Redactioneel Gedeelte Akkerbouw. Vereenigingswezen. Korte Berichten. Raad van Ministers een brief met toelichting gezon den betreffende de broodprijzen. In dezen brief wordt medegedeeld, dat zonder de kosten van de crisis-maatregelen, die voor de tarwe- verbouw zijn genomen het waterwitbrood tenminste 4 cent en melkbrood tenminste 4% cent per 8 ons goedkooper zou kunnen worden geleverd. Reeds verschillende malen hebben wij in ons blad op duidelijke wijze uiteengezet, dat het niet de landbouw crisismaatregelen zijn, die het levensonderhoud duur houden. Deze maatregelen mogen de kosten van levensonder houd met enkele procenten verhoogen, de ware oorzaak dat Nederland een duurte-eiland in Europa is, zijn zij niet. Daarvoor zijn geheel andere factoren aan te wij zen, doch die wil men veelal niet zien, ondanks dat er in de landbouwpers bij voortduring de aandacht op wordt gevestigd. Het is in stedelijke kringen steeds weer de Tarwe- wet, die het moet ontgelden, nu eens van graan-impor- teurs, dan weer van Kamers van Koophandel of winke- liersvereenigingen. De argumenten, die worden aangevoerd zijn reeds vele malen door de landbouworganisaties weerlegd, doch steeds duikt het weer opnieuw op. Alvorens ech ter voor verminderen van crisismaatregelen te pleiten mag men in stedelijk georiënteerde kringen eerst wel eens de hand in eigen boezem steken en zien wat ge daan kan worden tot vermindering der distributie- kosten. Het is echter veel gemakkelijker de crisis maatregelen de schuld te geven. Teneinde een en ander recht te zetten wijzen we hier nog eens ten overvloede op een artikel in de „Boer derij" van eenige weken geleden over graan- en broodprijzen, waarin aan de hand van cijfers, die zijn opgesteld door Dr. B. Ammerlaan zonneklaar blijkt, dat het brood goedkooper is geworden, doordat de grondstof goed kooper werd, doch dat loonen, kosten en renten en het netto-overschot zich niet of heel weinig aanpasten. De grondstoffen voor de broodbereiding daalden met meer dan een derde in prijs, doch voor het overige is de aanpassing al heel gering. In 1927 kostte de tarwe 50 van den broodprijs, in 1934 echter veel minder n.l. ruim 38 De tarweprijs (met inbegrip der steunmaatregelen) heeft zich dus aangepast, wat zou de andere kosten, die niet zijn teruggegeven, allerminst kan worden gezegd. Het is noodzakelijk vooral hierop de aandacht te vestigen. In de N. R. Crt. van 9 April troffen wij in het hoofd artikel, waarin het nieuwe tarief van invoerrechten wordt besproken een uitlating tegenover de boeren stand aan, welke wij hier even duidelijk in het licht willen stellen. Het bedoelde blad schrijft: „Als men den boer wil helpen zoo doe men dat met landbouwcrisiswetten. Op die wijze kan men althans telkenmale nagaan hoe de steun dient te worden geregeld. Met behulp van het grove ouderwetsche middel van een heffing, in dit geval van 10 pet., verhoogt men blijvend den prijs van .•den consument. Nu weten de boeren waar zij aan toe zijn. Onom wonden wordt hier gezegd, dat men door de toepassing van de landbouwcrisiswetten beter toezicht kan houden op wat er voor de boeren geschiedt, dan dat men een fiscaal tarief van invoerrechten zou instel len, waar men niet zoo gemakkelijk aan kan tornen. Doch wij vragen ons dan af, hoe het is gesteld met de tallooze industrieele artikelen waarvan de invoer is gecontingenteerd. Veroorzaken deze niet eveneens een prijsverhooging voor den consument! Men wake er voor niet met twee maten te meten. De contingenteering is echter minder zichtbaar dan de landbouwcrisispolitiek, waarover ieder meent te mogen oordeelen enveroordeelen. Red. zicht zal een zeer dankbare taak zijn en kan gemakke lijk tot verbetering leiden." In aansluiting op het voorgaande mogen wg opmer ken, dat voor de landbouwgebieden een groote afzet mogelijkheid zou kunnen bestaan van het zoo eiwit rijke lucernehooi. Lucernehooi is echter in die gebieden niet bekend en we weten het, „onbekend maakt onbe mind". Op afzet in die richting moet worden aange drongen; vele belangen worden daarmede gediend. In de „Nieuwe Veldbode" lezen we dat de zoete lupine wat betreft het afwezig zijn van bitterstof zaadvast moet zgn. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen, waarin wordt gepleit voor het spoedig voortgang doen vinden van de inpoldering van den Noord-Oost-Polder der Zuiderzee. Bij het optreden van besmettelijk verwerpen bij het vee is het het best, ten spoedigste den veearts te ont bieden, want hij schrijft de maatregelen voor die ook met het oog op volgende jaren genomen moeten wor den. De Eersteling is de meest verbreide vroege aard appelsoort. Het besteden van meer cultuurzofgen aan grasland is lang niet altijd weggegooid geld! 'Het telen van graangewassen op gescheurd gras land is, gezien de kans op legeren, de eerste twee of drie jaren niet aanbevelenswaardig. Vooral goudreinetten zijn voor bespuiting met koper houdende praeparaten gevoelig. Met de bestrijding van de schurft wachte men dus niet te lang meer. Laat de bespuiting met Bordeauxsche pap reeds plaats gehad hebben voor de knoppen opengaan. Lucerne komt slechts in enkele gebieden van ons land eenigszins verbreid voor. Het is echter een teelt die wel de aandacht verdient, daar zij op passenden grond zeer zeker rendabel is. Op veie Friesche weidebedrijven weet de boer door oordeelkundige bemesting en beweiding de productivi teit van zijn weiland sterk op te voeren. „Tuinbouw" en „export" zijn twee woorden welke bii elkaar hooren. Met raapolie kan men paardentuig, dat geregeld ee- bruikt wordt, zacht houden. In matig zuren toestand en met een kleine hoeveel heid beginnend, is ondermelk een uitstekend voeder voor jonge biggen. Autobezitters! Weet U wel dat de Z. L. M. een col lectieve autoverzekering heeft afgesloten met een uiterst solide maatschappij. De afwikkeling van geleden schade geschiedt steeds coulant. Ook U kan van de lage tarieven profiteeren. de kosten na de eerste 6 weken in totaal-niet onbelang rijk hooger dan over het vorige boekjaar. Het verslag- geeft voorts mededeelingen over de vrij willige verzekering voor patroons en kinderen van leden en over de Ziekteregeling van Inwonend Personeel. DE TEELT VAN ZAAD-MAIS. JAARVERSLAG DER ZEEUWSCHE LANDBOUW-ONDERLINGE. In het algemeen is de kennis van de grassen nog zeer gering. Het verdient aanbeveling het boek van M. Kra!mer „Onze Weidegrassen" te lezen. Het is ver krijgbaar bij de Drukkerij en Uitgevers Mij N.V. Lei- ter-Nijpels te Maastricht. Vaak is reeds gewaarschuwd voor het te hoog op drijven van koop- en pachtprijzen van den grond. Weest nu voorzichtig bij de weilandverpachtingen. Het Zeeuwsche akkerbouwbedrijf'staat op hoog peil. De graslandverzorging laat echter soms iets te wen- schen over. De Groenkraag voederbieten geven op onze gronden gemiddeld de hoogste droge stof opbrengst. De varkensstapel is reeds sterk beperkt wat het aantal betreft. Het zal noodzakelijk blijken het mes ten van zware varkens zeer te beperken. Elke landbouwer die pootuien wil telen moet in het bezit zijn van een tuinbouwteeltvergunning. In „Over doelmatige veevoedering in Nederland" door Dr. Ir. C. Koog, lezen "we: „In de weidegebieden van Zuid-Holland en Utrecht heeft men een zeer dichte veebezetting, zoodat weinig hooi gewonnen Wordt. Door gebrek aan inzicht, door sleur of door het ontbreken van bergruimte, gaat men er niet toe over om ruw- voeder bij te koopen, doch neemt men zijn toevlucht tot meelsoorten. Hierdoor worden de rantsoenen duur en bovendien verkeerd. Het bijbrengen van juist in- Op 4 April jJ. werd in „de Prins van Oranje" te Goes onder Voorzitterschap van den heer H. A. Hanken, te Wilhelminadorp, de Jaarlijksche Algemeene Ledenver gadering gehouden van de Zeeuwsche Landbouw-Onder- linge, lid van de Vereeniging „De Centrale Landbouw- Onderlinge". Na afhandeling der agenda werd door den heer Dr. F. E. Posthuma, President-Directeur, in een uitvoerige rede een belangrijk overzicht gegeven van al hetgeen de Vereeniging gedurende haar 25-jarig bestaan in het belaag der landbouworganisatie heeft verricht. Na af loop daarvan vond een eenvoudige koffiemaaltijd plaats. Uit het Jaarverslag, ioopende over het boekjaar 1 November 1933 tot en met 31 October 1934 blijkt, dat de Zeeuwsche Landbouw-Onderlinge bij het einde van het boekjaar 2995 leden, had, met een iaa.rloon van 5.254.664. J Het leden-aantal van de Centrale Landbouw-Onder linge beliep bij het sluiten van het boekjaar 32.268 met een jaarloon van afgerond 47 millioen gulden. In het verslagjaar werden bij de Zeeuwsche Land bouw-Onderlinge aangegeven 1054 ongevallen, van welke 5 gevallen een doodelijken afloop hadden. (Van deze gevallen gaven er 2 aanleiding tot het toekennen van een rente aan nagelaten betrekkingen). In één ge val werd een blijvende rente toegekend. Voorts vorderden 53 ongevallen schadeloosstelling over een langeren termijn dan 6 weken. Het aantal ongevallen, dat over het boekjaar voor rekening der Centrale Landbouw-Onderlinge kwam, be droeg 7.638. Van deze ongevallen hadden er, voor zoo ver de wettelijke verzekering betrof 10, en voor zoover de vrijwillige verzekering betrof, 2 een doodelijken afloop. Van deze 12 ongevallen gaven er 4 aanleiding tot het toekennen van een rente aan nagelaten betrekkingen, welke alle de wettelijke verzekering betroffen. Er werden 2 renten toegekend wegens blijvende invaliditeit. Over het algemeen genomen, is ook dit jaar weder om een daling van het door de aangeslotenen in totaal uitbetaalde loon waar te nemen; de kosten der onge vallen van tijdelijken aard (t/m de eerste 6 weken na het ongeval) daalden eveneens. Daarentegen waren Nu in den laatsten tijd de belangstelling voor de teelt van zaadmais sterk is toegenomen, komt het ons niet ondienstig voor iets van deze teelt te vertellen en eenige richtlijnen aan te geven, die bij het nemen van proeven met dit gewas, kunnen worden gevolgd. Vooropgezet zij, dat volgens onze meening het vraag stuk van de teelt van zaadmais nog geheel in het proefstadium verkeert, zoodat nog geenszins tot een verbouw op eenigszins grootere schaal kan worden ge adviseerd. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat het nemen van proeven ten zeerste moet worden toegejuicht. Reeds vroeger is in dit blad in enkele korte artikelen gewezen op het mais-ras, dat door de Ned. Heide Mij geselecteerd is en dat vermeerderd is op Goeree-Over- flakkee. Met dit ras zullen dit jaar op uitgebreidere schaal proeven worden genomen. Daarnaast zullen in 1935 op proefvelden andere vroegrijpe rassen worden geprobeerd. Verbouw. Voornamelijk tengevolge van tempera- tuurinvloeden is de teelt van zaad-mais vrijwel steeds beperkt gebleven tot de warmere gebieden, waarvan in Europa o.a. zijn te noemen de landen Italië, Hon garije, Roemenië en Rusland. Buiten Europa worden groote oppervlakten met maïs beteeld, waarbij de Vereenigde Staten aan dé spits staan (in 1922 pl.m. 41.6 mill. ha). Ook in Argentinië, Brazilië, Zuid-Afrika en Britsch- Indie as deze teelt van beteekenis. De temperatuur, die voor een goeden groei van de zaadmais noodig is, is vrij hoog, hetgeen tot gevolg had dat een zich verbreiden van de teelt in de iets koudere zönes bezwaren ondervond. Mais stelt onder onze graansoorten de hoogste eischen aan den warmtegraad. 1 oim granen begint reeds tusschen i en 4.5 gr C, terwijl de minimum kiemingstempera- tuur voor mais boven 5 gr C ligt. kweeken van rassen' die minder hooge eischen stellen is toch langzamerhand een verschui lt ,m...fefn mais"taw ingetreden, in Europa dus in Noordelijke richting. Toch ligt in de temperatuur nog teeltZWa P V°°r het al °f nl€t S*lukken van de V?n zaaien- De hooge kiemingstemperatuur brengt uiteraard mede een late zaai, vooral ook om- w™ST dikWÖIS *eer schadeliik °P dit grewas In Midden-Duitschland wordt meest pl.m. 10 A 15 Mei als geschikte zaaitijd aangenomen, terwijl onder gunstige omstandigheden in begin Mei kan worden °e- zaaid. at ^ls voordeei van de reeds genoemde selectie van de Heiae Mij wordt evenwel aangegeven, dat dit ras weinig gevoelig zou zijn voor nachtvorsten en dat dientengevolge de uitzaai reeds kan plaats vinden in begin April. Het spreekt vanzelf, dat dit van het grootste belang zou zijn voor de teelt, daar vooral een vroegere uitzaai van grooten invloed zal kunnen zijn op het al of niet rijp worden. Meerdere zaaitijdsproeven blijven intusschen nog °-e- wenscht. 5 Voorvrucht. De mais behoort tot de graanvruchten, echter landbouwkundig moet dit gewas tot de hak- vruchten worden gerekend. Het gewas biedt gelegenheid om veel te hakken en te wieden en daardoor het land goed van onkruid te zuiveren terwijl het bladrijke /gewas daartoe boven dien goed meewerkt. Aan de vruchtopvolging schijnt de zaadmais geen hooge eischen te stellen, zoodat men kan zeggen dat er eigenlijk geen voorvrucht is waarna mais niet' met goede kans op succes kan worden geteeld. De verbouw na klavers en hakvruchten wordt echter als het meest doelmatig beschouwd. Bodem. Mais is een gewas van de niet te zware gronden, die in goeden cultuurtoestand verkeeren. Op de lichtste zandgronden en op de zwaarste klei gronden schijnt de opbrengst als regel te wenschen over te laten. Voor Zeeland komen derhalve in de eerste plaats de zavelgronden voor proefnemingen in aanmerking. Vochtvoorziening. In verhouding tot de andere landbouwgewassen stelt hiais geen bijzonder hooge eischen aan de vochtvoorziening. Tarwe bijv. heeft voor de heele ontwikkeling meer vocht noodig dan zaadmais. De hoofdzaak bij zaadmais is echter niet zoo zeer de totale benoodigde hoeveelheid vocht als wel de tijd waarop de plant dit voornamelijk noodig heeft. In het begin van den groei ontwikkelen de mais- plantjes zich langzaam en in deze periode is zeer wei nig vocht noodig. In dezen tijd „hebben de plantjes aan de dauw voldoende" zegt BeckerdJillingen in z'ii handboek over de graanteelt. In de maanden Juli en Augustus ten tijde van de sterkste ontwikkeling heeft de mais de grootste be hoefte aan vocht. Gronden waar men in den zomer gemakkelijk last heeft van droogte, zullen dus voor mais-bouw niet ge schikt zijn. De mais-plant wortelt overigens vrij diep, zoodat korte droogte-perioden hieestal goed worden door staan. Grondbewerking. Voor een goede grondbewerking

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1935 | | pagina 5