De_ goede Heilige kwam. kleine, slecht geschréven letters. Een verdraai- de hand natuurlijk. Den heer F Verhagen, meende hij te kunnen ontcijferen. Vlug >.n ze- nuwacht g woelde hij in de taiiooze papieren en houtwol. Eindelijk geheel onderaan voelde hij iets hards. Ha!daar was 'teen net vierkant pakjedan sneed hij de touwtjes door ende verrassing kwam te voorschijn. Eerst een klein doosje bovenop, een grootere voigde. Wacht eerst de grooten open zijn voorletters van chocolade, enkele andere lefkker nijen van marsepein. Nu het andere doosje: zijn vingers trilden van spann ng en ongeduld als hij het kleine, sierlijke étui omvatte. Een gouden dasspeld met flonkerenden steen lag daar op he£ zacht-biauwe fluweel. Hij schitter de en straalde in het electrisch licht, dat hij snel aangeknipt had. Blozend als een school jongen stond daar mijnheer Verhagen. Dus tochtoch.... juichte hij, mijn voorgevoel bedroog mij dus niet. Nelly houdt van je, ouwe jongenvan wie anders dan van haar, zou 't kunnen zijn?Kom, grijp nu net geluk dat je geboden wordt en laat het niet ontglippen. Onstuimig klopte zijn hart en hamerden zijn slapen, terwijl hij onrustig de Kamer op en neer ging. Wat nu? Natuurlijk moest hij de lieve attentie beantwoordeniets terugzenden. O, zonder woorden begrepen ze elkaar nu Goeie hemel, wat werd 't hem gemakkelijk ge maakt. Wie zou dit ooit gedacht hebben, van die ernstige-stille en toch zoo lieve Nelly. In een oogwenk had hij zijn dikke winterjas aan geschoten, ving vlug een tram op en voort ging het naar de stad. Voor een juwelierszaak bleef hij staan, 't Kon natuurlijk niets anders zijn dan goud. Goud immers beteekende liefde, meende hij wel eens gehoord te hebben Zijn keus was spoedig gemaakt een elegante arm band, in keurig étui, rustte een kwartier later in zijn borstzak. Nu nog even naar den oanket bakker, 't lieve kind moest wat lekkernij cck hebben, dat hoorde immers zoo op dezen avond Belast en beladen keerde hij huiswaarts, pakte alles, zorgvuldig in dezelfde mand. Héél onder in ging een klein briefje in zacht-rosecouvert, gauw van zijn zuster's bureautje weggen imen. „Lieve Nelly" schreef hij in dansende letters, „als je wezenlijk van mij houdt, draag dan morgen dezen armband. Frans Verhagen". Een uur ging voorbij in angstige spanning; nu zou ze het pakket reeds ontvangen nebben. Wat zo uze zeggen?wat doen? Jubelen en juichen als hij straks gedaan had?O, was deze avond toch reeds voorbij, 't Had hem ge weldig aangegrepen. Juist omdat het zoo plotse ling gebeurd was. Gisteren zou hij er nog niet aan gedacht hebbenOf wel... aan Nelly had hij eigenlijk sedert lang gedacht..'., cnte wust bijna, had ze een plaatsje in zijn hart ver overd. Eiken dag was ze immers in zijn nabij heid, hoorde hij haar lieve stem. En nu, mor genomorgen, zou ze hem zeggen, dat Of, als ze den armband eens niet droeg. als alslieve hemel, daar werd weer ge beld. Nog meer verrassingen. Hii schoot naar de deur, een kleine, havelooze bengel stond s'd derend voor hem. Nu brave jongen moedigde hij het ventje aanMeheer meheer, hakkelde het jonge tje, dat pakkie.weet u wel? Welk pakje? die mand bedoel je? Ja meheer - ik mos op 56 zijn bij meheer Frits Verhoog. Allemachies jongen, bulderde Frans, veet je dat zeker? Ja, ja, huilde het ventje, hier is een brief waar het in staat. Met een ruk greep Frans het papier en las naast een nauwkeurige beschrijving va/i den inhoud der mand, het vriendelijk verzoek, deze zoo spoedig mogelijk door te zenden. Was dat een verrassing? Goeie help, de mand had hij reeds genomen voor eigen gebruik. Hij las en herlas nogmaals het briefje, geen twijfel mogelijk, 't Was ondertee kend met een naam hier in de straat goed bekend. Hij moest zekerheid hebbenVlug wikkelde hij beide doozen in papier, beval het kind hem te volgen naar het adres van de af- De zon scheen helder uit een onbewolkte lucht. Op de takken, tusschen de ontbottende bla- deren, begonnen de vogels reeds te zingen, overal ontloken de bloemen, die weldra de lucht met haar heerlijke geuren zouden ver vullen. Om naar de kamer van den directeur te gaan moesten Rose en Jeanne den tuin door. Jeanne wilde blijven staan, maar Rose zeide: Nu niet, moeder Jeanne, straks, als v/ij te rugkomen. De krankzinnige bood geen weerstand, maar volgde haar gedwee en weldra stonden zij voor de deur der kamer van den directeur. Een bed'ende opende die deur voor naar en zij traden binnen. De directeur wierp het eerste een blik op de jonge verpleegster en liet met welgevallen zijn oog op het schoone meisje rusten. Ten slotte dwaalde zijn blik af naar de krank zinnige. Welk een contrast. Het leven in den vollen bloei van jeugd e^ schoonheid, naast het plantenleven, een li chaam zonder ziel, onbewust van eigen bestaan De dokter naderde de patiënte, die hem mc-t wezenlooze Verbazing aanzag. XIV. Dokter Bordet nam Jeanne bij de hand en geleidde haar naar een fauteuil, waar hij haar deed plaats nemen. De arme vrouw gehoorzaamde gewillig. zendster. Zijn bëleëfde verontschuldiging wérd gereedelijk aanvaard; de geschenken weer be hoorlijk gedeponeerd bij de dame die ze had afgezonden. Ais versuft, half wezenloos ging Frans naar huis. Wat nujammerde hij stommeling die je bent om te denken dat 'n meisje als Nelly aan haar chef nog wel het eerst een surprise zou durven zenden. Natuur lijk meld ik morgen ziek; ik waag het n et haar onder de oogen te komen. Wat moet ze nu den ken van iemand, die haar op zoo'n manier, zijn liefde verklaartals een kind van zest'en of achttien jaar heb ik me aangesteld. Hoe is 't in vredesnaam mogelijk? Wanhopig wierp hij z ch op den divan, zijn hoofd diep borend in de zachtzijden kussens. Denken wilde hij niet meer woedend was hij op zichzelf, dat hij zich zco blameeren kon. Weer klingelde zacht de bel door het droomstille huis. Frans luisterde, bleef aarzelen, 't kon immers weer een verkeerd be zorgde surprise zijn. Neen, hij ging niet open doenhij liet zich niet meer beetnemen. Nog een bellenruk, dan haastige schreden langs zijn vensters verderop werd eveneens gebeld Ah! de post natuurlijkdat hij daaraan ook niet dacht. Zijn vingers graaiden in de brievenbus, een aantal tijdschriften, weekbla den en couranten, een aankondiging van een verloving en daartusschen een biauw-grijze en veloppe, met keurige dameshand beschreven, zonder zegel, dus daareven voor de post bezorgd Met trillende vingers sneed hij ze open, zijn oogen vlogen over het papier. Beste mijnheer Verhagen las hij.Wil u zoo goed zijn, 't ver dere gedeelte van dezen avond bij ons te ko men doorbrengen? 't Zal mij en mijn zuster een waar genoegen zijn, u in ons .nidden te zien. Groetend Mevr. Verbrugge-Govercs. Van Nelly's zuster, dus het geschenk was aangenomen. Frans kon zich nu niet meer te rugtrekken, nu mevrouw hem de gelegenheid bood, kennis te komen maken in intiem huise- lijken kring. Alles wel beschouwd was dit de beste oplossing en was hij deze dame heel dank baar voor d e lieve attentie. Een warreling van gedachten vloog hem door het hooid, straks zou hij Nelly zien, kennis maken met haar familie. Hoe zou hij de situatie trachten te redden? O, 't beste was, de geheele waarheid te vertellen, dacht hij. Mogelijk, dat Nelly even boos zou zijn om zijn veronderstelling das zij Maar toch, Frans Voelde, dat slechts eerlijke open hartigheid hem redden kon. En hij ging met kloppend hart en een wonderlijK beklemd ge voel, dat al lichter werd, naarmate hij de woning van zijn uitverkorene naderde. Een sta tige dame ontving hem in de ruime vestibule, glimlachend, begrijpend. Achter haar bemerkte hij Nelly, stralend van geluk, lieftallig in haar schuchtere verlegenheid. Zijn oogen deden langs haar ranke gestalte en een wonderlijk ge luk doorstroomde zijn ziel, als hij aan haar pols den gouden band schitteren zag. Even ontmeet ten hunne oogen eikander, dan trad ze hem te gemoet en legde blozend haar hand in de zijne. Dan na de vormelijke begroeting stamelde FransMevrouw sta mij toe, uit te leggen, hoe 't komt dat ik. O meneer Verhagen U moet nu maar héél officieel doen op een anderen tijd; daar is deze avond minder geschikt voor, vindt u niet? Een troepje juichende kinderen trok hem voort naar de huiskamer, waar de chocolade dampend geurde in de fijn porcelemen kopjes en het versche gebak zoo verleidelijk te pron ken stond op het eiken buffet, 't Werd Frans vreemd te moede in dit gezellige vertrek, waar de k-nderen terstond beslag legden op den nieuwen oom en hem met kinderlijken trots al het speelgoed toonden zooeven door den heili gen Bisschop gebracht. Mevrouw en Nelly glimlachten Frans be greep. Wat waren die kleinen gelukkig van avond, doch Frans en Nelly niet minder. Ze ge noten van de uren die als een droom voorbi, vlogen. Ah, voor hen was geen uitleg meer noo- dig over verkeerd bezorgde surprises. De heer lijkste verrassing was dat ze elkaar door dit misverstand zoo onverwacht gevonden hadden Zij was volmaakt kalm, haar oogen waren neergeslagen, een lachende trek Jag om haar mond. Plotseling vroeg de dokter: Hoe heet gij? Jeanne keek hem verwonderd aan maar scheen de vraag niet te begrijpen, althans zi. antwoordde niet. De dokter, na de aanteekeningen die voor hem lagen, geraadpleegd te hebben, vroeg ver der: Waar zijn uw kinderen? Geen antwoord, zelfs geen spier van haar ge laat vertrok, de uitdrukking harer oogen bleef even strak en wezenloos. De geneesheer had er zorg voor gedragen dat zijn pat'ënte in het volle daglicht zat, zoodat hij haar nauwkeurig kon gadeslaan. Tijdens het onderzoek had Jeanne tweemaal de handen aan het hoofd gebracht hetgeen volgens Rose, een gewoonte van haar was. Deze beweging trok vooral de aandacht van den dokter. Hij wist nog niet of zij aan een poging lot denken of aan pijn moest worden toegéschre ven. Jeanne droeg, zooals alle verpleegden, een klein linnen mutsje, dat onder de kin met ban den was vastgestrikt. De directeur beval Rose haar dat mutsje af te nemen en onderzocht vervolgens de wond aan den schedel, die ze ventien jaar geleden was toegebracht en die hij terstond vinden kon, want die was kaal ge bleven. Jeanne slaakte een zachten kreet van pijn. én overgelukkig was Frans, als hij ten slotte héél laat afscheid nam van die lieve gastvrije menschen en Nelly haar handen op ae schou ders van haar verloofde, hem xnet een harte- iijken kus, nogmaals bedankte voor zijn eerste geschenk, dat ze door zoo'n wonderlijk toeval, van hem ontvangen had. Wat is er lieveling O, paatje m'n hoofie is zoo heetzco heet Wil paatje, d'r nog 'n doek met water cm doen ja? Assieblieft, paatjeen zoo'n dorst., zoo'n dorst Hier schatdrink maar eslio, k'ndje niet te veeldat mag niet van de dokter De dokter is stout.. ..als 'k toch dorst heb. Dokter is 'n heele goeie man, meisje;; hij zal je beter maken. Kan de dokter dan n'et gauwer kinderen be ter maken? Marietje Zengers is maar twee daagies ziek geweesten ik al zoo lang Kan ik heusch weer beter worden, paatje Ja, liefje, maar dan ook precies doen wat de dokter zegt. Hebt u al de boodschap van Sinnieklaas paa tje? JaSt Nicolaas komtvanavond. Vanavond pas? Hij komt toch heusch Ja kindje als je niet te moe bent. Nee, vanavond ben ik niet moekomt ie dan? Ja hoor, maar dan moet je nu rustig blijven liggen en goed onder dek blijven, dan is St. Ni colaas nog veel beter over je tevreden. De vader kust de zieke kleine op 't gloeiende voorhofdje en gaat naar beneden. In de huiskamer zit z'n vrouw even te rusten in de leüstoelze ziet er afgemat uit en heeft groote moeite haar oogen open te hou denVerscheidene nachten heeft ze met 't kind afgetobd, reeds te veel van haar krachten gevergd. Daarbij de moedeloos makende onrust over het verloop der longontsteking Als haar man binnenkomt richt ze zich on- middelijk op uit de loomheidsverzakking en haar oogen doen weer de dikwijls herhaalde, vraag, die toch door hem met beantwoord kan worden. De man maakt de lichte schouderbeweging van twijfel en doet moeite om flink te blijven Is 't costuum al gekomen? Costuumwelwat? Voor mijom St Nicolaas te spelen van avond God. Wimwil je nu toch? 't K:nd houdt niet open als we d'r nou dat genoegen kunnen doen't hoeft maar heel kort te duren't is misschien voor 't laatst Te laat bemerkte hij, dat hij onwillekeurig te veel heeft gezegdDe moe geschreide co- gen van z'n vrouw worden opnieuw vochtig en het witte gelaat verschuilt zich in 't fauteuil kussen. Hij doet geen moeite haar re troosten we tend dat zulks niet baatook acht hij 't bij nader inzien beter den toestand van de eerlijke zijde te beschouwenDe dokter heeft im mers gezegd hem niet te zullen vleien met ij dele hoopHij weet dus dat er slechts 'n heel ge ringe kans :'s en tracht zich op 't ergste voor te bereiden. Als degelijk, godsdienstig echtpaar hebben ze zich geschikt in den wil der Voorz'e nigheid. Dat de moederliefde nu en dan de over hand neemt acht hij zeer natuurlijk en laat haar uithu'len tot ze rustiger wordt. Even later komt de costumier met het St. Ni colaas-gewaad van keurig satijn en fluweel. In de achterkamer pakt hij de doos leeg waar in netjes opgevouwen de heldere, gestreken albe de rooöe bisschopsmantel, de stola, mijter, hand schoenen;en in een apart doosje de witte pru'k en lange baard. Het zelfde costuum had hij ook verleden jaar gebruikttoen was zijn lief, eenig kind ge- Dokter! riep de jonge verpleegster smeekend uit. Stil, ze de hij met ernstig gelaat. Wat is er, dokter? vroeg de adjunct-genees heer, die de verandering in het gelaat *>an den directeur zeer goed had waargenomen. Dokter Bordet dacht en antwoordde niet. Opnieuw en nu iets sterker, drukte hij op de zelfde plek. De krankzinnige slaakte nu een luideren kreet. Haar oogen viel dicht en zij verloor het be wustzijn. Rose werd zoo bleek alsof zij zelf een on macht nabij was. De adjunct wilde de krankzinnige ter hulp snellen, maar dé directeur hield hem door een wenk terug. Het is niets, ze'de hij, hoegenaamd niets. Maar deze bewusteloosheid. Heb ik noodig en ik hoop u spoedig te be wijzen, dat deze vrouw niet onherstelbaar is maar zeventien jaar geleden reeds gered had kunnen worden. Gered? Ja, waarde collega, gered, maar nu hebben wij genoeg gesproken, nu moet er gehandeld worden. Hij begon het litteeken aan het achterhoofd van Jeanne nauwkeurig met een loupe te on derzoeken. Rose volgde in ademlooze spanning al zijn bewegingen. Tenslotte hief de directeur het hoofd op wendde zich tot de jonge verpleegster en onder zond als 'n vischjeMet groote ontzagoogjës had ze hem zitten aankijken cn hem, hoewel kleurend van bedwongen schuchterheid, vrij moedig het d'kke handje toegestoken en zoo lief haar versje opgezegd en liaar gebedje gedaan. Dat liefelijke tafereeltje zag hij nu ineens weer heel duidelijk.... alsof 't 'n paar weken geleden was. E nlater die van geluk stralende kijkertjes bij het speelgoed en de chocoladefi guren. Met 'n nerveuzen zwaai keerde hij zich om en liep snel de kamer uit. Z'n vrouw was al weer heel zacht naar boven gegaan om te zien of 't kind neg iets noodig had. Met schrik constateerde ze, dat de koorts was toegenomen. Maar de kleine hield zich dapper, want ze begreep dat St. Niklaas niet zou komen als 't erg met haar was. Maatje, komt Sinnieklaas nog niet? Ja, engel, over 'n uurtje hooris Annie niet moew;l St. Nicolaas liever 'n dagje wach ten. Neeneeniet wachtenmorgen gaat Sinnieklaas weer naar andere kinderenheel vér Goed, stil maarnu eerst nog een poosje rusten Maatje. Wat is er, kindje? Als Sinn'eklaas bij de kindertjes geweest is gaat ie dan weer naar den hemel;? Ja zeker, lieveling. Enals ik naar den hemel ga zie ik dan ook Sinieklaas? Ja, maar daar moet zusje niet over praten. Mag dat niet maatje? Ja, maarm'n schatje mag nog. niet nietweg. Maar u zegt toch altijd, dat 't in den hemel 't mooiste is van overalen ik moet toch alle dagen bidden dat we allemaal Jajalieve kleine.. ..als..,, f.ls Onze lieve Heertje 't wil. Ik geloof, dat Onze Lieve Heertje 't wel w'l. Waarom, kindje? Ik heb gedroomd van den hemel allemaal engeltjesen Mariaen Lieve Heertje en ze lachten tegen meen Maria dee met 'r hand van dat ik moest komenen de engel tjes maakten heel mooi muziek.... en tccli hadden ze geen piano.. .Maar Sinnieklaas was 'r nietIs die 'r toch ook heusch? Ja kindliefmaar ga n ulief slapen, an ders wordt je te moe. En krijgen de kinderen daar ook speelgoed van 'm? Ja hoor'n heele boel. En ook Stil kindje, daar gaat de beldat zal de dokter zijn He wat naarzal de dokter Sinniekaas wegjagen? O, nee, daar zal maatje wel voor zorgen, stil nouanders wordt de dokter boos. De geneesheer vertoefde lang aan 't bedje. In klemmend angst-zwijgen beschouwden de ouders het nauwkeurig onderzoek.... In de loop van den avond was de kleine veel min der geworden en lag nu half-bewusteloos naar adem te snakkenHet koude zweet droop langs de kussenshet borstje ging piep- zagend op en neerDe dokter wendde zich tot de ouders en zei fluisterend: Van Sint Nicolaas zal niet veel terecht komen Doch 't zieke kind hoorde het en stootte er tusschen het jagende adem halen uit: „Ja jasin., nie.. klaas., komen, stoute dok terMaatjepaatje sin., nie.. klaas.. assieblieft.niet wegjagen" Vlug boog de ge neesheer zich over de kleineWees maar gerust, kleine meid, St. Nicolaas komtik ga 'm zelf halenniet pa en manog even geduld hoor! Jablijft er maar goed onder. De dokter had van twee kwade zijden de min ste gekozen en er in toegestemd, dat de vader zijn St. Nicolaas-rol zou spelen. Wat hij er vroeg haar. Sedert hoelang behoort gij tot het personeel van dit gesticht, mijn kind? begon hij. Sedert drie maanden, mijnheer de directeur, antwoordde Rose met van aandoening bevende stem. En gij hebt dienst in de afdeeling waartoe deze arme vrouw behoort. Ja. Men heeft mij verteld dat een der verpleeg sters een bijzondere voorliefde voor haar heeft, zijt gij dat? Ja, mijnheer de directeur, ik verzorg haar en heb haar lief alsof zij mijn moeder was, wan neer ik haar zie lijden dan is hes mij alsof ik mijn moeder zie lijden, mijn moeder, die ik noo:'t gekend heb. De directeur, die, dank zij zijn jeugdigen leef tijd nog niet zoo ongevoelig was als genees kundigen doorgaans zijn, was getroffen door den teederen toon, waarop het meisje had ge sproken. Hij vervolgde: Maakt gij alle dagen het haar der patiënte op? Ja. Hebt ge dan ook opgemerkt, wanneer ge den kam door haar haren haalt, en wanneer ge cp de plek komt waar zij gewond is geweest dat het haar pijn doet. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1931 | | pagina 6