De Zeeuwsche Koerier Vrijdag; 4 December 1931 Tweede Blad Sint Nicolaas* De legende van Sint Nicolaas De groote verrassing. FEUILLETON. Do Bedelares van Sa iet i- Sulp fee van 46e Doorgang. No. 3854 XV.: Zóó ernstig kan de tijd ons volk niet beroe ren, of tegen dat December in het verschiet komt, vaart een speelsche geest door de men- schen, die de grooten tot kinderen maakt en de knderen tot blijde engelen. We zien el kaar in deze dagen heel anders dan we in het gewone leven zijn we hebben het jasje dei- conventie uitgetrokken en zitten nu heel knus jes in ons overhemd aan tafel, waar we ccm- plotteeren, vader met de kinderen, cm moeder te verrassen, en dan weer moeder met de kin deren om vaders pijp in een grillige verpak king te vermoffelen, vader en moeder sarnen, als het kroost naar bed is, om listigheidjes te bedenken bij het a.s. optreden van Sinterklaas en Pieterman. Als de mensch eenmaal groot en wijs is ge worden, denkt hij als regel nog slechts met een moeden zucht terug aan zijn k'der jaren, die vooral achteraf bezien toch maar den mooisten, in elk geval meest onbezorgden tijd van ons leven uitmaakten. En omdat we het kind-zijn zoo mooi weten en het kinderlijk ver maak van zoo gelukkig-onschuldigen aard, daarom zijn we ook als groote inenschen blij, wanneer het Smterklaasfeest is aangebroken, omdat de kinderjaren zich dan repeteeren en we dan weer blij en dwaas kunnen rJjn met de kleinen, zorgen en druk vergetende. Sinterklaas is in de eerste plaats een kin derfeest. Maar omdat het geluk der kinderen de vreugcTe der ouders is, daarom ::s het een feest voor allen. We vermogen liet niet genoeg te waardeeren, dat We eens per jaar gelegen heid krijgen tot een intiemer familieleven. De jacht van het gewone leven, de dagelijksche strijd tegen de zorgen, ze doen ons wel eens de kleine attenties vergeten, d e de schakels vor men van de keten, die niet knelt, maar samen houdt, wat bijeen hoort: leden van een familie, vrienden uit een kring. S'nterklaas biedt ons gelegenheid om te toonen, dat we niet hebben vergeten, soms ook, dat we léérden vergeten wat beter vergeten kon worden. Het zijn vaak ook heel prettige herinnerin gen, die de ouderen aan het S'nterklaasfeest hebben, omdat deze brave heilige indertijd voer hen huwelijksbemiddelaar is geweest - ge woonlijk op indirecte wijze. Als het schuchtere jongelings- of bedeesde me:'sjeshart zich niet te uiten wist of durfde, dan kwam dikwijls de goede Sint te hulp en zei: geef mij dat pakje maar mee en ik zal heusch niet vertellen, van waar het oorspronkelijk komt. Dan deed de tegenpartij heel verrast en prakkezeerde het hoofd moe over de vraag van de afzending, het hoofd, waar doorheen nochtans slechts één naam spookte, telkens en telkens weer op nieuwJa, zóó was het begin van vele lief desEn zoo zal het ook nu weer zijn, en ko mende jaren. Het is een goede en mooie traditie, die van ons Sint N'colaasfeest; een traditie, die we moeten vasthouden en vervolgen, ondanks de zorgen van onzen tijd. Het kost ons zoo weinig. Met Sinterklaas vooral immers dienen we te weten, dat de waar de der cadeaux niet de mate van liefde, waar deering of vriendschap aangeven, maar het feit op zich zelf, dat men aan ons heeft ge dacht. Sinterklaas bezorgt ons verrassingen, 142) Dokter Verdier was de geneesheer, d:e het langst aan de inrichting was. Hij begaf zich terstond naar den nieuwen directeur. Waarde collega, zeide deze, ik heb de rap porten nagez'en betreffende de zieken, die hier in behandeling zijn, ik heb op allen mijn band teekening gemaakt en wij -zullen heden met het persoonlijk onderzoek van de patiënten be ginnen, maar daarbij zal ik breken met de ge woonte, die algemeen in de gestichten heerscht. Hier in mijn kamer zullen wij das onderzoek aanvangen, elk verpleegde moet hier gebracht worden. Ik zal dan mijn aanteekeningen voor mij hebben, de rapporten van mijn voorgan gers telkens kunnen raadplegen, om mij te lei den in geval mijn geheugen mij in den steek laat. Ik ben tot uw orders, dokter, zeide de ad- j unct - geneesheer Wij zullen beginnen bij Jeanne Rivat. Jeanne Rivat eerste afdeeling door de scherf van een bom in de hersens onherstel baar. Weet ge dat zeker? Ik geloof het wel. Die vrouw is nu reeds zeventien jaren in het gesticht, nadat zij in het hospitaal de la Pitié door een bekwamen niet bepaald rijkdommen. Als we goèdkoope pre sentjes verpakken in kranten, steeds weer méér kranten, en touwtjes en draadjes en wéér kran ten en bandjes en knoopjes, dan sluiten we een goedkoop cadeautje in de zachte wikkelen onzer; herinnering en knoopen we het geheel te sa men met draden, geweven uit de sponnige zij de onzer liefde. Daarom: laat het ook dit jaar weer een echt •Sinterklaasfeest zijn in de woningen van allen. Met overleg gaat dat zeer zeker. En laten de velen, die dat kunnen, Sinter klaas in deze drukke dagen een handje helpen We weten allen, wel zoo'n adresje, waar we een klein pakje kunnen laten afgeven een klein pakje, dat groote vreugde kan brengen als rna- terieele weldaad, maar bovenal als moreel goed, dat hoop en sterkte schenkt aan hen, die moe werden of twijfelachtig in den harden strijd om het bestaan en die zich dan minder verlaten zullen voelen. Het is zoo prettig om je zelf een goed'n Sin terklaas te weten, terwijl de wereld je mis schien voor een knorrigen Zwarten Piet houdt. R. Sint Nicolaas is een volksheilige in den vol len zin van het woord, want hij wordt bem'nd en vereerd door klein en groot, door arm en rijk. Uit bemiddelde en deugdzame ouders gebo ren, ontving de jonge Nicolaas een zeer zorg vuldige opvoeding. Voornamelijk wekton zijn vader en moeder in het hart van den ontvan- kelijken knaap een innige godsvrucht en een groote liefde tot den evennaaste. Zijn deugden en vooral zijn milddadigheid werden reeds ge roemd, toen hij nog een kind was Geen grooter vreugde konden zijn ouders hem bereiden dan door hem aalmoezen te laten uitreiken. En toen zij gestorven waren, verdeelde hij, die hun een'ge erfgenaam was, bijna de geheeie nala tenschap onder de armen. Eens vernam de Heilige, dat de dochters van 'n voornaam edelman, die tot algeheels ar moede was vervallen, gevaar liepen haar on schuld te verliezen. Tot driemaal toe wierp hij toen bij nacht een goedgevulde beurs met goud geld door het raam van den verarmden edel man, waardoor deze in staat werd gesteld zijne dochters volgens haar stand uit te huwelijken. Het verlangen om de he'lige plaatsen te be zoeken, waar de Heiland geleefd had, dreef Sint Nicolaas naar het H. Land. Op de vaart daarheen werd het schip door hevige stormen geteisterd, doch op voorbede van den Heilige van een wissen ondergang gered. Vandaar dat hij door de sch'ppers als hun beschermheilige wordt vereerd. In de nabijheid van menige ha ven treft men zijn beeld aan, terwijl de hoofd kerk van vele zeesteden aan hem was toege wijd, ook die van Amsterdam. Na zijn terugkeer uit Palestina werd hij bis schop van Myra, welke waardigheid ook zijn oom had bekleed, uit w'ens handen hij de pries terwijding had ontvangen. Hij was een voor beeldig opperherder. Geprezen worden overal zijn christelijke ijver in de onderrichting van het volk, zijn verheffing van den clerus en zijn nimmer falende bere'dwilligheid om weduwen en wezen en andere hulpbehoevenden te onder steunen. De Romeinsche keizer Diocletianus, een hevig vervolger der Christenen, spaarde ook dezen edelen menschenvriend niet. Hij ret den Hei lige opsluiten. Sint Nicolaas verdroeg geduldig alle kwellingen en trachtte door troostwoorden het lot zijner medegevangenen te verzachten. Na den dood van Dioclet anus kon iiij den her dersstaf over Myra weer opnemen. Met groote voorliefde onderwees de groote Heilige de kinderen, tot wie hij zich zeer voel de aangetrokken en wier groote weldoener hij was. Daarom wordt hij door de jeugd nog arts twee operatiën heeft ondergaan, waarop hij haar voor ongeneeslijk heeft verklaard, daarom ben ik van meening dat er geen ver andering in haar toestand te brengen is, het verstand is geheel uitgedoofd. Wij zullen zien. De adjunct-geneesheer boog zonder te ant woorden, maar kon een ietwat spottende glim lach niet onderdrukken. De twijfel van den nieuwen directeur kwam hem zeer ongegrond voor. Dokter Bordet hernam: Wees zoo goed aan de d:enstdoende verpleeg ster bevel te geven Jaenne Rivat hier te bren gen. Jeanne Rivat was in de afdeelingen der kal me patiënten geplaatst. De verpleegster, die over deze afdeeling was gesteld, was een meisje van seventeen jaar, wier gelaat reeds op het eerste gezicht de aan dacht trok. Zij was rijzig van gestalte en zeer schoon, prachtig kastanjebruin haar krulde om het zuivere, hooggewelfde voorhoofd, haar oogen hadden een zachten glans en op haar legel- matig fijn besneden gelaat lag een uitdrukking van droefgeestigheid, die een onweerstaanbare aantrekkelijkheid uitoefende. Haar handen en voeten waren zeer klein en sierlijk. Zij heette Rose. Deze doopnaam was tevens haar familie naam. Zij was als vondeling door het Armbestuur opgenomen. Sedert drie maanden was zij als oppasseres steeds in hooge eere gehouden. De H. N'colaas overleed den 6 December 326. Zijn overlijden, zoo lezen we in een oud-Hol- landsche levensbeschrijving „maeckte groote droefheydt in heel die stadt en lant.cm dat sy eenen soo grooten herder, vader, meester, be hoeder ende beschermer verloren De Bisschop pen met de Gheestelyckheyt, en het volck van 't omlighende landt vergaderden bij een, ende begroeven zijn Heyligh Lichaem met groote eere ende veel tranen, ende veel suchten in eene heerlycke ende kostelycke Kercke, die ooen ter tijdt in de stadt Myra was". ST. NICOLAAS. Dat is een dag van vreugde Voor allen klein en groot, Voor allen? Velen lijden, Helaas, gebrek aan brood Dat is een dag van weelde, Van juichtoon en gezang Voor allen? Vele harten Slaan, ach zoo zwaar en bang,. Hoe menig kinderoogje Ziet met een stillen traan Het lekkers en het speelgoed Voor de uitstalkast staan. Hoe menig moederharte Dat om haar kleinen bloedt! Ach kon zij slechts iets geven Van al dien overvloed! Hoe menige arme moeder Die werkloos vóór zich ziet: „Acht kinderen zucht zij gaarne. Maar 'k heb, ik heb het niet" Schept u de hoogste vreugde Bij al wat God u gaf, En staat, o lieve kind'ren, Ook iets voor de armen af! Laat in de hutten dringen Een blijde zonnestraal: Sint Niklaas zal 't u loonen, Niet tien maar honderdmaal. X. Diep gedoken in zijn zacht-bekleeden arm stoel, las mijnheer Verhagen liet avondblad, dat wijd-uitgevouwen vooi hem lag op het lees tafeltje door z'n zuster Marie met zorgvuldige nauwgezetheid voor hem geplaatst. Hij voelde zich moe en neerslachtig dezen avond, waarop andere menschen de zorgen des levens trachten te vergeten en zich overgeven aan uitgelaten pret of stil-huiselijk genoegen. Voor hem be stonden ze niet meer dan enkel in de herinne ring aan lang vervlogen dagen, toen hij in het ouderlijk huis verbleef en deze avond alle huis genootën vereenigd zag in onschuldige vreugd, genietend van de verrassingen elkaar zoo stil en heimelijk bereid. Dan straalde de lamp haar gloed uit over tevreden-lachende gezichten dan klaterden telkens weer de heldere kinderstem men in blijden jubel of zongen zij liederen den H. Bisschop ter eere. Nu was dit alles sedert lang voorbij; stil en eenzaam was zijn leven geworden, nu vooral voelde hij meer dan anders nog hoe somberheid hem omhulde en de verlatenheid hem neer drukte, zijn stemm'ng vertroebelde en ontevre denheid binnensloop in zijn hart. En toch, waarom zou hij klagen? Was hij niet eveneens genoodigd bij Marie's aanstaande familie, d:e hem gul en vriendelijk wilde doen deelen in het genot van dezen strooiavond? Ach ja, Marie had gelijk, zij hoorde bij Frits, haar verloofde; waarheen zou zij gaan, dan in dien kr'ng waarboe ze spoedig zou behooren? Maar hij? hij zou zich daar vreemd, overtollig voelen, het idee hebben van geduld te worden in het hospitaal geplaatst. Rose had Jeanne Rivat juist helpen klee- den, toen men haar het bevel overbracht, de krankzinnige naar de kamer van den nieuwe d'recteur te geleiden. Wat was zij veranderd, de arme Jeanne Ri vat, sedert den dag, nu zeventien jaren gele den, waarop de abbé d'Areynes haar onder de laatste stuiptrekkingen der Commune, aan een zekeren dood ontrukt had. Het bruine overvloedige haar was sneeuwwit geworden. Toch was zij nauwelijks veertig jaar, maar de arme vrouw had zooveel geleden. Haar gelaat was ingevallen, het had een geel acht-gen tint en droeg de sporen van lijden. Niettemin scheen zij zich aan het leven vast te klemmen. Haar gestalte bleef recht, haar schouders wa ren nog breed en forsch, de uitdrukking van haar oog was strak en wezenloos maar toch hadden die oogen nog hun glans behouden, soms plooide een droevige glimlach haar lip pen en dan kwamen de regelmatige en nog wit te tanden te voorschijn. Dikwijls bracht zij de handen aan het hoofd en betastte de plek waar haar de wond was toegebracht, die haar verstand gedood had. Van den eersten dag af dat Rose in het ge sticht kwam, had zij zich onweerstaanbaar tot deze verpleegde aangetrokken gevoeld. Waar om wist zij zelf niet. Jeanne Rivat sprak weinig. De enkele woorden, die zij soms deed hoo- ren, waren woorden zonder zin, maar die toch enkel en alleen om hem te doen genieten van andere vreugd. Neen, dan bleef hij liever alleen thuis. Of zou hij nog even wachten om straks, evenals in vroeger jaren, beladen met geschen ken, stil naar binnen te sluipen, ongezien, cp- dat de anderen niet te vroeg kennis zouden hebben, Van de hun toegedachte verrassin gen Zijn oogen gleden lusteloos langs de krant, 't scheen dat niets hem boeien kon, noch poli tiek, noch beursberichten. Zijn verveling zou hem ten slotte toch de deur uitdrijven, meende hij, ofwel in slaap soezen, in jaV.g vergeten. Al peinzend bleef hij zitten en staarde de rook wolkjes na, die kringelend opstegen naar het plafond. Zou zijn leven altijd zoo eenzaam zijn? Hij was nog in het beste van zijn jaren, pas even dertig. Waarom deed hij niet als Marie, die spoedig een gezin zou gaan stichten en ge lukkig worden met hem, dien ze liefhad? Och hij voelde zich oud, eenzelvig, kon zich moei lijk bewegen in den kring van moderne meisjes, vlindertjes meestal, hij, de ernstige, vroeg ver ouderde vrijgezel. Wie zou hem nog willen? Even glimlachte hij, een gedachte schoot plots door zijn hoofd, een eenvoudige meisjes gestalte teekende zich voor z'n oogen 'n slanke lieve brunette, 'n lief mondje dat hem soms, even maar, had toegelachen, als ze hem groette des morgens, als hij haar lessenaar passeerde, waaraan ze steeds ijverig te pennen zat. Zou zijjuffrouw Goverts?Och, kom,' ze ging steeds zoo op in haar werk, was zoo ge heel anders dan die drukke, steeds gichelende typistjes, die in het nevenlokaal werkten, waar hij zelden kwam, alleen reeds omdat die mo derne schepsels hem hinderden. Zijn geest bleef doorwerken, zijn gedachten concentreerden zicli nog slechts op dit ééne punt: Nelly Goverts.. Wat wist hij van haar? Niet veel, maar toch genoeg om zich een beeld te vormen van haar karakter. Ze was van goede familie, wees als hij: een flink doortastend meisje dat zich een werkkring gekozen had, liever dan afhanke lijk te zijn van haar verwanten. En d^n welk een lieve verschijning. Vreemd toch, dat hij het nooit te voren zoo had opgemerkt of lie ver, nooit zoo intens er over had nagedacht. Hij zag haar nu, zooals ze daar zat, eiken dag, 't blozende kopje met het mooie, golvende haar, gebogen over haar werk; de slanke vingertjes, sorteerend de vele paperassen die haar werk tafel overdekten. Zou zijzijwel eens ge dacht hebben aan hem? Och kom, de strenge chef scheen immers ongenaakbaar voor ieder vrouwelijk wezen. En toch... wie weet vrouwen zijn zulke raadselachtige wezens. Het scheen wel of een vreemde betoovering hem om ringde, hem beelden voorspiegelde, die louter een fata morgana zouden blijken voor de toe komst, die hem nu geheel anders toescheen dan een uur geleden. Loombehageiijk strekte hij zich u.'t, temperde het licht, zoodat slechts een zwakke schemerschijn nog scheen te leven on der de bonte lampekap. Heerlijk nu dat hij al léén wasdroomen, zalig nietsdoenach hij gunde het zich zoo weinig. Dat was moge lijk zijn fout.... hij dacht te weinig aan zich zelf, leefde de gewone dagensleur, liet de zorg voor het huishouden aan zijn zuster ever, die ér uitstekend voor geschikt bleek te zijn. Maar wat nu als ze trouwen ging? Hij, overgeleverd aan een huishoudster of wie weet in een pension En dat terwijl hij geloofde, dat zijn hart ontwaken ging en hij verlangens begon te koesteren die hem tot dusver geheel vreemd waren. Een driftige belleruk stoorde plots zijn ge peinzen vlug veerde hij op cn luisterde. O ja, er was niemand, het meisje natuurlijk ook raar huis dan maar zelf opendoenOp de stoep speurde hij een groote mand, haastige schreden verklonken in de doodstille straat een *leine< bengel op klompen verdween juist bijtijds om den hoek. Frans Verhagen bukte zich, nam de mand op en l'ep haastig naar binnen. Wat nu? een surprise voor hem?.... Kom, malligheidzeker voor Marie. Neen toch niet.... wacht er stond een adres op, in een d epen indruk op de jonge verpleegster maakten. Eigenlijk waren het minder de woorden zelf dan wel de klank der stem, die, hoewel toon loos en zonder uitdrukking, steeds doordrong tot het hart der verpleegster en het sneller deed kloppen. Het was verre van Rose de andere verpleeg den te veronachtzamen, die aan haar zorgen waren toevertrouwd, maar toch trok zij het arme schepsel, dat nu reeds zeventien jaren lang in haar wanhopigen toestand verkeerde, boven de andere voor. Jeanne van haar kant gevoelde een wel on bewuste, maar toch d'epe genegenheid voor het schoone meisje, dat haar met 2ooveel kin derlijke liefde verzorgde. Wanneer Rose bij haar was, dan hield zij geen oog van haar af en volgde al haar be wegingen; was zij er niet, dan zocht zij haar met haar blik. Rose had de gewoonte aangenomen haar „moeder Jeanne" te noemen. Ook nu zeide zij, zoodra zij het bevel van den directeur vernomen had, tegen haar pa tiënte Moeder Jeanne, ge moet eens met i.iij mee gaan. De weduwe van Paul Rivat, die op den rand van haar bed zat, stond dadelijk op. Zij leunde op den arm, die de verpleegster haar aanbood, en volgde haar gewillig. Het liep tegen het einde Maart. Buiten, in het veld en op de akkers was men druk aan het werk.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1931 | | pagina 5