belasting moeten betalëri. Zooals gëzëgd, aldus spr., zou ik me bij het aanhoud? i van mijn voor stel kunnen neerleggen als ook B. en W. hun voorstel zouden intrekken. Doch dan zal men de personeele belasting niet meer kunnen ver- hoogen. En ik weet, aldus spr., dat de gemeen- te-financiën moeten worden opgevoerd. Ik ben het niet eens met den voorzitter, zegt spr., dat het pleizierig is voor de arbeiders dat 2ij een steentje bij kunnen dragen. Dat is heel aardig als men het heeft. Doch als men van f 300 a f 900, en dan schat ik nog heel hoog, zegt spr. moet rondkomen, is het onmogelijk, nog eens in de zak te tasten. Het is reeds onmogelijk, kleeren en '.schoeisel te koo- pen, waar de huishuur zooveel vraagt. De voorzitter: Als er dan geen mogelijkheid is, zal de Raad ook wel raad schaffen. De heer de Leux kan zich daar niet mee ver eenigen. De voorzitter wijst er nog eens op, dat die ver hooging op alle belastingbetalers drukt. Ook de middenstanders hebben het zwaar te verant woorden. De heer de Leux herhaalt, dat het erom gaat, dat men het geld moet laten opbrengen dcor hen, die kunnen betalen. Niet door hen, die reeds tekort hebben. De voorzitter: Uw voorstel komt slechts aan één klasse ten goede. Alle andere, ook de mid denstanders en kleine ambtenaren, zullen daar door gedupeerd worden. Ten respecte van de arbeiders zitten we met een tekort van dui zenden guldens. Daarom heb ik gezegd: Laat de arbeiders een kleinigheid bijdragen; als zij niet kuhnen dan kan nog raad worden geschaft De heer de Leux: Een heele hoop middenstan ders zullen niet meer behoeven te betalen dan bij het vorostel van B. en W. 'Zij zullen er eer profijt van hebben dan nadeel. Men moet het niet verkeerd voorstellen. De voorzitter: Ik zeg de waarheid. De heer de Leux: U zegt dat alleen de arbei ders, worden vrijgesteld. De voorzitter: Minder gedrukt Spr merkt dan op, dat de vraag of andere bronnen zijn aah 'te boren zonder de belastingen te verhoo- gen, niet ineens te beantwoorden valt. Het voorstel de Leux kwam 1 dag vóór de raadsver gadering binnen, zoodat men daarvan geen stu die heeft kunnen maken. De heer de Leux. In de vorige raadsvergade ring heb ik gezegd: Ik zal mijn voorstel intrek ken en met een ander komen. Toen ik echter op de agenda van deze zitting zag, dat B. en W. het percentage van 5 op 10 pCt wilden brengen, was ik wel verplicht met een voorstel te komen. Als het een maand vroeger was geweest zou ik mijn voorstel hebben teruggehouden maar thans was het de uiterste termijn. De voorzitter herhaalt, dat men geen studie van het voorstel heeft kunnen maken. De heer de Leux: Daar is niet veel moeilijks aan. Mijn voorstel voorkomt de aeffing van op centen. Ik hoop, zegt spr., dat de middenstand er voordeel bij zal hebben. De heer de Mul: Wie betaalt9 De heerde Leux: Zij, die kunnen. De heer de Mul: Dat is een heel gemakkelijk antwoord. Die menschen zitten ook voor lasten. De heer de Leux: Dat ben ik met U eens, en ik weet ook, dat het voor hen, die belasting moe ten betalen over f 1000 huurwaarde harde een ten zijn. Ze zijn echter nog harder als ze van tekorten moeten betaald worden. De voorzitter vraagt nu, wie het voorstel de Leux steunt. De heer IJsebaert verklaart, het te willen steunen. De voorzitter: Dan wordt het dus onvoldoen de gesteund. Wethouder Marquinie: Ik heb het mijne ever deze kwestie gezegd. Het voorstel is te ingrij pend om nu een beslissing te nemen Wij kun nen echter zoo spoedig mogelijk met een voor stel komen. De heer de Leux: Dat kan niet meer achter dezen dag. WethouderNeeteson: Neen, dan is de belas ting voor dit jaar vastgesteld. Wethouder Marquinie. Het gaat alleen om een verhooging van het percentage van 5 op 10 pCt. De heer dt Leux: Er zullen ook opcenten ko men. Wethouder Neeteson; De heer de Leux praat steeds van drukkende belastingen, Er is echter alleen sprake van een drukkende belasting op de huurwaarde. - De heer de Leux: Natuurlijk. lioNDVRAAG. a. De heer de Leux: We zitten nu toch zoo langzamerhand in de rondvraag en daarom zou ik' aan B en W. willen vragen, hoe zij hebben gedacht over de circulaire van der. minister in zake het verstrekken van gratis-rijwielbelasting plaatjes. De voorzitter antwoordt, dat wie daarvoor in aanmerking komt en een gegronde reden kan opgeven, van B.en W. kosteloos een belasting plaatje ontvangt. Wethouder Marquinie betoogt, dat men tegen woordig zooveel opdrachten van den minister ontvangt en dat het voor B. en W. niet uit te maken is, wie voor een gratis-plaatje in aan merking komt. Spr. zou liever zien, dat de mi nister zelf besliste, door bv. voor te schrijven, dat aan een bepaalde klasse kosteloos een plaat je moet worden verstrekt. Thans kan het ge makkelijk voorkomen, dat B. en W. denken, dat de een of ander het niet noodig heeft terwijl hij het in werkelijkheid wèl noodig heeft. Ge ven we iemand een kosteloos plaatje en het blijkt later, niet noodig te 2ijn geweest, dan komt van den anderen kant weer oppositie. Laat de Minister b.v. zëggën: Ik zal *4 bijdragen 1 als B. en W. dan de helft betalen. Thans zal het voor B en W. een ondankbaar werk zijn. De cir culaire is verder ook niet heel duidelijk. b. De heer de Leux vraagt, waartoe de zware tegels moeten dienen, die aan de Parklaan lig gen. In den Raad is daar nooit over gesproken De voorzitter antwoordt, dat die moeten die nen om de modderpoel bij den ingang •■.an het Park naast het huis van Mevr. Stubbé weg te maken. B. en W. besloten den inham ter plaat se met die tegels te beleggen. Zij hebben daar voor zware tegels gekozen, wijl ze bestand moe ten zijn tegen voertuigen. De heer de Leux informeert nader welke op pervlakte belegd zal worden. De voorzitter: Ongeveer 500 M2 Spr. licht dat nader toe. De heer de Leux is van meening, dat men dat gedeelte beter met keien dan met zware te gels kan bestraten. Tegels zullen toch stuk ge reden worden. Men zou ook sintels kunnen ge bruiken. Wethouder Marquinie merkt op, dat toen de ze zaak in B. en W. is besproken, men ook heeft onverwogen, wat de goedkoopste weg zou zijn. Het bleek daarbij, dat men zoowel met klinkers als met keien duurder zou zijn uitgekomen dan met tegels. Spr. meent echter dat er veel te veel tegels zijn besteld. Dat is niet besloten. Ik geloof niet, zegt spr., dat er meer dan 350 M2 te beleggen valt. Het was de bedoeling, de tegels te leggen van de boomen tot den inham. Ik zie echter, dat men ook het pad wil gaan beleggen. De voorzitter: Wat U daar zegt, hoort meer bij B. en W. thuis. De te beleggen oppervlakte is op 500 M2 geraamd. Er is nooit sprake van geweest, dat we zullen doen, zooals U het thans voorstelt. Ik heb daar nooit een woord over ge zegd. Het is overgelaten aan deskundigen. Wethouder Marquinie: Er is niet besloten 600 M2 te gaan beleggen. Ik betreur het nog, dat er zooveel besteld is. Natuurlijk zullen de tegels later wel tepas kunnen komen, maar men had nu met minder kunnen volstaan. De voorzitter: Het zou beter zijn geweest, als U Uw bezwaren bij B en W naar voren had ge bracht. Waarom moet dat nu hier gebeuren Wethouder Marq/ainie: Ik heb er in B. en W. over gesproken. De heer de Leux: Als ik goed ben ingelicht, liggen er 9500 tegels. Daar kunnen 995 M2 mee belegd worden. De voorzitter: Dat zal de vraag zijn. De heer de Leux noemt het treurig, dat zoo- iets buiten den Raad om wordt gedaan. In ste den wordt niet zóó geplaveid als hier in ons kleine park. De voorzitter merkt op, dat een en ander ten slotte den arbeiders ook ten goede komt. De heer de Leux: Ik ben niet tegen werkver schaffing. Doch nergens gebruikt men in ste den zulke zware tegels voor een park. De voorzitter: Het is niet voor het park maar voor den ingang. Het is daar steeds een modder poel. De heer de Leux: Men had kunnen volstaan met sintels te strooien. Na een korte onderlinge discussie tusschen den heer de Leux, den voorzitter en wethouder Marquinie over de afmeting van het te beleg gen terrein, merkt de heer de Leux op, dat hij hoopt, dat voortaan meer rekening zal worden gehouden met den Raad. c. De heer IJsebaert noemt het treurig. dat; waar de werkloosheid in Sas zoo groot is, zich niet meer Sassenaars gaan aanmelden te Sluis kil. Onder de 70 menschen, die zich daar on langs aanmeldden, bevonden zich slechts 1 Sas- senaar en 2 bewoners van den Stuiver De be trokkenen zijn allen direct aangenomen. Spr vindt dat treurig en zegt, dat het een verkeerd idee is van de menschen in Sas van Gent. De heer de Leux meent, dat de heer IJse baert zich vergist. Er hebben zich minstens 25 arbeiders uit Sas aangemeld. De heer IJsebaert verklaart, dat hij ze zelf heeft zien staan. Hij zou ze kunnen noemen. De heer de Leux repliceert, dat de betrokke nen hem gevraagd hebben, wat later te mogen komen teekenen aangezien ze naar Sluiskil wil den gaan om werk te zoeken. De heer IJsebaert: Dan wisten ze misschien niet, op welken tijd ze er moesten zijn. Spr heeft persoonlijk van den directeur vernomen dat hij nooit Sassenaars zag. De héér de Leux acht het jammer, dat zoo iets hier niet bekend is. Spr. zou B. en W. den raad willen geven, den directeur van ae Amo- niakfabriek eens aan te schrijven en hem te ver zoeken om kennis te geven aan de arbeidsbeurs te Sas als hij werkvolk noodig heeft. Wethouder Marquinie merkt op, dat de be hoefte aan arbeiders dikwijls plotseling ont staat. Als er dan 50 a 60 man aan de poort staan, neemt men daaruit wat noodig is. De heer IJsebaert meent, dat men doorgaans wel eenige dagen tevoren weet, hoeveel men schen men kan gebruiken. De heer de Leux herhaalt zijn advies aan B en W. Wethouder Marquinie: Het zou misschien niet slecht zijn, dat we er eens met den directeur over spraken. De voorzitter: Dat vind ik heel goed als B. en W. daar succes mee hebben en als de menschen danook blijven werken. Het is ^chter reeds meermalen voorgekomen, dat Sassenaars, die aangenomen waren, na enkele dagen weer weg bleven. Spr. memoreert dan het geval, dat een Sassenaar, die zich bij de werkverschaffing kwam aanmelden, desgevraagd zei, dat het hem te lastig was, eiken dag naar Sluiskil te moeten rijden. Het is uiteraard voor B. en W. gewenscht te weten, dat zij met eventueele stappen succes zullen bereiken. De heer de Lepx: Den man, waarovér u zco- even sprak, hebt U geen werk gegeven. De voorzitter: Natuurlijk niet. De heer de Leux: Men mag niec allen over dezelfde kam scheeren. Het meerendeel der werkloozen zal wèl op Sluiskil willen gaan wer ken. Spr. herhaalt dan dat, volgens zijn gege vens, 25 man zich zouden hebben aangemeld. De voorzitter: B. en W. kunnen in.overweging nemen of er stappen gedaan kunnen worden. De heer IJsebaert merkt nog op, dat er wel iets waars schuilt in hetgeen de voorzitter naar voren heeft gebracht. Spr. geeft zelf ook een voorbeeld ter toelichting. Hij herhaalt, dat der gelijke dingen verkeerd zijn. De heer de Leux: De Sassenaars staan te Sluiskil dan in een slecht* blaadje. De heer IJsebaert: Inderdaad. De voorzitter leest alsnu het door hem reeds vroeger aangehaalde schrijven van den heer Stouthamer voor, dat als volgt luidt: Aan den voorzitter der gemeenteraad te Sas van Gent. Edelachtbare Heer. Tot mijn spijt moet ik u berichten dat ik ae raadsvergadering van hedenavond niet kan bij wonen, aangezien ik een kleine operatieve be handeling heb ondergaan aan het hoofd het welk tot a.s. Zaterdagavond geheel omwonden moet blijven. Het spijt mij te meer daar dit zeer waarschijn lijk de laatste vergadering is die ik kan bijwo nen, ik dank u dan langs dezen weg voor de wijze waarop u mij steeds te woord heeft ge staan altijd mijn overtuiging respecteerende, ook zal ik steeds aangenaam herdenken de goe de verstandhouding met de overige raadsleden, ook mag ik hier niet nalaten een woord van dank te richten tot den secretaris voor de hulp en voorlichting die ik steeds van hem heb mo gen ondervinden. Ontvangt thans nog mijne beste wenschen voor onze gemeente, hoopende dat het den nieuwe raad moge gelukken veel goeds tot stand te brengen, en dat men naast de morgen voor de zoo zwaar getroffen arbeidende klasse ook niet vergeten zal de nooden van de kleine neeringdoende middenstander. w.g. A. STOUTHAMER. raadslid Daarna spreekt hij den Raad als volgt toe: M. H. H. Aan 't einde dezer vergadering, de laatste in de periode 1927-1931, breng ik den raad mijn hartelijken dank voor alhetgeen in 't belang onzer gemeente is tot stand gebracht: met vol doening mocht ge daarop terugzien; Zoo a.m. op de grenswijziging waardoor voor een deel aan onzen wensch is tegemoet gekomen; een besluit van uwen raad waardoor het college van B. en W kreek en vuilnisbelt deed omwerken in een park, dat door bezoekerse zelfs van verre over de grens, een sieraad onzer plaats genoemd wordt. Drie onzer raadsleden keeren den lsten Dins dag van September niet weder; ik neem aer- halve in deze vergadering afscheid van U. Ik heb het genoegen te kunnen constateeren, dat uwe medewerking mij al een aangename herinnering zal bijblijven; Naar uw beste weten hebt ge de belangen der gemeente gediend en, ofschoon niet meer in ons midden, we est er van overtuigd, de waardeering voor U blijft wei in ons midden. Moge het U mijne heeren in Uw particulier leven wèl gaan, en bedenk, dat U de sympathie van de blijvende raadsleden en den voorzitter zal bijblijven. En U heeren Wethouders, met wie ik meer in het bijzonder in contact ben en gedurende de periode 1927-1931 met mij de moeilijke jaren moest doorworstelen, op wien ik nooit tever geefs een beroep op Uwe medewerking heb ge daan, U zeg ik mijn hartelijke dank. Wel is waar teekende de wijzer niet immer dezelfde richting doch den handdruk bij beëindiging on zer vergaderingen, getuigde, dat we 't zakelijk van het persoonlijke wisten te onderscheiden Heeren Wethouders, ik dank '»J voor Uwe loyale medewerking waardoor zooveel goeds in onze gemeente is tot stand gebracht. U, mijnheer de Secretaris verdient ons aller dank; veel, zeer veel is in het tijdvak 27-31 van U gevorderd, doch Uw geest en kracht scheen onuitputbaar wanneer het goldt de gemeente met Uw kennis en arbeid te dienen. Ik zeg U dank. De heer de Mul: Ik zal wel de tolk zijn van de aftredende raadsleden jammer dat er een niet aanwezig kan zijn als ik dank zeg voor de vereerende woorden, zooeven tot ons gespro ken. Wij zijn van meening, dat in de laatste zittingperiode door ons in vriendschappelijke saamhoorigheid naar beste weten de belangen der gemeente zijn gediend en wij hopen i iets beters dan dat onze plaatsvervangers zulks op vriendschappelijke wijze zullen vervolgens. Wi; durven danook hopen, dat die heeren, die hoofd zakelijk door de werkende klasse in den Raad zijn gebracht, naast de belangen van den werk pian, ook niet zullen vergeten de belangen van den handeldrijvenden middenstand, die in den nieuwen Raad maar matig vertegenwoordigd is Ik dank ook de heeren wethouders en de overige raadsleden voor de vriendschappelijke wijze waarop wij onze vergaderingen altijd hebben doorgebracht. De heer IJsebaert: Ik geloof, dat de heer de Mul onze gevoelens voldoende heeft vertolkt Ook mijnerzijds dank. Wethouder Neeteson spreekt dan ongeveer als volgt: Ik wil een klein antwoord geven op hetgeen U zoo vriendelijk zijt geweest te zeg gen ten aanzien van de wethouders. Wat be treft de samenwerking in ons college kan ik met Uw woorden volkomen instemmen. U hebt gezegd, dat we het niet altijd met elkaar eens waren. Dat is inderdaad het geval geweest. Doch dat behoeft ook niet, Als men maar per sonen van zaken weet te onderscheiden. En dat is geschied, zoodat wij steeds aangenaam heb ben samengewerkt. In de laatste 4 jaar zijn din gen tot stand gekomen, waarop we met genoe gen mogen terugzien, dingen, die gestrekt heb ben tot heil en bloei van Sas van Gent. Mocht het zijn, dat geen van ons beiden terugkeert of een van ons niet terugkeert in het college van B. en W. dan kan ik alleen wenschen. dat de samenwerking tusschen de wethouders en bur gemeester en secretaris op dezelfde wijze zai mogen plaatsvinden als in de lange peiiode reeds meer dan 13 jaar dat ik wethouder ben geweest, steeds het geval was. Wethouder Marquinie verklaart, de woorden van wethouder Neeteson geheel te onderschrij ven en zegt zijnerzijds eveneens dank voer de samenwerking. De heer de Leux wil bij de gesproken woorden van dank ook de zijne voegen en uit naam van de arbeiders, die in den nieuwenRaad verte genwoordigd zullen zijn, verklaren, dat zij niet alleen -de belangen der arbeidersklasse doch ook die van het algemeen zullen behartigen. Het zal onze taak zijn, aldus spr., de belangen van 'het algemeen te dienen doch het zal dubbel onze taak zijn, voor de arbeidersklasse zóó op te draaien, dat deze ongeschondën uit het strijd perk komt. Spr. hoopt, dat In den nieuwen Raad dezelfde samenwerking zal mogen be staan als in den ouden Raad het geval was. De voorzitter: Mijnheer IJsebaert, mijnheer de Mul, als afscheid wil ik U de hand drukken. Spr. drukt dan beiden raadsleden de hand. Hij sluit daarna de vergadering. Genieeuleraad vau Sas van Gent. Raadszitting van Dinsdag 1 September 1931 n.m. 6 uur. Voorzitter: burgemeester L W G Hoefnagels. Mede aanwezig de raadsleden E. C. van Goet- hem, P. J. Kaas, J. J. de Leux, C. L. de Maayer, C. Machielsen, A. A._ Marquinie, L. T. B. de Meijer, P. A. Neeteson, P. J. Seybel, W. Tak, V. Verschaffel en de secretaris F. P. J. Stubbé. De voorzitter opent de vergadering en spreekt den Raad dan als volgt toe: De stem der kiezers heeft U gebracht in deze Raadszaal. Ik heet U welkom. Art 45 der ge meentewet eischt, dat, alvorens de toegelaten raadsleden hun arbeid aanvangen, zij den eed afleggen in handen van den voorzitter. Zijn de heeren daartoe bereid? De raadsleden geven teekenen van instem ming. I. Installatie en beëediging leden van den Raad- TfiHi* Een voor een leggen dan de raadsleden de voorgeschreven eeden af. De voorzitter zegt danHeeren van den Raad U hebt voor God gezworen, dat U de belangen van onze gemeente met al Uw vermogen zult voorstaan en behartigen. Thans kan ik, heeren, tot U zeggen; Gij werkt vanaf deze stonde met mij mede ten zegen van Sas van Gent. Ik be groet in U mannen met een blanco register, d w.z. mannen zonder ruggespraak en onafhan kelijk tegenover partijen want weet wel: Hfer is een ieder onzer verplicht te arbeiden niet uit sluitend voor één groep of terwille van één groep maar hier wordt gearbeid ten zegen van Sas van Gent, ten zegen van zijn inwoners. Spr. stelt dan voor, de notulen der vcrige ver gadering aan te houden, hetgeen door den Raad z.h.st. wordt goedgevonden. II. Benoeming Wethouders. De voorzitter benoemt de heeren Verschaffel en Tak tot stemopnemers. Bij eerste stemming worden 5 stemmen uitge bracht op den heer Neeteson en 6 op den heer Tak, zoodat de heer Tak door den voorzitter be noemd wordt verklaard. Desgevraagd verklaart de heer Tak de benoe ming gaarne te aanvaarden. De stemming voor den tweeden wethoudersze tel heeft tot resultaat, dat 6 stemmen worden uitgebracht op den heer Marquinie, 4 op den heer van Goethem en 1 op den heer Neeteson. De voorzitter verklaart den heer Marquinie benoemd en vraagt hem of hij zijn benoeming aanneemt, waarop de heer Marquinie oevesti- gend antwoordt. De voorzitter zegt dan: Ik hoop, heeren geko zen wethouders, dat ik, wanneer deze zittings periode zal zijn verloopen, dezelfde woorden tot U kan richten, die ik in de laatste vergadering met de afgétreden wethouders tot deze hob ge richt, dat namelijk werkelijk Sas van Gent te vreden mag zijn over Uw optreden en over het geen door U is totstand gebracht III. Benoeming leden der Commissie van on derzoek rekeningen en begrootingen der ge meente. De voorzitter: Het tijdstip is daar, dat we moeten krijgen een Commissie van Onderzoek der rekeningen en begrootingen. Die bestaat uit 3 leden. Ik benoem tot stemopnemers dezelfde heeren, die zooeven als zoodanig hebben gefun geerd. Bij eerste stemming worden uitgebracht: 5 stemmen op den heer Verschaffel, 2 op den heer Neeteson, 1 op den heer van Goethem, 1 op den heer de Leux, 1 op wethouder Marqui nie en 1 op den heer de Meijer. De heer Verschaffel: Ter voorkoming van mis stemmen wil ik erop wijzen, dat ik reeds 9 jaar lang lid van de Commissie van Onderzoek ben geweest en een eventueele benoeming thans niet meer zal aannemen. Ik heb die betrekking

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1931 | | pagina 2