De as.
Ruwe Handen
Ho. 3740
Maandag 9 Maart 1931
45ste laargang
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
De verkiezingsprocedure.
Uit het Parlement.
Kameroverzicht.
VERSCHIJNT elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND -
PQSTRFKENINE Na. 52419
Voor de Plechtige H. Communie ontvingen wij een keurige collectie artikelen als:
Boekhandel „De Zeeuwsche Koerier", Sas van Gent.
aiinlinnS
FEUILLETON.
Do Bedelares van
Saint-SuÊpicQ.
Ingezonden BSededeellng
spoedig zacht met.
lllllllHlllllllllllllllllllllHllll}illlllllillllillllll|||it^
KERKBOEKJES, ROZENKRANSEN, ROZENKRANSDOPJES, WIJWATERBAKJES, SCHILDERIJTJES,
MISS AALT ASCHJ ES (het nieuwste op dit gebied), BEELDJES, CHRISTOFFELMEDAILLES voor rijwielen, enz. enz.
ZIET ONZE ÉTALAGE.
DE ZEEUWSCHE KOERIER
Bureaux van Redactie en Administratie
OOSTKADE 218, SAS-VAN-CENT
Telefoon 15 Telegramadres: Koerier
Abonnementsprijs 1.50 per 3 maanden,
of 5.25 per jaar, bij vooruitbetaling
Advertent iën 20 cent per regelbij contract lager
ZEER KOOPKRACHTIGE
LEZERSKRING
IT8TEKEND QE8CH I KT
VOOR PUBLIOITEIT
II.
Het aantal stemmen op de verschillende lijs
ten en op elk der candidaten in de verschillen
de stembureau's van den kieskring utgebracht
werden op het hoofdstembureau van den kies
kring, gevestigd in de plaats waarnaar de kies
kring is genoemd, vastgesteld.
Daarmee heeft dat hoofdstembui eau zijn
taak volbracht; de cijfers gaan dan naar het
Centraal Stembureau, gevestigd in de hoofd
plaats der provincie. Dit centraal stembureau
is het, dat officieel den uitslag der verkiezing
bepaalt.
Het doet dat op de volgende wijze
Allereerst telt het bij elkaar alle in de jre-
heele provincie uitgebrachte geldige stemmen.
Dat aantal deelt het door het aantal Staten-
zels dat de provincie telt. Het b ij die deeling
verkregfen cijfer ig de kiesdeeler. En nu gaat
het op de eerste plaats na hoeveel maal die
kiesdeeler begrepen is op het aantal stemmen
op de verschillende lijsten uitgebracht. Hier
bij gelden, we zagen het reeds, verbonden lijs
ten, of gelijkluidende lijsten, als één lijst.
Zooveel maal nil zulk een lijst deelbaaV is
door den kiesdeeler, zooveel maal krijgt die lijst
een zetel toegewezen. Is de kiesdeeler dus 2000
en heeft een lijst 7000 stemmen verworven, dan
komen aan die lijst terstond drie zetels
Het spreekt vanzelf dat het stemcijfer zelden
of nooit een zuiver veelvoud van den kiesdee
ler zal zijn. Er zal na de deeling een overschot
overblijven. Een overschot op alle lijsten. En
daarom kunnen ook niet in die eerste instantie
alle zetels worden toegewezen. Er vallen nog
de zoogenaamde overschotzetels te verdeelen.
Aan wie worden nu die overschotten toebe
deeld? Aan die lijsten welke na de eerste zetel
verdeeling de grootste overschotten te zien
gaven en wel in volgorde van die grootte. Maar
er zijn een paar voorbehouden. Op de eerste
plaats komt voor een overschotzecel niet in
aanmerking een partij, die na toekenning van
die zetel minder dan 75 percent van don kies
deeler per toegekenden zetel zou hebben.
Veronderstel dat de kiesdeeler 4000 is; 75
percent daarvan \s 3000. Een partij die slechts
2999 stemmen verwierf komt dus voor een zetel
niet in aanmerking. Tweemaal 75 percent van
den kiesdeeler is 6000; een partij die 5999 stem
men verwierf krijgt derhalve 1 zetel, doch
geen overschot zetel. Driemaal 75 pevcpnt van
den k'psdeeler is 9000; een partij die «999 stem
men verwierf krijgt in dat geval dus 2 zetels;
met haar 999 overschotstemmen kan rij voor
een overschotzetel niet in aanmerking komen.
Dan kan zich nog het geval voordoen men
kan dat hebben wanneer veel partijen meedin
gen en er dus veel overschotten zijn - dat bij
de eerste toewijzing minder zetels zijn vervuld
dan het aantal Statenzetels m\n s.cht; in cnze
provincie dus, dat er bij eerste toewijzing
slechts 33 zetels o fminder zouden zijn toebe
deeld. Dan wordt van het heele systeem der
grootste overschotten, dat vooral voor kleine
partijen overmatig voordeelig is, afstand ge
daan en wordt de zeteltoewijzing berekend naar
het grootste gemiddelde van het aantal stem
men per toegewezen zetel. Dat is een vrij in ge
wikkelde berekening waarmee we onze lezers
niet zullen vermoeien. Slechts dit willen we er
van zeggen, dat het systeem der grootste ge
middelden veel zuiyerder en veel eerlijker, is dan
dat der grootste overschotten en dat we het
van harte zouden toejuichen wanneer de kies
wet in dien zin werd gewijzigd dat de grootste
overschotten voorgoed hadden afgedaan en het
systeem der grootste gemiddelden daarvoor in
de plaats trad.
(10)
Nederland m oorlogstijd.
In de Memorie van Antwoord aan ae Eerste
Kamer betreffende de begrooting van biT-
tenlandschei zaken beantwoordt de minister
ook de nota van prof. van Embden, welke aan
het Voorloopig Verslag was toegevoegd. Aan
dat antwoord is het volgende ontleend:
De minister deelt de zienswijze, dat het drin
gend gewenscht is, dat omtrent Nederland's
volkenrechtelijke, politiek en moreele positie in
geval van oorlog tusschen andere staten klaar
heid bestaat. Misvattingen dienaangaande en
met name de stelhng, herhaaldelijk van eenige
zijden verkondigd, dat in geval van oorlog
tusschen derden de mogelijkheid onzijdig te
blijven zoo gering is, dat practisehe staatkunde
daarmede geen rekening meer behoeft ie hou
den, kunnen er toe leiden de gevaren, die uit
den huidigen wereldtoestand voortvloeien, te
vergrooten.
De Regeering staat niet op het standpunt
dat in geval van oorlog tusschen derden de
neutraliteit, ondanks het lidmaatschap van den
Volkenbond, zal kunnen worden geprocla
meerd in alle gevallen, waarin zulks in 1914
had kunnen geschieden; zij is echter van oor
deel, dat ook thans nog rekening moet worden
gehouden met gevallen van oorlog tusschen
anderen, waarin ons lland, evenals in 1914, on
zijdig zal kunnen blijven.
Aangenomen moet worden, dat de mogelijk
heid dat Nederland ondanks het bestaan v. d.
Volkenbond in een gewapend conflict tusschen
derden gerechtigd of zelfs moreel verplicht zal
zijn, onzijdig te blijven, juridisch en practisch
van zoodanige beteekenis is, dat naar het oor
deel van den minister geen leider vier buiten-
landsche politiek de verantwoordelijkheid zou
kunnen dragen voor het verwaarloozen van
deze kans.
Mitsdien moet ons Regeeringsbeleid ervan
uitgaan
a. dat in geval een oorlog gevoerd wordt
nabij ons territoir in Europa of onze overzee-
sche gebieden, de doortocht van oen der par
tijen door het Volkenbondsvecdrag voorge
schreven gevallen zal moeten worden gedoogd
en dat in de overige gevallen Nederland vrij
zal zijn in het bepalen van zijn gedragslijn;
b. dat de verplichte deelneming aan de eco
nomische afsluiting van den Staac-aanvaller
eveneens beperkt zal zijn tot de door het Vol
kenbondverdrag voorgeschreven gevallen
c. dat ondanks den Volkenbond gevallen van
onzijdigheid niet alleen juridisch construeer
baar, maar ook practisch mogelijk blijven,
waarin de belangen, die tot dusver een bel
ligerent van schending van onze neutraliteit
konden weerhouden, allerminst zijn wegge
vallen;
d. dat de aanwezigheid van een weermacht
dan een preventieve werking kan hebben, óók
van de zijde van zich ten onrechte als Volken
bondsweermacht voordoende strijdkrachten, er>
dat deze aanwezigheid van een weermacht, in
stede dan ons tot practisehe deelneming ran
den strijd te nopen, ertoe kan bijdragen het
conflict te beperken en overbrenging van den
strijd op ons grondgebied te voorkomen;.
e. dat door het onderhouden van zoodanige
weermacht Nederland zijn aandeel bijdraagt
in de gemeenschappelijke rechtshandhaving
zonder welke de verwezenlijking van de Volken
bondsidee onuitvoerbaar moet worden geacht.
(Van onzen parlementaire medewerker).
De Staatsbegrooting in de Eerste Kamer.
Terwijl de Tweede Kamer zich vermoeide in
de doolhoven van de Indische begrooting on na
veertien dagen het einde daarvan heeft weten
te bereiken -de laatste uren waren aap de
defensie gewijd en het spreekt /an zelf, dat
lr er de bekende tegensteUing weer was tus
schen degenen die geen cent voor verdediging
wenschen uit te geven en hen, die meen en,
dat het onze dure plicht is, voor zoover onze
krachten reiken en voor zoover de omstandig
heden er toe dwingen, ons gebied te bescher
menheeft de Eerste Kamer de Staatsbegroo
iing onder handen genomen.
Hier werden de Algemeene Beschouwingen
tot een einde gebracht. De beide ministers, die
het woord hebben gevoerd, hebben het kort ge
maakt. Ten aanzien van de economische crisis
en de maatregelen, welke te dien aanzien moe-
33)
In de laatste veertien dagen had men de rant
soenen levensmiddelen, zoo moeten vermin-
dren, dat de bevolking van Parijs reeds alle
kwellingen van den honger ondervond.
Op den linkeroever van de Seine hadden de
Pruisische bommen en granaten van de meeste
huizen de daken afgerukt.
Toch gaf Parijs zich ni,et over, hoewel ster
vende van honger verdedigde het zich.
Den morgen van den 19en Januari was in al
le wijken, aan alle muren, de volgende procla
matie aangeplakt:
„Burgers!
De vijand doodt onze vrouwen en onze kin
deren, hij bombardeert ons dag en nacht en
werpt zijn bommen op onze hospitalen. Een
kreet: „Te wapen"! Is uit aller borst cpgeste-
gen. Zij, die hun leven op het slagveld kunnen
wagen,- zullen tegen den vijand optrekken zij
die achterblijven, vol begeerte zich den helden
moed hunner broeders waardig te toonen, zul
len desnoods de zwaarste offers brengen, als
een andere wijze om het vaderland te dienen.
Wij zullen overwinnen of sterven.
Leve de Republiek".
Daaronder volgde de handteekeningen van
de leden van het bewind en van de ministers.
Een algemeen bevel van het ministerie van
oorlog was bij deze proclamatie gevoegd.
Na het lezen van deze regels bleef er bij nie
mand twijfel over: men zou slag leveren.
Sinds den vorigen dag was .er een groote be
weging gekomen onder de troepen die in alle
afdeeling van Parijs lagen en de bataljons trok
ken te Saint-Cloud samen.
In het elfde arrondissement waren de com
pagnieën van het bataljon van Belleville, van
Menilmontant en die van de buurten la Ro-
quette en van la FolieMéricourt in den vroe
gen morgen reeds marschvaardig en met ge
pakte ransel gereed om uit te rukken.
Het 57e bataljon toonde vooral veel geest
drift en ongeduld om ten strijde te trekken.
Gilbert Rollin, aan het hoofd van zijn com
pagnie, wachtte alleen nog op het bevel tot
opmarcheeren.
Hij liep in sombere stemming heen en weer
en sprak tot niemand.
Servais Duplat, de fourrier, deelde de le
vensmiddelen uit onder de manschappen.
Overal zag men groepen, gevormd door natio
nalen gardisten met hun vrouwen en kinderen
Daar stonden de moeders, de echtgenooten,
de grijsaards, de kinderen met holle wangen
hongerige magen, bleek gelaat, uitgeput en
krachteloos en riepen de soldaten toe.
Bevrijdt ons.
In een hoek van het ruime plein, waar zich
tien marschvaardige compagniën vereenigd
hadden, stonden drie menschen afgezonderd.
Het waren Paul Rivat, de gewezen schrijn
werker, zijn jonge vrouw en aog een vrouw
van vijf-en-zestig jaar, die in hetzelfde huis
woonde, rue Saint-Maur 157
De arme Jeanne Rivat is veel veranderd in
de laatste vier maanden, sedert den dag toen
zij, op de terugre's van Chalons, in den trein
Raymond Schloss ontmoette, die naar Parijs
ging om den abbé d'Areynes af te halen.
De ontberingen tijdens het beleg hadden de
armen vrouw uitgeput, alleen in haar geest
kracht en in de liefde tot haar echtgenoot had
zij de noodige kracht gevonden om niet onder
d?.e ellende te bezwijken.
Zij weende terwijl zij in de armen van haar
man lag.
Komaan, komaan, mijn Jeanne, zeide Paul
tot haar gij moet niet zoo verdrietig zijn, wij
zullen onzen plicht doen en voor een laatste
maal beproeven door de Duitsche gelederen
heen te breken.
Er moet nu eens een einde aan komen anders
zou geheel Parijs verhongeren. Ik zal wel te
rugkomen, ik ben wel bij Bourget en bij Cham
p'.gny geweest zonder eenig letsel te bekomen
en i kverzeker u, dat het daar ook .varm toe
ging. Ik zal er ditmaal ook wel goed afkomen
en Frankrijk weer van een paar vijanden kun
nen verlossen.
Jeanne weende voort.
Gij zult terugkomen, zeide zij met schok
kende stem, nauwelijks verstaanbaar. Hoe weet
gedat?
Hoe ik het weet? Hoe ik het weet?
Ja, met zekerheid kan ik het niet zeggen, dat
s zoo, maar ik heb er een voorgeviel van.
Ook ik heb een voorgevoel, inaa* juist van
een onheil, dat ons treffen zal.
Maar dat is dwaasheid mijn lieve.
Neen, neen, het is geen dwaasheid denk eens
aan, Paul, wanneer gij sneuveldët, wat zou er
dan worden van mij en van ons arme kind,dat
n zijn geboorteuur reeds geen vader meer zou
hebben.
De angst van zijn vrouw maakte den Jiatio-
ïïalen gardist ook weekhartig maar hij Lette
zich daar zooveel mogelijk tegenin.
Nu, nu mijn lieve Jeanne, zeide hij, terwijl
hij het beminde wezen vast aan zijn hart druk
ie, spreek zoo niet, wat >.k je bidden mag, oreng
mij zulke denkbeelden niet in het hoofd, je doet
mij zooveel verdriet mee.
Rivat heeft gelijk mijn kind, zeide de bejaar
de vrouw, die bij hen was, ge moet u en hem
niet noodeloos van streek maken, zonder dat
ge nog weet waarom. Hij is vroeger al terugge
komen, hij zal nu wel weer terugkomen en ter
wijl hij weg is, ben ik toch bij u, die zooveel van
u beiden houdt.
Moeder Veronica heeft gelijk, mijn h.evelii^
gij zult niet alleen zijn en ik blijf n'et lang
weg, morgen of overmorgen cp zijn laatste
ben ik weer bij u.
Gij moogt niet vertrekken.
Ik moet.
Ik herhaal u dat ik een slecht voorgevoel
heb, ga niet heen, blijf bij mij.
(Wordt vervolgd).