt- of gegalvaniseerd ijzer gebruikt zal
worden. Zodra het echter gaat om een fraai uiterlijk
en het gevaar van roesten slechts in de tweede plaats
komt kiest men vertind ijzer.
Het z.g. blik, dat beter voluit vertind ijzerblik ge
noemd zou kunnen worden, ontstaat door zeer dunne
gewalste ijzeren platen, ijzerblik dus, in gesmolten tir.
te dompelen. Vanzelfsprekend moet het ijzer eerst
voldoende worden gereinigd met verdund zout- of zwa
velzuur (één deel zuur op twee delen water), daarna
afgespoeld worden in water en ten slotte gedroogd,
liefst in houtzaagsel
Heel nauw- in verband met Vertinnen en verzinken
staat het vernikkelen. Dit geschiedt veelvuldig langs
electrischen weg in de z.g. nikkelbaden, dat zijn op
lossingen van nikkelsulfaat of nikkelammoniumsulfaat,
waar een electrische stroom door gevoerd wordt. Dank
zij deze stroom wordt het te vernikkelen voorwerp, dat
in het bad hangt, met een laagje nikkel bedekt. De
zelfde methode wordt in de laatste jaren, waarin de
toepassingen der electriciteit in het algemeen een grote
vlucht genomen hebben, ook gebruikt om voorwerpen
te vergulden of te verzilveren
De desbetreffende voorwerpen worden dan gehan
gen, meestal meerdere tegelijk, in de baden; deze
methoden zijn te verkiezen boven andere, omdat men
in de eerste plaats een gelijkmatige beschermende- of
verfraaiende laag verkrijgt en bovendien de dikte van
deze laag nauwkeurig kan regelen met behulp van de
sterkte van de electrische stroom.
Ir. D.
HERINNERING.
Het Bestuur der V. P. Z. brengt hiermede, in ver
band met den tegenwoordigen broedtijd, nogmaals in
herinnering, dat in Zeeland zijn erkend de volgende
fokkers:
M. Lindhout, St. Maartensdijk, Wit Leghorn; A. C.
Hage, St. Maartensdijk, idem; CM. van den Berg,
Nieuwerkerk, idem; M. Riemens, Schoondijke, idem:
M. den Boer, Haamstede; N. T. J. Polderman, St. Maar
tensdijk, Wit Leghorn en Rhode Island Reds; P. J.
Arendse, O.- en W.^Souburg B 316, Wit Leghorn; J. H.
van Peenen, Zuidzande, Wit Leghorn en Rhode Island
Reds; P. van Boven, 's-Gravenpolder, Wit Lghorn;
M. Verhulst, Kamperland, idem; M. J. Rottier, Vlissin
gen, Wit Leghorn en Rhode Islands Reds;
en de volgende: houders van vermeerderingsbedrijven:
Van den Berg en Verton, Renesse, Wit Leghorn;
R. T. M. van der Wielen, Boschkapelle, idem; H. P.
Pateer, Zaamslag, idem; P. van Oosten Cz., Wemel-
dinge, idem; Mars. Steijn Jr., Hoedkenskerke, idem;
G. J. Hoek M.Jzn., St. Maartensdijk, idem; C. de Smit,
Middelburg, (Seisweg), idem; I. van Cruijningen Pz.,
Zuidzande, Rhode Islands Reds.
Het Bestuur der V. P. Z.,
H. A. HANKEN, Voorzitter.
J. M. SLEGT, Secretaris.
STAAT VAN HET MOND- EN KLAUWZEER,
in Nederland voorgekomen gedurende de
week van 2431 Maart 1935.
Provinciën.
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Totaal 1 1
In de week van 31 Maart tot en met 6 April j.l. is in
het district Zeeland—West-Noord-Brabant geen
mond- en klauwzeer geconstateerd.
Vr. 1. Wordt bij aankoop van een partij grond
indien de kooper dit gaarne zou willen, dit gratis door
de meters van het kadaster gemeten, ook al blijven
alle sectienummers onverdeeld zooals bij de vroegere
eigenaar
2. Indien een~partij" landwordt verkocht, doch van
een sectienummer wordt een gedeelte ingehouden, dus
dit nummer wordt gescheiden, is het dan regel en is dit
voldoende, dat slechts alleen dit sectienummer wordt
gemeten
3. Is het in 't belang van 't algemeen, dat tusschen
inkoop en meten, met het oog op de gondbelasting,
meer dan een jaar verloopt eer men komt meten?
4. Welke tarieven gelden voor meten door de meters
van het kadaster, indien de eigenaars dit op eigen
kosten-risico willen doen geschieden, indien men met
onduidelijkheden bij een grensscheiding geen weg weet,
en hoe en waar kan men goede, noodige gegevens ver
krijgen A.
Antw. Het kadaster te Middelburg tot wie wij ons
om inlichtingen wendden, was zoo welwillend om ter
beantwoording der vragen het volgende mede te
deel en
ad Vr. 1. Wanneer bij aankoop van grond alle
kadastrale nummers onverdeeld overgaan kan door den
landmeter van het kadaster niet gratis een opmeting
verricht worden. Meting geschiedt alleen ambtshalve,
wanneer gedeelten van kadastrale perceelen worden
overgedragen en wel nadat de akte is gepasseerd.
Ad Vr. 2. Bij verkoop van een partij land zal dus de
meting beperkt worden tot die van het sectienummer,
dat gedeeltelijk wordt overgedragen. De meting wordt
dan wel eens uitgebreid tot die van één of meer der
aangrenzende perceelen, doch alleen wanneer dit naar
het inzicht van den landmeter noodzakelijk is om tot
een juistere oppervlaktebepaling te kunnen komen of
wel om technische redenen (b.v. om tot een goede
weergave op de kaart te kunnen geraken van de nieuwe
eigendomsgïens
Ad Vr. 3. In het algemeen is het wel gewenscht
b.v. met het oog op latere overdrachten dat tusschen
inkoop en kadastrale meting niet te veel tijd verloopt.
Met het oog op de grondbelasting is een langer tijds
verloop geen bezwaar, aangezien de aanslag aan het
eind van het jaar gesplitst wordt naar de grootte*
zools die in de koopakte is vermeld, indien blijkt, dat
meting nog niet heeft plaats gehad. Bij overdracht
van geringe oppervlakte, waarop geen gebouwen staan,
geschiedt die splitsing niet, maar dit is practdsch dan
ook niet noodiig omdat de grondbelasting dan een zeer
laag bedrag vormt.
Ad Vr. 4. Metingen, die door de aanvragers worden
betaald, kunnen worden verzocht aan den Bewaarder
van de hypotheken en het kadaster en de landmeters
van het kadaster. Opgave van de tarieven heeft wei
nig nut, omdat een niet-deskundige dan toch nog niet
"kan bepalen wat een meting zal kosten. Bij grens-
uitzettingen b.v. is zelfs door den landmeter op het
kantoor niet altijd met juistheid het bedrag te noemen.
Het hangt af van den tijd te velde en ten kantore aan
de meting besteed, omdat een en ander per uur berekend
wordt. Het best doet men dan ook voor ieder geval
aan den landmeter schatting der kosten te vragen. De
metingen komen ten bate uitsluitend van 's Rijks
schatkist.
DE TUINBOUW OP WALCHEREN.
VII.
Het aanleggen van koolkragen.
Tot een der technische bestrijdingsmiddelen behoort
het aanleggen van koolkragen rond den wortelhals der
uitgepote koolplanten.
Thans, begin April, nu het weer nog zoo ontzettend
guur en koud is, behoeven we de schadelijke insecten
nog niet zoo te vreezen; openbaart de natuur zich in
milder vormen dan zullen ze zeker niet heel lang op
zich laten wachten, maar spoedig te voorschijn komen.
De koolvlieg (Ohortóphila br^ssicae) zal, dank zij
de zachte winter, ook wel weer trachten het koolgewas
ernstige schade toe te brengen.
Eind April, bij eenigszins gunstig weer, legt dan het
wijfje van bovengenoemde vlieg hare eitjes, ten getale
van 50 aan den wotelhals van de uitgeplante kool.
De koolvlieg gelijkt iets op de kamervlieg; hare
lengte is circa 9 mm., terwijl hare kleur aschgrauw is.
Ze overwinterd meestal als pop in den bodem, of als
volwassen insect in schorsspleten of in gebouwen (kool-
schuren)
Hare eitjes legt ze even onder het grond oppervlak.
Na circa 10 dagen komen de maden uit die dadelijk
haar verwoestend werk beginnen, en door de schors
heen, zich naar het inwendige van den wortel begeven,
welke in benedenwaartsche richting wordt uitgevreten.
Deze volwassen larven zijn geelwit van kleur, rond,
glad en bijna 1 cm lang.
Drie tot vier weken na haar ontstaan verpoppen zij
zich in den grond, dit popstadium duurt 8 dagen, en
zoo kunnen 23 generatie's elkaar opvolgen.
Ziekte verschijnselen.
De koolplanten, welke aangetast zijn, zijn zeer ge
makkelijk te onderscheiden van de niet aangetaste.
Voor eerst ziet men bij zonnig weer de planten als
het ware verwelken, de bladeren hangen slap en hebben
een loodachtige kleur.
Vervolgens blijven zij in groei achter terwijl sommige
planten nog trachten een kooltje te vormen dat na
tuurlijk maar heel klein blijft.
Somtijds valt waar te nemen, dat plant na plant is
aangetast; de schade kan dus zeer groot zijn.
Trekt men een aangetaste plant uit den grond, dan
ziet men dat de wortels bijna alle ontbreken, en de
maden zitten er op en in.
Vanzelfsprekend is dan ook dat de watertoevoer by
zulke aangetaste planten niet volledig kan plaats heb
ben, en de planten reageeren dan ook op de aantasting
doordat het blad bij zonnig weer gaat verwelken.
Heeft de tuinder de beste zorgen aan de jonge plan
ten gegeven opdat straks een goed gewas ter veiling
gebracht zal kunnen worden, zoo zal hij de kosten ook
stellig zich getroosten om het euvel der aantasting
zooveel mogelijk te voorkomen of tot een minimum te
beperken
Bestrijdingsmiddelen.
Het aanleggen van koolkragen blijkt een goed af
doend voorbehoed middel te zijn, mits de kragen goed
zijn aangelegd!
Wordt hieraan geen goede zorg besteed -dan is het
aanleggen vrijwel nutteloos.
Men zorge er dus voor dat: a. de kraag goed sluitend
rond den wortelhals is gelegd; b. dat de grond, waar
op de kraag wordt gelegd iets hooger is rond de kool
stengel, opdat bij regen geen aarde op de kraag kome;
c. dat bij wieden of schoffelen eveneens geen aarde
op de kraag kome.
Het wijfje van de koolvlieg legt, bij gebrek aan beter,
nu op de koolkraag hare eitjes, welke aan weer en wind
worden blootgesteld, verdrogen, en dus niet tot hun
recht komen.
De laatste jaren maakten sommigen ook gebruik
van
Sublimaat.
In iy2 liter water lost men 1 gram sublimaat op.
Van deze oplossing wordt wekelijks bij iedere plant
een flinke scheut uitgegoten.
Aantal
Boerderijen. Gemeenten.