i s s, S
co
3 8- s
1 2 a.
3- Üca a. g
ÉL
S" O-
i
ff
Hij is geboren»
GO
C/2
CT <0 CD Or 3C
<0 _JJ D </i -*
CD m M.
3 a a - S
9- i a a
delijk rust en vreê: Janus tempel, de tempel
van vrede gesloten; gesloten Voor de derde
maal.
En hoort! Stille geruchten gingen van Oost
tot West, fluisterend, gelukspellend. Men is
in spanning, iets wordt verwacht, iets groots,
iets heel groots moest weldra gebeuren.
In Nazareth, een kleine plaats, leefden stil
in all' verborgenheid Maria en Joseph. Zij
verwachtten 't Kind. 't Goddelijk Kind van
God.
En Maria wist, de H. Schrift had 't
haar geleerd, te Bethlehem zou 't zijn,
daar zouden z' Hem ontvangen.
God, die de Vorsten leid voor Zijn we
reldplan, doet plots Augustus een algeheele
volkstelling uitschrijven, en Maria en Joseph,
beiden van Davidsstam, zijn door dit on
voorzien bevel geroepen naar Bethlehem, de
stad van David's huis.
Vier moeitevolle dagen, berg op berg af,
in 't allerguurste jaargetij, gaan Maria en
Jospeh volgens 's keizers besluit, betrouwvol
op naar 't eens voorzegde oord: daar zou
hun geworden de zoo vurig Verlangde, daar
zou Hij komen, hun God, haar kind, Jezus!
In Bethlehem voor hen geen plaats!
Geen plaats, geen nachtverblijf; aan den
rand van den berg, buiten de stad, in een
spelonk, een dierenstal, een open stal
Gloria in excelsis Deo
et
in terra pax hominibus!"
Engelen zingen.
Herders knielen vallen plat ter aard.
Dien nacht was 't Kind geboren, 't
Goddelijk Kind!
Onze Liefdekoning, Jezus van Nazareth.
DAT DE HEMELEN JUICHEN, EN
DE AARDE ZICH VERHEUGE VOOR
HET AANSCHIJN DES HEEREN,
WANT HIJ KOMT
...en ze baarde haren eerstgeboren Zoon.
Ik verbeeld me, hoe na de Vroegmis in
den morgenschemer allen huiswaarts stap
pen, diep in de mantelkragen gedoken, om
dat het koud is buiten na den plotselingen
overgang van de warmte in de kerk en om
dat het halve licht nog zoo vreemd doet aan
de oogen na den rood-gouden gloed der
kaarsen in het heiligdom.
In groepjes loopen allen, met snellen stap,
zonder veel praten, bezig met zichzelf en de
eigen gedachten, die nog dwalen bij de ge
noten heerlijkheid en vrede van het oogen-
blik, toen de ziel de ontroering doorleefde bij
het plechtige „Gloria in Excelsis Deo." Hul
de hebben zij getracht te geven aan het God
delijk Kind, wiens wonderbare menschwor-
ding werd herdacht, het Kind, dat Godzelf
zijnde, geboren wilde worden in de armste
omstandigheden. In dankbare overweging
heeft hun geest verwijld te Bethlehem en
zich vereenigend met de arme herders kniel
den zij neder en aanbaden het Kind.
Maar Hij, Die de harten der menschen tot
in hun diepste diepten doorgrondt, kende de
waarde van hun nederig gebed en met den
vrede, die geschonken zal worden aan allen,
die van goeden wille zijn, keeren zij huis
waarts, meedragend de liefelijke herinnering
aan het wondere gebeuren van dien heiligen
nacht.
Hier en daar splitsen zich de groepjes en
met een blij klinkend „Zalig Kerstfeest",
hartelijk dankgebed wellen, dat op haar
Kerstdag zooveel blij geluk rondom haar
heerscht.
In de vriendelijke woonkamer van het jong
getrouwde paar staat ook een kribbe.
Het is hun eerste Kerstmis in eigen huis
en nog nooit scheen het hun zoo mooi en
heerlijk als heden, zóó blij en innig is hun
Kerstwensch voor elkaar, zij kennen elkan
ders gedachten. Het volgend jaar, zoo geve
het God, zal er naast het kribje een wiegje
staan, waarin hun eigen Kerstkindje slaapt.
Huiselijkheid in al die woningen, blijheid
in de harten en dankbaarheid voor den za
ligen vrede van het Kerstfeest.
Nog andere beelden, meer droevig helaas.
Huizen, waar de terugkeerenden uit de
Vroegmis, bij het openduwen der deur de
angst tegemoet treedt. Een ernstige zieke in
huis. Kindje Jezus, maak hem beter, was hun
dringende bede daar straks in de kerk. Het
vertrouwen herleefde, God kan alles. Ook zij
brengen vrede, die hoop geeft, mede naar
huis. Maar de spannende agnst is niet geheel
te bannen en hun Kerstfeest is niet vroolijk.
O
fis
Dl
s -
fD
n
S3
a 3 a
a 8
g|S
M H fll d 2,
c* eg as* P?
maanden
dagen en weken en maanden vroegen en
smeekten om arbeid, eerlijken arbeid, ten
einde voor zich en de hunnen den kost te
kunnen verdienen, maar die helaas als slacht
offer der wereldcrisis op de levenszee rond
dobberen en die met een bang hart en aan
de grens der vertwijfeling dezen zwaren win
ter tegemoet gingen.
Ik waag het niet, de droeve tooneeltjes
te schetsen in die millioenen huisgezinnen,
eertijds een betrekkelijke welvaart
waar
Sfefc w CR iBfe fÖ Mteis MWTÉ fQt
Heft aan, heft aan den blijden zang.
Den zang der hemelkoren,
Hij, die verwacht werd, eeuwen lang,
Is uit de Maagd geboren.
Een Kindjen is Hij, mild en goed,
Vol liefde en schoonheid, overzoet
Wel arm als Zoon des menschen
Maar als Gods Zoon oneindig rijk,
In alles onuitsprekelijk,
In alles zonder grenzen.
Hij wordt als teeder Wicht gevoed,
De schepper aller dingen,
Die leven deed en leven doet,
Wie 't leven ooit ontvingen.
Welzalig is de vruchtbre schoot
Dier Maagd, die 't Godlijk Kind omsloot
En onder 't hart mocht dragen
Welzalig is de moederborst,
Waaraan de Godmensch in Zijn dorst
Om laafnis wilde vragen.
—o
O Gij, die in Uw almacht groot
Ons hebt aan 't niet ontheven
En, menschgeworden, uit den schoot
Der Maagd traadt in het leven,
Uit heeler harte smeeken wij
Maak ons van alle schulden vrij
En zalig ons bij 't sterven
Geef, dat wij voor alle eeuwigheid
De plaats, door Uwe gunst bereid,
In 't hemelsch hof verwerven.
3J<TUC I «ÏK ye*. uoue^4m juwa pi<wq |*«sp 4<J4 uka a<,4 4<nu jkbui 4j<jia
ua 'do aijo arepj 'apiaojA ja}BA^ sjipajs -quap aipsjoojB ;ep uaAaj ajequado jaq uea }saaj puoAnjsja^ do uara jeeAv iipinf