O en steeds weer ver geef sche arbeid! Zoo gaat het bij velen. Steeds weer ervaren ze dat de fiscus geen genoegen neemt met een onvolledige boekhouding, waaruit geen voldoende gegevens voor de winstberekening zijn te putten. Een onvoldoend overzicht leidt meermalen tot een hoogere aanslag. Maak daar nu eens een einde aan Sluit U direct aan bij het Boekhoudbureau der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij. Uw boekhouding is dan in goede handen. Grondige kennis van het landbouwbedrijf, van de boekhouding en het belastingrecht gaan bij het bureau Uwer organisatie samen. Geeft U nog heden als lid op! Landbouwtechniek. SSMtwfBf moet zorg gedragen worden; het best kan men daarbij als richtsnoer nemen de grondbewerking voor suiker bieten of voor. aardappelen. Bemesting. Bij de bemesting van zaadmais moet gewezen worden op het feit, dat bij dit gewas een al te rijke stikstof'-'bemesting niet gewenscht is. 4 Bij een te dichten stand is de mais voor legeren vat baar. terwijl de stengel en bladvorming sterk worden bevorderd. De rijping wordt bovendien vertraagd, wat uiteraard voor ons klimaat al zeer ongunstig is. In afwachting van nadere proeven kan men de stik stof-bemesting het best de granen als richtsnoer nemen. Een ruime kali- en fosforzuur-bemesting is aan te bevelen, echter mais is zeer goed in staat uit den bodemvoor raad de behoefte aan deze stoffen te dek ken, mits deze natuurlijk in voldoende mate aanwezig zijn. Zaaien. In sommige streken (Roemenië o.a.) wordt mais vrij algemeen breedwerpig gezaaid en daarna ondergeploegd. In de meeste maisverbouwende landen zaait men echter op rijen. De gebruikte rijenafstand wisselt evenwel vrij sterk, hetgeen dikwijls verband houdt met de geteelde rassen en met de grondsoort. Welke rijenafstand voor ons land als de gunstigste moet worden beschouwd is nog niet bekend. Als ge middelde kan evenwel worden aangegeven, dat een rijenafstand van 60 cm wel te gebruiken zal zijn. De afstand in de rij zal dan op 40 50 cm kunnen worden genomen. Het best zal dit te bereiken zijn, door de akker over langs en overdwars te markeeren en op de snijpunten van de aldus getrokken lijnen de zaden uit te leggen. Per plantgat legt men dan meestal 2 of 3 zaden bij elkaar. Volgens een artikel in de ..Mitteilungen für die Landwirtschaft" heeft men in Duitschland goede resultaten verkregen inet een standruimte van 60 X 40 cm, terwijl 2 zaden per plantgat van 5 cm diepte werden gelegd. Op deze wijze is de benoodigde hoeveelheid zaaizaad ongeveer te stellen op 25 30 kg per ha. Verpleging van het gewas. Het spreekt vanzelf, dat het voornaamste werk bij de verdere verzorging van het gewas ligt in het schoon houden van den ak ker door eggen, wieden enz. Vooral in de eerste maanden, als de mais slechts langzaam opschiet krijgt het onkruid volop gelegen heid zich te ontwikkelen. Een andere vraag is nog of men, indien men twee korrels in één plantgat legt, beide planten moet laten staan of dat men er één van moet verwijderen. Hierover bestaat nog geen zekerheid. In het boven reeds genoemde artikel wordt aange geven, dat, indien de beide planten zich krachtig ont wikkelen men deze kan laten staan; staat een zwakke naast een sterke plant dan verwijdere men de zwakke. Gebruikt men meer zaden per plantgat, dan moet men natuurlijk het aantal planten dat bij elkaar staat verminderen. Jonge uitloopers, onder aan de planten moeten wor den verwijderd als deze 20 cm lang zijn geworden. Men moet er voor zorgen, dat zich slechts één sterke stengel ontwikkeld, daar de uitloopers licht, voedingsstoffen enz. vragen en daardoor schadelijk zijn voor den groei van de hoofdstengel. Zijn de maisplanten 4060 cm groot geworden, welk stadium ongeveer bereikt wordt in begin Juli, dan wordt meestal aangeaard, waardoor de planten een sterkere wortelöntwikkeling verkrijgen en stevi ger staan. Opbrengsten. De opbrengt per ha aan korrels kan volgens een artikel in het Maandblad van de Ned. Heide Maatschappij, voor het ras, dat door haar ge selecteerd is, worden gesteld op 5000 a 6000 'kg per ha. •Hier en daar werd zelfs gesproken van 10.000 kg per ha, echter (aangenomen dat dit eens zou zijn voor gekomen), daarop mag men niet rekenen. Ook een opbrengst van 5000 k 6000 kg zou overigens in verhouding met de resultaten in de maisverbouwen de streken behaald, zeker niet slecht genoemd mogen worden. Ir. A. OVTNGE. Win d. Rij kslandböuw consul ent. INDEXCIJFERS VOOR DEN LANDBOUW. In het Nederlandsch Landbouwweekblad deelt de secretaris van het Landbouw-Comité het een en ander mede over de vaststelling der indexcijfers voor den landbouw, waarbij wordit. toegelicht hoe de Directie van den Landbouw deze cijfers berekent. In het artikel wordt er de aandacht op gevestigd, dat de indexcijfers meer verhoudingscijfers zijn en aan de hand van de laatst bekende indexcijfers (van Februari 1935) wordt een en ander nagegaan. Basis Basis Akkerbouwproducten 1910/'14 1924/'29 Coëfficiënt •tarwe 109 77 19 rogge 99 64 9 gerst .95 71 7 haver 81 58 17 veldboonen 2 erwten 71 62 17 stamboonen 76 51 4 vlas 69 46 14 koolzaad 69 41 2 karwijzaad 60 48 6 geel mosterdzaad 84 52 1 lijnzaad 38 41 2 blauwmaanzaad p 2 aardappelen 100 62 90 aar dappelm eel 54 39 16 stroo 44 37 8 suiker 35 32 40 Akkerbouwproducten 78 54 Veeteeltproducten rundvleesch 67 53 140 varkensvleesch 65 47 28 schapenvleesch 61 46 8 boter 78 51 170 kaas 63 42 104 melk 57 90 eieren 53 32 90 Veeteeltproducten 67 48 Productiekosten mais 72 47 lijnkoeken 60 46 chilisalpeter 50 47 zwavelzure ammoniak 30 38 kalksalpeter 53 superphosphaat 61 56 thomasmeel 76 68 kainiet 45 48 Arbeidsloon 145 71 EINDLES MOTORENCURSUS. De coëfficiënt, welke bij een indexcijfer van een be paald product behoort, is berekend naar de hoeveelheid van dat product, dat jaarlijks ter markt wordt gebracht, alsmede naar den prijs. De hoogte der coëfficiënten drukt uit de waarde, die een bepaald product voor den Nederlandschen landbouw heeft. Bij producten, waarvan de prijzen onderhevig zijn aan sterke seizoen schommelingen, worden de gemid delden berekend naar de overeenkomstige maanden in de basis jaren. Voor een vergelijking met het prijsniveau in de jaren van economische opleving, voor het optreden van de tegenwoordige crisis is de gemiddelde prijs van de jaren 1924—'1929 op 100 gesteld. Hoe komt men nu aan deze cijfers? Voor de akkerbouwproducten worden de hoogste noteeringen gebruikt, die aan de Groninger graanibeurs besteed zijn. Het cijfer 100 der basisjaren berust op de zelfde noteering gedurende die jaren. Zonder bezwaar kan de hoogste noteering worden gebruikt daar die evengoed een vergelijking geeft met het prij.sverloop als de middenprijs. Voor gerst wordt de beursnoteering genomen de toeslag. Voor tarwe wordt de richtprijs genomen, ver minderd met een bepaald bedrag om te komen tot het gemiddelde dat per 100 kg voor de verschillende kwa liteiten wordt betaald. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met het aanbod der verschillende kwaliteiten. Van andere producten als vlas en stamboonen worden resp. de gemiddelde en hoogste noteeringsn van de Rotterdamsche beurs genomen. Waar bij vlas de kwa liteit zeer uiteenloopt neemt men daarvan het gemid delde van de hoogste en laagste noteering. Van consumptie aardappelen geldt de noteering van al de soorten late aardappelen op de Amsterdamsche markt. Van aardappelmeel wordt dit rechtstreeks ver kregen van de aardappelmeelfabrieken. Het indexcijfer van stroo wordt berekend, naar het gemiddelde van alle soorten graanstroo der Groninger particuliere stroocartonfabrieken. Voor de suiker geldt de consumptieprijs van de C. S. M. te Amsterdam als basis. Het indexcijfer voor de diverse soorten vleesch wordt vastgesteld naar de hoogst? noteering op de Rotter damsche markt. De prijs der boter aan de botermijn te Maastricht diende als grondslag voor het indexcijfer van boter. Voor kaas waren dat de noteeringen van de markten te Bodegraven en Puranerend. Thans geldt voor boter de Leeuwarder commissie- noteering, verhoogd met den toeslag op dit product; de gemiddelde noteeringen van Gouda en Edammer kaas worden verhoogd met de uitkeering. De Roermondsche eiermijn verleent de gegevens voor het indexcijfer voor eieren. Voor de prijzen van voederartikelen en meststoffen worden de noteeringen gebezigd van het Centraal Bureau uit het Nederlandsch Landbouw Comité. Hier bij is rekening gehouden met de heffingen, die op ge- importeerde granen (mais) worden gelegd. Voor het bepalen van het indexcijfer van het arbeids loon had men geen andere bron, dan het collectieve contract van den Bond van Werkgevers in het Land bouwbedrijf „den Noorderbond" in de provincie Gro ningen. Het is te betreuren dat de samenstelling van dit cijfer te eenzijdig moet worden geacht, om van vol doende waarde te kunnen zijn, temeer, daar de arbeids- loonen een belangrijke factor onder de productiekosten uitmaken. Bij een onderzoek in 1929 is evenwel ge bleken, dat in andere streken het loon wel anders was, maar de verhouding niet veel met. dien van den Noor derbond verschilde. Nadien is het indexcijfer der ar- beidsloonen bewerkt naar gegevens, verstrekt door de Rijkslandbouwconsulenten. NV,* Zaterdag 23 Maart j.l. had de eindles plaats der Motorencursus 19341935, welke bijgewoond werd door de Voorzitter en de Secretaris van de Kring Walcheren

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1935 | | pagina 6