De Zeeuïïsche Koerier Vrijdag 27 November 1931 Vijfde Blad Haar Surprise. St. Nicolaas-geschenken. van 46e öaargang. No. 5851 Jopie, je moest dat leuke wijsje nog maar es zingen, je weet wel: „Als de sneeuw in aantocht is Hè nee! Nou niet meer zingen! Jantje dan!! Vooruit Jantje. D'r komt geen sneeuw. Ik hou niet van sneeuw. Dan wor je ook nooit 'n Hollandsche jon gen. Nee, ontdekt Jopie 'n compomis, we zullen Sinter Klaas nog eens precies zeggen, wat we allemaal graag hebben. Nou, goed dan, berust Miep, de cudste en toonaangeefster van 't jonge goedje: Maar dan moet ik 't eerst Foei! bemoeit moeder zich met 't geval. Pas maar op, dat goeie Sint zulke dingen niet hoort! vult oom Theo aan. Miep slaat 'r oogen neer en bloost hevig. Gus, ja, je mag niet zelf de eerste willen zijn. Want, niet waar, „de eersten zullen de laatsten Ik ben liever de laatste! grootmoedigt Joop plotseling. Mooi! mooi! komt oom Theo over z'n opge nomen kopje. En waarom? vraagt moeder, die haar lieve pappenheimertjes kent. Omdat de zuster zegt, dat de laatsten de eersten zullen zijn. Ah, gannef! lacht oom en bergt den knip oog van zijn schoonzuster. Eerst moet Jantje zeggen, reglementeert moeder. Vooruit dan, Jantje! Ik?.... Ja! Hij peinst, vingertop in den mond. Je mag niet op je vingers zuigen. Da's heel onbeleefd, corrigeert Jopie ontijdig. Denk maar liever vast na over je eigen lijstje! O, dat weet ik al wel! Er is stilte, 'n heerlijke stilte, waar grooten en kleinen gespannen in zitten. Wat Jantje wel aan Sint Nicolaas vragen jgal. Ik weet 't! triomfeert hij ineens. Wat? Wat dan? Papa! Ik vraag papa! De twee andere peuters beginnen smakelijk te lachen. Zoo'n malle Jantje! Moeder vindt 't zoo mal nog niet. Dat zou ze zelf ook wenschen, als 't kon. Oom Theo brengt dat onder woorden: Je mag alles wenschen wat je ook werkelijk krijgen kunt, maakt hij 't jongske lachend weg wijs. Maar t jongske weet wat hij wil en wat hij hebben moet: Ik wil papa! Och, jongen berispt Jopie weer, papa is im mers naar Indië. Verleden week pas terug op de boot gestapt, vult Miep even wijs aan. En ik wil papa toch! Je zal tot Kerstmis moeten wachten, jon gen! verklaart oom Theo, vermaakt door Jan tjes vasthoudendheid. Dan moet de boot maar net zoo vlug gaan als 'n vliegmachien! Dus, jij zet op je lijstje, dat pa morgenvroeg jullie kamertje binnenstapt? Dat kan Sinter Klaas toch wel? Ja, kunnen, kunnenMaar hij moet er Veel moeite voor doen. En er zijn zoo ontzet tend veel kinderen te bedienen. Vraag maar gauw wat anders, boy, liefkoost moeder hem. Nou, dan wou hij ook nog wel 'n hobbel paard en 'n trein met rails. En dan nog Nee, nee, nee, nu Jopie! Teveel vragen is ge vaarlijk. De goede Sint houdt niet van heb zuchtige kinderen. Jopie had al zoo dikwijls naar de poppen in de etalage van den grooten Bazar gekekenDie eene in 't midden was de uitverkorene. Oom Theo wreef duim over wijsvinger met 'n gezicht van: „Nou, ncu!" Moeder zei, ook met 'r gezicht alleen: „Loopt wel los, oom Theo!" Ook wou Jopie de poppen kamer, die ze moeder al gewezen had. En.... Nee, de rest zou ze maar weer overlaten aan de gulheid van den goeden Sint. Toen was Miep aan de beurt. Leesboeken wou die vooral. En 'n lief jongenspakje om aan Corry van hier naast te geven. (Corry was 't kind van n arme weduwe in 't huis naast dat van de familie). Moeder ter belooning kuste haar toch wel edelmoedige schat en zei, dat ze ook voor Miep wel aan den heiligen Man zou vertellen, wat haar pleizier zou doen. Enu weet wel, hè, Moes? Ja, moes had er al zoo dikwijls naar ge luisterd, dat ze voor de vervulling aller wen schen gerust in durfde tsaan. En nu nog maar es flink gezongen, jongens! Misschien komt Sint Nicolaas dan wel weer bij jullie aan, vóór je naar bed gaat. Gaat u kijken of Hij al in de stad is, oom Theo? vraagt moeder opstaande. Ja, onmiddellijk! Zeg u Hem maar vast, dat we erg zoet zijn! adviseert Jopie. Goed, goed! Over 'n uur zal Hij er wel wezen hoor. Komt u nog terug? Ja zeker, maar dat zal wel niet gauw zijn. Oom verdween met moeder in de gang. Dus: die pop en de trein met rails en de keuken en de boeken enGoei grut, ze haalde wat met 'm aan! Kan je zelf niet, Cis? Hoe zou 'k van de jongens wegkunnen? Je doet 't straks maar even, als je hier geweest bent. 'n Werk van 'n half uurtje. Nou, vooruit dan maar weer! Als je om 'n uur of negen met alles klaar bent kunnen we hier onder ons nog zoo'n beetje surprise-avond houden. Tante Ans en 'jom Nic zijn van de partij. In orde, Cisje! Tot straks dan, hè! Hij stapte vlug in 'n tram en reed naar huis. Inmiddels sloofden Miep, Jopie en Jantje zich uit in allerlei St. Nicolaasliedjes. Als de lieve, heil'ge man nu nog iets vergeet.i Behalve pa! Dat was te mal. Dat ging nu eenmaal niet. Moeder in haar gemakkelijken stoel zat ver strooid te haken. PaJan wou pa Jan bevond zich aan boord van de Juliana op zijn terugreis van Indië. Drie maanden geleden was hy vertrokken. Wat gaat de tijd snel! En toch weer zoo langzaam, als je wacht, wacht Waar was hij nu? Ceylon, -Roods Zee? Dacht hij aan surpriseavond thuis? Zag hij haar en de kinderen bijeen onder St. Nicolaas- deunen? Opeens werd ze tot de werkelijkheid teruggeroepen door Jantje. Jantje hing op haar knie. Of ze nu wat radio mochten? Waarom niet? Jan zou zooiets ook aanstonds,Ze had al ingeschakeld op Huizen. Er was nog geen muziek. Er werden berich ten gegeven, 'n Trambotsing, 'n signalement Schiphol meldde de aankomst van de Bataaf VI uit Indië, met vier passagiers. Hè! Waarom pa toch maar niet liever per vl'egtuig overgekomen was! Stil toch, kinderen! Dat is veel te gevaarlijk! Denk eens aan! En ze somde alles op, wat pa op zoo'n tocht had kunnen overkomen. Hij stapte uit de tram, stak de straat over en stond voor zijn huis: „J van Balkum". Nog nooit had de aanblik van dat koperen plaatje hem zooveel pleizier gedaan. Z'n eigen naam, die hem tegenlachte in het licht der booglamp en hem welkom zei! Hij bracht zijn hand naar den schelknop. Ring! zou het gaan en Rang! gerekt. Dientje zou komen. Of Cis zelve! Hemel, die groote vreugde! Z'n hart joeg er van met iets van pijn: vreugdepijn zoo zalig! Eerst de auto voorbij laten snellenMaar ze ging niet voorbij. Ze schoof langs 't trottoir en stopte vlak voor zijn huis. Bezcek? Ah, sur prise-avond en St. Nicolaas! Theo? Jan van Balkum trad terug in 't portiek. De chauffeur sprong uit, opende het portier van zijn wagen. Monseigneur kwam uit de auto, gaf z'n fooi. St. Nicolaas wou schellen. De auto ronkte om weg te komen. Wacht even! riep van Balkum nu. St. Nico laas trok zijn hand terug. Het ronken hield op. Theo, broer! Wat, wat is dat?Jij, Jan?? 't Ts niet mo gelijk! Jan gaf zich in 't volle licht. Hij was 't' Allemachtig kerel! Maar hoe kan dat? Hoe kom jij hier? Hij dacht aan Jantje, maar bij- geloovig was hij allerminst. Ik zal je zeggen. Kom mee in den auto! Neen, in je huis, zeg! Geloof me, Theo! 't Is beter. Vreugde kan dooden. Dat weet je. Ik heb er zoo iuist iets van gevoeld. En ik was nog wel sinds acht da gen voorbereid. Zij stapten weer in, St. Nicolaas en Jan Weg zoefde de auto. Wat blijft de heilige Man lang uit, hè moes. Ja, meende moes oprecht, hij blijft lang uit. Maar komen doet hij zeker. Oom Theo houdt altijd woord. De schel gaat lang als in triomf. Ha!!!! d De kleinen grijpen elkaar was zenuwachtig vast. Nu gaat hij komen, die hart en nieren doorgrondt, die alles weet, ook van hun stoutig heidjes. Geen nood!! Moeder zal voor hen plei ten. Zij zal wel zeggen, dat ze 't zoo kwaad niet meenden. Dat deed ze verleden jaar ook. De goede Sint had wel gemopperd 'n beetje en Jopie had ie aan 'n oor getrokken met z'n wit- glacé handschoen, maar 't had geen pijn ge daan. En toen had ie gelachen om hun verbij sterde gezichten en tenslotte hen geprezen om dat ze zoo gaarne pleziertjes deden aan pa en moes. Moeder was St. Nicolaas tegemoet gegaan in |r de gang. De deur ging open. De peuters hiel den den adem in. Monseigneur trad binnen, erg vlug voor zoo'n ouden man. Achter hem moeder, die nerveus glimlachte. Waarom zei moeder nu niets? En waarom bleef de gcede bisschop met niets dan 'n schuddenden baard daar nu maar staan kijken naar hen? KinderenHa, nu kwam hij toch los! Hij trad dichterbijWaarom zei hij niets meer? Huilde Sint Nicolaas nu?.... Hij boog, boogpreste het drietal aan zijn hart. Boven 't groepje stond moeder, die niet wist, hoe ze 't had met St. Nicolaas. Ze zijn zeer braaf geweest, vond ze -Jnde- lijk. Hij, moest toch wat zeggen. Die vreemde Theo! Wat bezielde hem om zoo geheimzinnig te doen? En waarom bootste hij Jan's stem na?. Maar waarom zei ie nou niets meer? De kin deren wachtten toch! Dag, St. Nicolaas! besloot Miep het initiatief te nemen, daartoe aangemoedigd door de bui tengewone minzaamheid van Monseigneur. Dag, lieve Miep! Dag, lieve Jopie' Dag Jan- neman Hij kent ons allemaal! juicht Jantje. U weet ook alles, hè, goeie Sint! doet Jopie. We zijn, vervolgt Miep, ook wel es stout ge weest, lieve, heilige Sint Nicolaas. Maar we zul len nu voortaan altijd goed oppassen. 't Is goed, kinderen, 't is goedEn, me vrouw, vraagt hij haar handen familiair in de zijne nemend, hebben ze woord gehouden? Zijn ze dit jaar gehoorzamer geweest? Die malle Theo! Waarom zoo ongewoon tee- def? En wat keek ie, wat keek ie toch! Wacht maar! Va.navond op 't kransje zou 't allemaal op tafel komen.Maar drie paar kraaloogjes stonden smeekend om 't gunstige antwoord op moeder gericht. Ja, Sint Nicolaas, ze zijn veel gehoorzamer geweest. Daarom zou ik u willen verzoeken hun weer net als verleden jaar alles te geven, waar ze om vragen. Weer wordt er gescheld. Dientje gaat open maken. Stemmen op de gang. Van Dientje cn Wat is dat? Oom Theo? Mevrouw kijkt Mon seigneur aan, verdwijnt dan in de gang. St. Nicolaas lacht. Heeft Jantje niet gevraagd, dat z'n pa terug zal komen? Ja, goeie Sint, ja! roepen ze alle drie door een. Ik zal es kijken. Ik zal m'n best doen. Ze kijken elkaar aan. Meent Hij dat? Dag, lieve kinderen! Hij kust ze snel en verlaat de kamer. De jongens békomen niet van al hun verbazinkjes. Eindelijk Miep: Vonden jullie ook niet, dat de heilige Man pa's stem had? Ja, ja, pa's stem! Heelemaal pa's stem! Oom Theo in de gang deed niets dan la chen, alsmaar lachen. Wie is 't Theo? Toe, zeg 't nou Ik denk er niet over! Hij had de stem van Jan. Ja, zoo'n grapjas is ie nou eenmaal! Maar hoor nou es, Cis. Ik heb St. Nicolaas iets mee gegeven voor jou. Voor mij? Jouw surpris. Wacht je niet liever tot oom Nic en tante Ans er zijn? Neen. Ik wil, dat je ze zult begroeten met de boodschap, dat St. Nicolaas nog nooit zoo goed aan je gedacht heeft. Daar komt hij aan. Mon seigneur, wilt u maar even hier in den salon Goed, mijnheer, heel goed! Ik ga met Uw Doorluchtigheid mee. Zeg, Cis, kom je over twee minuten kijken? Ja. Niet eerder? Zooals je wilt. Waarom bonste haar hart nu zoo wild? Was 't van die surprise, de mooiste, die ze ooit Och, waren de twee minuten maar um! In de huiskamer vlogen de kleinen om haar hals. De heilige man had ze alle drie gezoend. En ze kregen pa misschien Wat? Heeft ie.... heeft ie dat gezegd? Snel keek ze rond om zich, als volgend de bliksemkronkelvlucht harer gedachten. Toen riep ze iets en holde terug. Neen, Cis, prostesteerde Theo, de twee minu ten zijn nog niet om. O, laat me zien, laat me hem zien! De deur van den salon ging open. Even schrok ze nog en wankelde achteruit. Maar ze keek, ze keek! Op den drempel verscheen la chend van geluk Jan! riep ze. Cis! Ze lagen aan elkanders borst, Theo pinkte 'n traantje weg. Maar de jongens.Hij ging er heen zachtjes als om deze stilte vol geluk niet te verstoren. KinderenJantje's wensen is in vervul ling gegaan. Jullie pa is daar. Door de ongemeen eerwaardige liefdadigheid van den H. Nicolaas aangespoord, bestaat in de familiën het aangename gebruik der St. Ni- colaasgeschenken aan de kinderen. Het aan denken aan den heiligen bisschop en zijne barmhartigheid hernieuwt zich daardoor van geslacht tot geslacht en aan hem wordt het woord der Allerhoogsten vervuld, dat bij de f viering der Heilige Mis op zijn feestdag na de Communie gelezen wordt en dat luidt: „Een maal heb ik bij Mijne heerlijkheid gezworen: zijn naam zal eeuwig duren! De „Rijnsche Antiquarius" zegt nu aangaande deze wijze van geschenken geven: Uit over oude tijden ontsproten, bestond het gebruik, daags voor het feest aan de kinderen geschen ken te geven, om zoo het feest zelf door een zoo genoemden heiligen Nicolaas, die in bonten tooi binnenstapte e nden verheerlijkten bis schop in persoon voorstelde, bevallig te doen in leiden. Vrome kinderen werden door dezen pseudo Nicolaas vriendelijk behandeld en ont vingen van hem appelen, noten en allerlei zoet gebak en om stoute kinderen tot verbetering te vermanen, daartoe was Belzebub de geleider va nden heilige, bestemd. Daarom noodigde men de kinderen uit hier en daar schotels neer te zetten, waarop St. Nicolaas zijn giften kon neerleggen. Waren de kinderen dan eindelijic na afloop van het avondgebed, naar bed ge bracht, dan verdubbelden zich de werkzaamhe den der volwassenen in het huis en allen be ijverden zich de schotels te vullen, tot welk ein de de St. Nicolaasmarkt hare schatten aan speelgoed en snoeperijen opende. Had men dit lieve werk verricht, dan gingen de ouden zitten om zich op kruidkoek en een zoet borreltje te onthalen, in blijde verwachting voor de jongen de nacht voorbij te gaan: en met het aanbre ken van den dag stonden de laaosten de geluk kige kinderen, op om te zoeken, te jubelen, te juichen, waarin de ouden medededen. Welke namelooze zaligheid, als de kinderen van huis tot huis elkander konden toeroepen! Ook bij ons is de heilige Nicolaas geweest en hij heeft ons goed bedacht De oude Duitsche dichter, pater Gallus Merel zegt in den kalender van Einsieden: „Het is ver blijdend, hoe zeer de vereering van d'n heiligen Nicolaas in bijna alle landen, waar slechts Ka tholieke Christenen wonen, in het volksleven overging, en welke verschillende, dikwijls waar lijk poëtische vormen zij daar aannam". Het is toch, alsof deze weldadige heilige met zijn knecht Ruprecht die hem vergezelt (in Bei eren heet hij „Kluifop", aan den Rijn heet hij .Belzebuth", in Holland noemen we nem „Pie- ter"), het goede en het kwade beginsel moest voor stellen, een soort van zinnebeeldige moiaai philisophie voor kinderen. Ieder der lezers zal zich wellicht eenige oogenblikken in zijn le ven herinneren waarop hij ook door vrees en eerbied voor dezen wonderman was aangegre pen. Menigeen zal nog weten, hoe ijverig hij als kind na elk Onze Vader zijn kerf m een stokje sneed, ten einde den heiligen Nicolaas een zicht baar bewijs te geven, hoe vlijtig hij gebeden had, en om zoo ook rijkere giften te mogen ver wachten. Anderen zullen weten, hoe zij savonds niet meer op straat durfden gaan wijl de warr te knecht met den zak rond gaat en de ondeu gende kinderen er in steekt. Vroeger bestond op vele plaatsen, vooral in kloosters het gebruik, dat zich een jongen of ook een volwassene als bisschop kleedde. Met een grooten eerwaardigen baard versierd, met de goudpapieren bisschopsmuts en een even kostbaren borstlap getooid, trok hij in een lan gen mantel rond, en de groote stafdragers en andere levieten, en wat vooral aller opmerk zaamheid trok, een ezel, die de met allerlei gif ten welgevulde manden droeg, volgden hem. Op den achtergrond loerde de met berkenrijsjes, dat is roeden, goed voorziene zwarte knecht. Een lantaarn wierp haar twijfelachtig licht op den zonderlingen stoet, die vóór of ook in de huizen kwam. Als daar de bel in des bisschops hand klonk, of een straaluit de lantaarn door de spleten der vensterluiken drong, hemel, vat klopten dan de kinderharten van vrees en hoop Maar de bisschop deed eerst zorgvuldig onder zoek naar het doen en laten dier kinderen en naar den uitslag daarvan werd ook loon en straf uitgedeeld. Als dan de heilige man wel licht een schotel vol appelen en noten op de tafel of den vloer uitstortte, dan stoven de kleinen, ondanks allen eerbied, er jubelend op aan, en zij beloofden zeer vroom en vlijtig te zul len blijven, en ook in het volgende jaar zeer veel te bidden, ten einde weer appelen en no ten enz. te krijgen. De prozaische werkelijkheidsmensch zal zich hier wrevelig afwencfen en in zijne wijsheid vin den, dat het afschuwelijk bijgeloof geweest 's. Daarover willen wij met hem niet twisten. In het algemeen werd echter door dit onschuldige gebruik de opvoeding in de school en in de fa milie ondersteund en eene bloem in het kinder leven gevlochten, wier zoete geur dikwijls tot in den rijpsten mannelijken leeftijd frisch behou den bleef!! Soms gebeurde het ook, dat een geestelijke den heiligen Nicolaas voorstelde en dat schonk aan het uitdeelen der geschenken eene grocte- re plechtigheid. Zoo was het sedert menschenheugenis nog het geval op vele kasteelen. Omringd van zijn beambten verscheen de regeerende vorst, ge kleed in sierlijk feestgewaad in een zinrijk ver sierde zaal van het kasteel, waar ook de vorste lijke kinderen bijeen waren. Kort daarop trad de proost der nabijzijnde domkerk, als bisschop Nicolaas gekleed, met bisschopsmuts en staf ge tooid, van levieten en dienaars gevolgd, waar dig de zaal binnen, ondervroeg de vorstelijke kinderen in den katechismus en in de bijbel- sche geschiedenis, deed zich door de ouders en den gouverneur aangaande hun godsdienstig en goed gedrag inlichten, prees den één, maar berispte den ander, zooals ieder het verdiend had.<Dan liet hij geschenken aan hen uitdeelen en eindigde met hartelijke vermaningen d*e tot trouwe navolging van het Christuskind opwek ten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1931 | | pagina 5