De Zeéowschs Koerier
Vrijdag 17 Juli 1931.
Tweede Blad.
Vijfde R.-K. Onderwijzersdag in Zeeuwsch-Vlaanderen
van
462 öaargang. No. 3794.
("Vervolg).
Alvorens den spreker van den morgen, den
heer Takx het woord te geven, merkte de voor
zitter naar aanleiding van de langs de wanden,
van de zaal opgehangen talrijke, zeer ver
zorgde teekeningen, dat het de bedoeling was
geweest, een volledige tentoonstelling te crga-
niseeren van teekenwerk van leerlingen, dcch
dat daarvan door omstandigheden niets was
gekomen. Met medewerking van enkele colle
ga's was spr, er échter in geslaagd toch nog
een verzameling bijeen te brengen, die gezien
mocht worden. Bij het exposeeren der teeke
ningen had geenzins de bedoeling voorgezeten
om elkaar den loef af te steken, doch men wil
de daardoor slechts een demonstratie geven van
de verschillende methoden om daardoor te
komen tot een inzicht van hetgeen nog ont
breekt. Spr. voegde hieraan nog de opmerking
toe, dat de Inspecteur van het L. O. verklaard
had, dat er in Zeeuwsch-Vlaanderen goed wordt
geteekend.
Vervolgens noodigde spr. den heer Takx uit,
zijn lezing te houden.
Lezing A. W. P. C. Takx.
Van de belangwekkende en keurig verzorgde
lezing van den heer Takx, die met lantaarn
plaatjes (vertoond door den heer H. Feijen uit
Sas van Gent) werd geïllustreerd, laten wij hier
een zoo uitvoerig mogelijke weergave volgen:
Dames en Heéren!
Na Uw voorzitter gedankt te hebben voor het
welkom, dat hij mij in Uw naam wel heeft wil
len toespreken en na een woord van oprechten
dank voor de vereerende uitnoodiging op te
treden in een onderwijzersdag een dag van
„individueele opwekking en verfrissching dooi
de suggestieve kracht van massale één voeling"
zooals Sigebertius Rombouts dezer dagen in zijn
tijdschrift signaleerde; een Onderwijzersdag
over wiens cultureele en ethische beteekenis ik
gaarne veel zou wenschen te zeggen, waar
over ik echter zwijgen moet, door het onder-
derp van mijn tweespraak met U geroepen naar
de zakelijke werkkamer der practische didactiek
oprechten dank zeg ik, op te mogen treden
in dezen kring van Zeeuwsch Vlaamsche col
lega's, die ik reeds te voren dank ook voor de
aandacht, die zij aan mijn woorden willen
schenken. Een geestig Franschman heeft eens
gezegd: „c'est lauditoire, qui fait i'orateur";
ik mag dus met veel hoop beginne».
Als aan eiken tak van wetenschap de tisch
gesteld wordt, haar materiaal genetisch d.w.z.
in haar historische wording, in haar genese te
doorvorschen, voordat ze komt fot het wat, tot
het waaruit bestaande hic et nunc, tot het no-
ethische, en voordat ze hieruitt concludeert tot
het: waartoe dient het, tot het eritische, zpo
moet ook de opvoedingswetenschap, voor heden
morgen slechts beschouwd weliswaar op een
grensgebied, nl. dat van de toepassing in de
didactiek, die meer een vaardigheid, 'n kunnen
is dan een kennen, hoewel ze naar levenssappen
krijgt toegevoerd uit de wetenschap der paeda
gogiek in 't algemeen, daar mag en moet deze
voordracht zonder nochtans zich te verlie
zen in historische spitsvondigheden, U de gene
se van teekenen van den opgroeienden mensch,
met of zonder leiding van den volwassene, van
den betrekkelijk volleerde, voorhouden en zoo
veel mogelijk aanschouwelijk maken.
Welnu, mag ik U in gedachte meevoeren langs
de galerij der eeuwen en mag ik U in groote
lijnen meedeelen, wat vorschen in de geschie
denis van het opvoedkundig denken te doen heb
ben gevonden omtrent het klein stukje toege
paste wetenschap, dat het bewust leiden v. h.
teekeninstinct van den opgroeienden mensch
beteekent?
Comenius, die aan de poort van den nieuwen
tijd zijn poort der talen („Janna linguarum")
ter lezing lei en 'die der jeugd van dien nieu
wen tijd,, De Wereld in beeld" voor de verraste
oogen ontrolde, zag reeds in het teekenen een
middel om de dingen nauwkeurig te leeren be
schouwen: hij liet dus teekenen, teekenen was
hem geen doel, maar middel om der dingen
vorm en bedied kenbaar te maken. Borgende
bij den grooten voorganger van bijna alle mo
derne visies op opvoeding en onderwijs, die ïe-
naissance, humanisme, reformatie beurtelings
voor zich opeischen ik meen de visies
bij den Spanjaard, Engelschman, Brelanaar
Juan Luis Vives, heft C het groote beginsel der
werkelijkheid, ook in het vak teekenen, inge
voerd! Leonardo da Vinei reeds had tallooze
leerlingen en dat voor vele komende geslachten
de copieërmethode voorgehouden: nateekenen
van menschfiguren en koppen Nateekenefi:
Rousseau, de man van het oorspronkelijke, van
het natuurlij k-zich-ontwikkelende: een gruwel:
en daarom hij: teekenen naar de natuur en
goed-waarnemen van het omringende als doel!
Pestalozzi die van Comenius en Rousseau liet
goede nam en practiseerde in Ifferten en Stanz
en zich medehelpers wist te vormen, inspireerde
zijn secondant Buss tot het publiceeren van een
eerste eenigzins stelselnfatige handleiding voor
het teekenen, dat gansch meetkundig georiën
teerd, zeker de oefening der hand, maar weinig
de oefening van het oog ten goecie kwam.
Wij hier in het onbewogen Nederland, ^ij, met
onze indolente negatie van wat xiietdirect-nut-
üg was of althans van wat moest wijken voor
nuttiger, wij hebben in da Vinci's voetspoor tot
de negentig jaren gezapig aangestapt en we
hebben gecopieërd, naarstig gecopieèrd en we
hebben Rousseau en Pestiozzi laten praten!
Ondanks de draadmodellen, vernuftig gecon
cipieerd door den Franschman Dupuis, oe gips
modellen, meerendeels voor de middelbare en
nijverheidsschool bestemd, en overeenkomstig
daarmee de platen van Ueberfeldt en Bing, gin
gen wij voort op den ouden weg tot 1873 facul
tatief en 1889 verplichtend het vak teekencn
ais gelijkwaardig van zijn medebewoners van
art 2 rekenen en Ned. taal intrede deed in de
officieéle Nederl. school.
Het jaar negentig brengt ons de rondreis der
teekenleeraren, wandelleeraren (Laagland en
Molkenboer worden genoemd) en toewijding en
liefde voor het vak doen de methoden Hinse
en Meer walde, Bakker en Bruist e. m. op
de boekenmarkt verschnen: copieëren
ging het natuurteekenen vooraf!. We kennen
het stigmographisch teekenen, de mecr-naar-
het-ieven neigende methoden Bos en Steen
beek. Luinge en van Slogteren Zwier en Jansma
welke laatste veel gebruikte leerwijze overigens
al te eenzijdige constructie en veel te weinig-
echte vormep geeft.
Na dit fin de siecle souvenir komt met de nieu
we eeeuw de reform zich aandienen: die het
oude Rousseausche ideaal wil verwezenlijken:
enkel teekenen naar de natuur! Liberty Tadd
in Amerika, die teekenen-het eerst verbond met
kleiarbeid en houtsnijwerk, Cooke m Londen,
Hirth in Hamburg en bij ons „na 's lands gele
genheid verduitscht" de methoden van erk,
Gorter, en de N. O. G. Commissie „geen dag
zonder lijn'/: alles begeesterd door het ver
langen naar natuur, naar wezenlijkheid echter
zonder direct gebaseerd te zijn op de kinder-
psygologische, dus meest natuurlijke ontwik
keling van den opvoedeling. Echter: het r.aief,
illustratief en geheugenteekenen worden voor
werp van beschouwing en bereiden de zuiver
psychologische methoden voor, die de laatste
jaren ons brachten in de door Prof Roels inge
leide methode: Van Bakhuizen, v.d. Brink, van
Leusden en last not least in de „Teekenmethode
voor de lagere school" door Cor Bruin in 1930
verschenen bij J B Wolters te Groningen. Met
deze methoden zijn we aangekomen in de aller
nieuwste aera der ontwikkeling van het tee-
ken onderwijs, een onderwijs, dat zich ten
nauwste aansluit of althanswilaansluiten bij de
psychologische ontwikkeling van het spontane
kinderteekenen en aan teekenen niet uitslui
tend als leervak, maar ook aan heb teekenen
als leervorm en als concentratie-vak de noodige
levendige warm-echte belangstelling geeft.
Hiermede ook aangekomen aan dat gedeelte
mijner causerie, dat het meest onze belangstel
ling mag hebben, want dat in de lijn van de
algemeengroeiende toepassing der kinderpsycho
logische ontdekkingen, het teekenonderwijs
geënt heeft op een stam met altijd-nieuwen, en
altijd-boeienden bloei, dat het teekenen, als
sensomotorische activiteit zijn steunende aan
deel in het leer- en ontwikkelingsproces iaat
bijbrengen.
Het spontane kinderteekenen: als senscmoto
rische activiteit!
Wat is het een late ontdekking geweest en
wat brengt die ontdekking een onvermoede wet
matigheid. En ev enbeschouwd opzij van het
standpunt v. d. wetenschappel onderzoeker:
wat 'n aantrekkelijke po"ezie.
Zoo aanstonds hoop ik in de gelegenheid te
zijn U een kleine serie lichtbeelden te vertoo-
nen die karakteristieke kinderteekeningen bren
gen in hun evolutie.
Maar laat mij eerst enkele woorden wijden
aan de methode, die men bij het verzamelen
en karakteriseeren van kinderteekenen heeft
gevolgd. i
D Italiaansche psycholoog Ricci was de eerste
die kinderteekeningen aan een stelselmatig on
derzoek onderwierp; na hem kwamen Lamp
recht, Kretschmar, Schuyter, Claparède, Mevr.
Belinfante-Ahn, Prof Bouman. Standaardwerk
op dit gebied is:
Kerschenteiners „Die Entwiklung der Zeich-
nerichen Begabung", terwijl mij als leidraad
voor deze causerie dienst gaf: „Les dessins d'un
enfant" par Luquet. in 1913 verschenen in de
„Bibliothèque de philosophie contemporaine"
(Paris Librairie Felix Alcan, Boulevard Saint
Germain) Deze Luquet heeft geduldig, vol toe
wijding niet alleen een kleine 2000 teekeninge-
tjes van zijn dochtertje Simonne verzameld
maar ze alle nauwkeurig voorzien van datum en
leeftijd tot in dagen precies én de commen
taren vermeld, die de kleine Simonne bij de
eekeningen een beste gaf. Deze toelichtingen
zijn het, die volgen Luguec aan zijn methode:
in de biografische meihoae een voorsprong ge
ven boven de enqueie-methode gevolgd tloor
Levenstem's en Kerschensteiner en waar men
niet aitijd a.d. commentaren de petrouwbaar-
heid kan toekennen, vereischt voor 'n verant
woorde, wetenschappelijke klassificatie.
Ook de Munchensche hoogleeraar en psycho
loog Kari. Buhler geeft in het le hoofdstuk van
zijn: „Die geistige Entwiklung des Kindes
zeer uitvoerig en samenvattend, wat de onder
zoekingen op dit gebied tot hecien hebben op
geleverd.
Kerschensteiner heeft gegeven de door Prof
Roels overgenomen mdeehng in vijven:
le. de krabbelperiode 3-4 jaar (lust tot bewe
ging en zuiver motorisch)
2e. de schemaperiode. 3 a4 tot 6 a 7 jaar. Het
kina teekent wat het weet, niet wat het ziet, ze
teekenen alles; nateekenen lukt niet waarne
men verandert niets a. d. symbolische uitbeel
ding.
3e. de periode van het eerste lijn en vormge
voel. Het tracht nu den juisten vorm te tref-
len.
4e Periode van het silhouet of omtrek (Vrij
groote nauwkeurigheid in vormgeving: ruimte-
uitbeelding bij gemiddelde kinderen nog uitge
sloten. tot 10 jaar.
Het kind begint met den mensch te beelden
5. De perioae der perspect- teekeningr
zegt Luquet en aat in onnoemelijk veel variaties
eerst groote menschen daarna kinderen, later
bepaalde menschen, een koning met zijn kroon,
een hok, soldaten, kndermeisje met wagen; kin
deren bezig met spel, dame met kind; daarna
komen de kleedingstukken; dan de huizen;
kerk, stadhuis, vervoermiddelen; de dieren: de
hond, zijn oorsp. menschfiguren horizontaal ge
teekend, en varieerend naar het m-ilieu van
het kind, het paard, het schaap, de ezel een
enkele vogel, (duiventil), de hoornen, de meu
bels, stukken speelgoed, borden, lepels vorken.
Luquet vertelt dat Simonne als een goed In
woonster van Douai haar aandacht ook schonk
aan de reus der stad: Gayant en zijn vrouw., de
reuzin Mme Gayant:
hier een illustratie van den socialen inslag in
de kinderteekening.
Er is variatie in de benoeming oer perioden
v. d. kinderteekening: Mevr. Belinfante-Ahn
spreekt van 3 perioden.
1 Het stadium der gebaren beelden.
2 dat der gedaclitenbeelden.
3 dat der vormgetrouwe beelden.
Nog een andere, vooral den laatsten tijd opkc
mende een sinds Rothe's voordracht in Zu
rich voor een congres v. teekenleeraren in het
midden der belangstelling staande methode
van indeeling in die van den Oostenrijkschen
reeds genoemden teekenpaedagoog: Rothe. Deze
spreekt nl van 1 de krabbelperiode (Unordnung
2 het zoeken naar een ordelijken opbouw. 3e De
ordelijk opgebouwde teekening.
Hier werd een 10-tal minuten gepauzeerd, wat
in het bijzonder door de dames en ook door den
spreker zal zijn geappreciceerd, aangezien de
in verband met het vertoonen der plaatjes -
vrijwel hermetisch afgesloten vergaderzaal,
waarin dapper gerookt werd, een ietwat riskant,
in elk geval minder aantrekkelijk verblijf begon
te worden.
Na deze korte pauze ging de heer Takx onge
veer als volgt voort:
In dit tweede gedeelte van mijn causerie wil
de ik met U komen tot de beantwoording van:
wat is het no-etische, van dit gedeelte der
paedagogische wetenschap: waaruit bestaat het
teekenonderwijs?
En hier spreek ik ïij voorkeur overhet teeke
nen onder tweeërlei opzicht: Het teekenen als
leervak, het teekenen als leervorm.
Men kan dit onderwerp moeilijk zetten onder
den lichtbundel van het modern zoeklicht, zon
der even een algemeene verkenning te betrach
ten van de nieuwe school.
Als we een jaartal willen plaatsen: zeg 1914.
De langzaam maar zekere triomf van de werk-
school teglnover de leerschool; het erkennen
van het individueele in den leerling met zijn
eigen ontwikkelingsrhytme. zijn eigen tempo,
zijn eigen voorkeuren! het losser klas.severband
de idee der globalisatie en vh Gesamtunterricht
de voorliefde voor een stelselmatig doorgevoer
de concentratie van leervakken: het kan wel
niet anders of het teekenen, het motorische
teekenen zou onder invloed van deze nieuwe
paedagogische inzichten van gedaante veran
deren en zou zelfs in wezen getranspneerd
worden.
Het is zelfs gansch geengewaagde stelling te
zeggen: het teekenonderwijs heeft wel het
meest en het eerst den invloed v.d. nieuwe
paedagogische inzichten ondervonden.
Sinds Montessori de beteekenis van den '.-nt-
wikkeling v.d. tactielen zin, van den dinaesteti
schen zin op zoo hoogen trap van vereering
plaatste sinds de kinderpsychologische weten
schap we zagen het onder invloed van Stern
en Claparède en Decr'ly aan de kinderteeke
ning zeer bijzondere waarde ging hechten,
kwam het teekenonderwijs vanzelf in het mid
delpunt der belangstelling.
Methoden als „Leerend teekenen" bij de R.
K. centrale verschenen en waar vooral verband
gelegd wordt tusschen Nat. historie en teeke
nen, een verband, dat in omgekeerde hiërarchie
ook was gepoogd in het teekenatlasje, dat Schou
ten gaf bij Reynder natuurk.-methode; als die
van Jutte, van Cor Bruin, plaatsen het teeken
onderwijs in het midden van de didactische
bezigneiu en heo is er geen apart bataljon, van
ingesloten, aparte werkzaamheid, maar het is
uaariiaaao een viiegend legeruje van hulp waar
iiuouig! iii zoo teekent men bij handenarbeid,
Dij lezen, bij rekenen, bij aarark. bij geschiedenis
dij natuurkennis, bij liturgieja, waarbij tee
kent een moaern schoolmeester ik zeg het
te imperatief waarbij teekent de moderne
scholier niet.!
Wat is dus het doel van ons teekenonderwijs,
waartoe dient het: het eritische element dus
van deze beschouwing!
Het heeft m.i. ten doel, (en nu beschouw ik
net ais leervak) aan het kind bij te brengen die
ontwikkeling van het waarnemingsvermogen,
van de fantasie, van den aesthetischen zin cue
noodig en gewenscht is, om, gesteund door een
even noodige handvaardigheid óók bijge
bracht door het leervak teekenen aan dat
teekenen den steunenden rol, die het hebben
kan in het leer- en ontwikkelingsproces, mo
gelijk te maken.
Dat is het doel: daar hoeft niets bij of af!
En binnen het raam vandeze doelstreving zij
men psycüoiogisch, en binnen bet raam van
deze aoelstreving benutte men alle niogelijkhe-
aen van hulp en toepassing: men laat de kinde
ren spontaan zich uiten: dat bevordert de juiste
waarneming, dat is goed voor cle handvaardig
heid, voor den durf zich te uiten, dat is gedach
te uitdrukking in beeld Dat is 't lijkt ge
waagd dat is stijloefening! En men late de
leerlingen ziet ik ben nu aan het midden
gedeelte va nmijn betoog toe: het wat, het hoe
gerust bij elkander eigen onvolledigheid,
eigen gebrek aan intiatief corrigeeren. En late
ze het liniaal alleen gebruiken voor de omlijs
ting v.d. teekening. Laat ze niet te klein peute
ren en niet te veel stof in een teekening op-
hoopen
Laat de leerlingen geheugenteekenen! En wat
we ons geloof ik nog niet helder genoeg heb
ben bewust gemaakt dat geheugen is vooral
spiergeheugen, (voorbeeld v Cor Bruin: Vaasje
betast, vaasje bekeken) In dit verband zij ge
wezen op de groote beteekenis van klei arbeid
als steun voor de teekenvaardigheid.
Laat m ijnu om practisch te zijn enke
le vragen beantwoorden trachten te beant
woorden die mogelijk zoo nu en dan over dit
onderwerp bij U oprijzen.
Moeten wij bij dit spontane teekenen in
grijpen?
Ik zou zeggen: In het algemeen zoo weinig
mogelijk. Maar wel steunen, zonder ae visie te
schaden. Ik heb daarvan enkele leuke voorbeel
den laten verepidiascopen en ik hoop daar van
dat ingrijpen te gewagen.
Twee momenten zijn er in den psyehologischen
gang v.d. teekenontwikkeling, waarbij het noo
dig is te steunen.
Het eerste is dan wanneer liet critisch-ver-
standelijke inzicht v.d. leerling geen vrede meer
neemt met ae naieve producten zijner eerste
periode: hij ziet: de durf waarmee hij dat huis
met die scheeve gevels voor goed nam, was
gewaagd: En de wieken van die molen zijn veel
te klein voor zoo'nigrooten romp en de trom
pet van die soldaat lijkt wel een schoorsteen
pijp in het horizontaal! Kijk, dan moet onze
teekenles komen helpen! Dan moeten wij zeg
gen: Zeker, je hebt gelijk, wij zullen probeeren
het in orde te maken En we geven hem trai
ning, handvaardigheid, zooveel mogelijk in dien
geest, dat hij van de elementaire oefening toch
ook al voldoening beleeft! En we geven herry
nu verder in een methodischen opklimming ge
legenheid de technische moeilijkheden te over
winnen, die de leerling ook in de toekomst nog
zal noodig hebben om zijn spontaan werk ver
antwoord te weten!
Het tweede moment is dan, wanneer de leer
ling de derde dimensie gaat waarnemen, wan
neer hij diepte gaat zien en met de uitbeelding
daarvan verlegen zit! Het is dan de tijd, om
hem perspectivische verschijnselen te leeren
zien
Nu is het echter mijn meening en ik geef
die natuurlijk gaarne voor beter dat het over
het algemeen een zware, zoo niet onmogelijke
toer is om leerlingen v.d. lagere school ik
denk hier dus aan 11, tot 13 jaar perspevtivisch
inzicht bij te brengen! Ik weet wel: Cor Bruin
haalt er de goalpalen bij en de poten v.d. tafel
en de regenton, alles als demonstratie mate
riaal en in zijn twee speciaal daarop berekende
deeltjes „perspectivisch teekenen" geeft hij
voorbeelden „ter navolging", maar ik geloof:
het is voor den gemiddelden leerling te moeilijk
Zoo is het tot op groote hoogte ook met het
natuurteekenen! Eerstens al om den rompslomp
die er noodig is in een klas van een Kleine 50
leerlingen om alle kinderen in de gelegenheid
te stellen „het ding", het voorwerp, waar te ne
men En tweedens maar nog eens mijn mee-
ning is mogelijk erg verkeerd en ik zal dankbaar
zijn voor correctie omdat het „zien" zelf
hoe goed voorbereid, toch altijd nog een ieer
groote moeilijkheid blijft Ik weet ik heb er
zeer mooie voorbeelden van gezien maar ik
ben niet overtuigd of ik moet van een heele
klasse het werk hebben kunnen beoordeelen
En ik had hier vooral het oog op voorwerpen
met drie dimensies!
Moeten we kleuren? Ik zou zeggen zooveel
mogelijk En als we het den Oostenrijkschen
teekenpaedogoog Rothe vragen, dan zou hij
zeggen: niets anders dan kleuren: niet meer tee
kenen, maar kleuren! Door het contrast v.d.
kleuren de lijngeving, de vormgeving! Intus-
schen: le juste milieu niewaar! Ek denk voor
de middenklassen aan kleurpotlooden, aan pas
tels, voor de hoogere klassen aan heusche verf,
zooals de handelsmarkt ze overvloedig oplevert^