houden ên het tweede geval 2al hij doen weg
ruimen.
3. Van den Minister Van Arbêd inededeeling,
(78)
Dat is GRIEP
De heer Baert komt, in aansluiting bij het
gezegde van vorigen spreker, nog eens terug-
op zijn vroegere mededeelingen, betreffende
den slechten waterafvoer in d;e omgeving en
dringt aan op een afdoende verbetering.
De heer Geerts wijst op het groote aantal
Belgische werklieden, die in deze streek werk
vinden, terwijl hier zoovelen werkloos zijn. In
de industrie worden onze werklieden ontslagen
en menschen van over de grens aangenomen.
Dit geschiedt terwijl België geen Nederalnd-
sche werklieden toelaat. Hij zou willen dat
den Minister hiervan kennis werd gegeven met
verzoek maatregelen te nemen.
Na een langdurige discussie, waaraan de
voorzitter en de heeren Lockefeer, Poppe, van
Lierop en Geerts deelnemen, wordt den laatste
verzocht, enkele bewezen gevallen van werk
verhindering aan Nederlanders te willen op
vragen om deze dan aan d'n Minister te zenden
en Z.Exc. te verzoeken, evenals voor een paar
jaren is geschied, van hoogerhand aan de m-
dustriën in Z.V1. den wensch kenbaar „e ma
ken, dat Nederlandsche werkkrachten zullen
voorgaan.
De openbare vergadering wordt dan geslo
ten. tHuister BI.)
BOSCHKAPELLE.
Gemeenteraadszitting. Voorzitter, burge
meester J. Truijrnan. Aanwezig slechts vijf.
Met kennisgeving afwezig mej. v. Eerdenburg
en de heer Koster. De tribune was vol belang
stellend publiek.
Notulen ontbreken wegens onvoldoenden tijd
om deze in orde te maken.
De agenda vermeldde:
Punt I. Ingekomen stukken w.o.:
1. Van het Bestuur der Middelbare School-
vereeniging te Hulst het verzoek om het sub
sidie, thans f 50 bedragende, te willen verhoo
gen tot f 150.
Gezien den finantiëelen toestand der ge
meente adviseeren B. en W. hierop afwijzend
te beschikken, waartoe met alg. st. wordt be
sloten.
2. Van het gemeentebestuur te Arnemuiden
om adhaesiebetuiging aan zijn adres aan de
Koningin gericht, om ook na 1936 vrijstelling
te verleenen van de verplichting tot het geven
van onderwijs in de lichamelijke opvoeding.
(Wijziging art. 195 der L.O.wet).
Met alg. st. wordt besloten adhaesie te ver
leenen.
dat de uitkeeringsduur bij crisiswerkloosheid
met zes weken is verlengd.
4. Van Ged. Staten een schrijven betreffen
de steunverleening aan werkloozen, waarin
het college aandringt bij voorkeur op produc
tive werkverschaffing, mocht die er evenwel
niet zijn, dan is ander werk ook goed.
Is dat er ook niet, dan moeten de inrich
tingen van liefdadigheid (het Alg. Armbestuur)
de taak van de finantieele steunverleening op
zich nemen, welke inrichting desnoods door
de gemeente geldelijk kan worden geholpen.
De heer Stallaert weet, dat het Alg Arm'oest
nog al over finantiën beschikt, doch vindt het
jammer, dat dit lichaam die aan de werkloo
zen moet besteden.
De voorzitter zegt, dat het gemeentebestuur
aanvullend optreedt.
De heer Stallaert vraagt of B. en W. naar
productief werk hebben uitgezien.
De voorzitter antwoordt ontkennend, waarop
de heer Stallaert repliceert, dat zulks door
weth. v. d. Wielen was toegezegd.
De voorzitter meent, dat daarnaar nader
hand nog kan worden uitgezien, nu het Arm-
best. en de Gemeente voorioopig helpen.
De heer Stallaert herinnert eraan, dat B.
en W. op het eind van den zomer hebben toe
gezegd naar werkverschaffing uit te zien, maar
de heer v. d. Wielen heeft dit ontkena.
De heer v. d. Wielen noemt de iaatste be
wering een leugen.
De heer Stallaert: Ik zit hier niet voor leu
genaar!
De heer v. d. Wielen: De heer Stallaert valt
me tegen!
(De voorzitter hamert).
De heer Stallaert vraagt wat B. en W. toen
op het oog hadden.
De voorzitter zegt, dat momenteel werk ge
noeg is in het partikulier bedrijf o.a. het uit
delven van afwateringen, doch daaraan wegens
de weersgesteldheid niets te doen is B en W zul
len evenwel het oog gericht houden op werk
verschaffing. Laat de raadsleden of wie ook,
dit eveneens doen, B. en W. zullen gaarne
hunne adviezen vernemen.
De heer Stallaert: Dat zou dan voor 't vol
gend jaar zijn?
De voorzitter: Neen, want de werkloosheid
is nog niet ten einde, dat kan nog in den loop
van dit jaar.
De heer Stallaert vindt het treurig, dat de
finantiëeie steun der gemeente moet gaan via
HOOG BEZOEK AAN ROTTERDAM. Friedrich August, de
koning van Sachsen, bij het Parkhotel, waar hij thans verblijft.
voormalige
gen, dat is niet meer dan billijk.
Het gelaat van den jongen priester betrok.
Zijn edel hart kwam in opstand tegen de -nee
dogenioosheid van zijn oom, hij kende geen
wrok en was altijd en in alles geneigd tot
barmhartigheid en vergiffenis.
Wel vreesde hij, daar hij het onbuigzame ka
rakter van zijn oom kende, dat tegenstand
hier zeer weinig zou baten, maar toch wilde
hij beproeven den grijsaard tot andere gedach
ten te brengen.
Dat is meer dan gestrengheid, oom, zeide
hij met van aandoening bevende stem, dat is
wreedheid.
Zijn zij ook niet wreed tegenover mij ge
weest? vroeg de oude edelman.
Hfebben zij mij geen verdriet, geen vernede
ring aangedaan?
Wij mogen geen kwaad met kwaad vergelden
hernam de vicaris van Saint-Ambroise, wij
moeten hun vergeven, die ons Jeed berokkend
hebben. Ik kan het billijken dat de echtge
noot van Henriette in uw oogen geen genade
vindt en u niet het minste medelijden inboe
zemt, maar gij moogt niet zoo denken over
Henriette, over Henriette die u altijd heeft liel
gehad en die u nog liefheeft, al hebt gij de han
den van haar afgetrokken. Kunt ge er haar ver
antwoordelijk voor stellen, dat zij verkeert on
der den invloed van een man die haar betoo-
vert, die haar beheerscht. Gij moet toegeeflijk
zijn voor de arme martelares, mijn beste oom,
Henriette lijdt, Henriette heeft uw üulp nood'g
niet alleen voor haarzelf, maar ook voor haar
kind.
Bij het vernemen van deze laatste woorden
sprong de graaf van zijn fauteuil op
Wat zegt ge?
Henriette moeder.
Zij zal het over eenige maanden zyn.
Moeder hernam de graaf met toenemende
ontroering, Henriette zal moeder zijn.
Ja, oom. Alvorens Parijs te verlaten, om mij
tot u te begeven ben rk bij Henriette geweest,
om haar met mijn reis en de oorzaak daarvan
op de hoogte te stellen. Toen zij vernam dat
uw leven in gevaar was toonde zij diepe smart,
zij weende en snikte en tenslotte wilde zij met
mij vertrekken om u te omhelzen en uw ver
giffenis te verkrijgen voor haar dwalingen,
maar met het oog op haar toestand, heb ik haar
moeten aanraden, bevelen z^lfs, te Parijs te
blijven. Ik kon, ik mocht niet mdei3 handelen
want wanneer zij de moeilijkheden en gevaren
had moeten doorstaan, waarmede Raymond en
ik te kampen hadden, dan zou het zeker haar
leven gekost hebben-.
De graaf boog het hoofd en herhaalde ten
tweede male:
Henriette zal moeder zijn.
Welnu, oom, vervolgde de vicaris ian Saint-
Ambroise met aandrang, kunt ge haar onder
die omstandigheden onterven? Mag ik zulks
een handelwijze toelaten en er zelfs medeplich
tig aan zijn,? Mag ik een vermogen aannemen,
dat moet dienen om de toekomst te verzekeren
van een wezentje dat nog geboren moet w >rden
Wanneer ik zoo iets deed dan zoudt ge het vol
ste recht hebben mij te verachten en mij een
egoist zonder hart en zonder eergevoel te noe-
INGEZONDEN lEOBDBILIRS
Het niezen is het eerste kentee-
ken, dat er zich bij U bacillen
hebben genesteld. Uw neus, keel
en borst zijn de verzamelplaatsen.
Drijf deze Griep-verwekkende on
reinheden uit Uw borst en voorkom
dat ze zich in Uw longen vastzetten.
Abdijsiroop houdt de ontwik
keling en het verder razen
van een Griep-aanval tegen
door de taaie slijm - bezwangerd
met ziektekiemen, - uit te drijven,
dank zij haar wonderlijk slijm-
oplossende en zuiverende werking.
Gij bespoedigt Uw Abdijsiroop-
kuur door bovendien buitenshuis de
nieuwe Abdijsiroop-Bonbons te
gebruiken (60 ct. per doos). Het
is Abdijsiroop in „gestolden"
vorm. Gemakkelijk onderweg mede
te nemen. Verzachtend en hoest-
stillend. Aangenaam van smaak.
Abdijsiroop kalmeert het hoesten,
verzacb t de plekken die ruw en rauw
het Algemeen Armbestuur.
De lieer v. d. Wielen vraagt of de heer Stal
laert sooms een adres weet, waar geld te krij
gen is, waarop de voorzitter antwoordt, dat-
hem niet bekend is, waar zulks is te halen
't zou hem zeer aangenaam wezen een aan
wijzing daarvoor te ontvangen en sluit hier
over de discussie.
5. V.n Ged. St. bericht, dat zij aan het laads
besluit tot het aangaan eener geldleening van
f 8000 tot dekking van het tekort op de ce-
grooting 1931, hun goedkeuring onthouden.
Punt II. Wijziging belastingverordeningen.
In verband met de niet-goedkeuring van
voormeld raadsbesluit, deelen Ged. Staten me
de, dat ze de 100 opcenten op do Personeele
belasting en 60 op de Fondsbelasting onvol
doende achten, om vorengenoemd tekort te
dekken en verlangen, dat die opcenten respec
tievelijk worden gebracht op 250 en 100, wil
de goedkeuring volgen.
B. en W. adviseeren aan het verlangen van
Ged. St. té voldoen.
De heer Stallaert: Als de Raad het niet aan
neemt, zullen de heeren wel ingrijpen maar zij
verlangen het onmogelijke, de menschen kun
nen het niet opbrengen.
De voorzitter betoogt, dat, als aan het ver
langen van Ged. St. wordt voldaan, wij er wel
na een paar jaar uit zijn.
De heer Stallaert vraagt nogmaals hoe het
tekort van f 8000 is ontstaan.
De voorzitter: Dit ligt voor de hand, dit is
geleidelijk ontstaan, want het belastbaar in
komen werd door ons geraamd op 20, 21 a
f 22000, doch er kwam slechts 13 a f 14000
b'nnen, dus een aanzienlijk tekort; dan het
tekort op 't Electr. Bedrijf; de uitgaven voor
krankzinnigen, waarvan men natuurlijk voor
uit niet weten kan, hoe groot het aantal ver
pleegden wezen zal, verder de vergoeding in-
volge de Onderwijswet aan de H.B.S. te Ter
Neuzen en de gemeente Zaamslag.
De heer Bun: De secretaris heeft vroeger
beweerd, dat er meer ontvangen zou worden
als gevolg van de finantiëeie regeling tusschen
Rijk en gemeenten.
De voorzitter: Ja, maar als we nu een ge-
heb ik meer noodig? Niets en daarom zal ik
niets van uw vermogen aannemen. Ik doe er af
stand van ten gunste van Henriette. Zij ver
keert in kommervolle omstandigheden, haar
armoede is treurig om te zien en zij
De graaf d'Areynes viel hem in de rede:
Aan wien de schuld? Aan den ellendeling
die ons bedrogen heeft en tegen wien een voor
gevoel ,dat mij nooit bedroog, mij waarschuw
de op mijn hoede te zijn, aan dien Gilbert Rol-
l'ïi, die den bruidschat van uw nicht in los
bandigheid heeft verkwist e ndie een verleden
achter zich heeft, dat hem voor altijd den
jiaam van een man van eer ontzegt; r.n ik zou
in de handen van dien speler, van dien losbol,
van dat wezen tot het kwaad geschapen, een
gedeelte van mijn vermogen achterlaten om
hem nieuwe uitspattingen in staat te stellen?
Neen neen, Raoul, dat nooit.
Raoul boog het hoofd, hij moest erkennen,
dat zijn oom gelijk had en had niet zoo dade
lijk zijn antwoord gereed.
De graaf vervolgde:
Ik had maatregelen getroffen om de toe
komst van Henriette te verzekeren, de clausules
van haar huwelijkscontract bepaalden schei
ding van goederen en daarmede had zij die ar
moede kunnen voorkomen. Zij heeft het niet
gedaan, dat is haar schuld. Haar afkeurens
waardige zwakheid tegenover haar gemaal
heeft al mijn voorzorgen nutteloos gemaakt
zij heeft alleen geluisterd naar de huichelarij
van dien Gilbert Rollin en onze raadgevingen
in den wind geslagen, des te erger voor haar,
z(j moet de gevolgen van haar dwaasheid dra
zijn in Uwkeel en Uw geheelegestel
ondervindt den gunstigen invloed.
Wacht dus niet, doch neemt nog
heden voor Uw Griep, Influenza,
Bronchitis, hardnekkigen Hoest
of Verkoudheid de beproefde en
terecht zoo geroemde Akker's
Per flesch van 230 Gr. Fl. 1.50; van
500 Gr. Fl. 2 75; familie-flesch van
1000 Gr. Fl. 4.50. Alom verkrijgbaar.
gronde raming maken der inkomsten en door
onvoorziene omstandigheden, sooais verhuizin
gen toegestane verlaging van de aanslagen
door den Inspecteur, het geraamde niet bin
nenkomt, dan is daaraan toch niets te doen
De heer v. d. Wielen: De heer Bun twijfelde
in de vorige vergadering aan het richtig be
heer der finantiën door B. en W.
De heer Bun repliceert, dat zulks geenszins
in de bedoeling lag, waarop een felle discussie
dreigt te ontbranden, waaraan de voorzitter
een einde maakt.
De heer Stallaert: Er werd ons toch voor
gespiegeld, dat we er beter kwamen voor te
staan, door die nieuwe regeling.
De voorzitter: Ja, daar hebben we reeds van
genoten anders zouden we er nog dieper in
zitten.
Het voorstel van B. en W. om aan het ver
langen van Ged. St. te voldoen, wordt aangeno
men met drie stemmen. Vóór stemden beide
wethouders en de heer Ferket. Tegen de hee
ren Stallaert en Bun.
Punt III. Wijziging begrooting 1931.
Deze wordt gewijzigd door aanvulling met
voormeld raadsbesluit.
De heer Stallaert komt nog eens terug op
het Koninklijk goedgekeurd besluit van Ged.
St., waarbij de salarissen van Burgemeesters
enz. zijn verhoogd.
Spreker zegt, dat, als hij burgemeester was,
hij misschien de verhooging ook niet zou af
wijzen, doch in alle geval is die verhooging^
ongepermitteerd. Dat geld moet toch worden
opgebracht door de belastingbetalers. In Den
Haag denken ze zeker, dat die functionarissen
het meer noodig hebben dan onze nienschen.
De voorzitter betoogt op aannemelijke gron
den, dat zijn verhooging eer in t voordeel dan
in het nadeel der gemeente-finantiën is.
De heer van Damme: De heer Stallaert
spreekt voor de tribune!
De heer Stallaert: Dat is voorheen wel eens
van een andere zijde gedaan; mij laat dat ijs
koud; ik kom op voor het belang der gemeen
te; ik roep niemand.
De voorzitter maakt een eind aan de woor
denwisseling, die scherpe kanten dreigt aan
men.
Mijnheer de abbé d'Areynes spreekt gulden
woorden, mijn waarde graaf! riep dokter Per-
tuiset uit, terwijl hij den jongen priester vol
bewondering aanzag. Het is zeker dat uw be
sluit zich moet regelen naar deze nieuwe om
standigheden. Hetgeen ge niet doen wilt \oor
uw nicht, doe dat dan ten minste voor haar
kind, dat ge toch niet aansprakelijk kunt stel
len voor de misslagen, die ge zijn ouders te
verwijten hebt.
Maar, zeide de graaf, wat ik aan het kind
gaf, zou verkwist worden door den vader.
Dat kunnen wij voorkomen, zeide de abbé.
Hoe? vroeg de graaf, wiens gestrengheid,
dank zij de woorden van den vicaris van Saint
Ambroise, gebroken was.
XVII.
Mijn waarde oom, zeide de abbé d'Areynes,
wilt ge mij vergunnen een testament te ont
werpen, dat ik u zal voorleggen?
Graaf Emmanuel d'Areynes aarzelde.
Dokter Pertuiset nam thans het woord:
Mijnheer de vicaris is even braaf als ver
standig, gij hebt hem hier doen komen om raad
in te winnen, daaruit volgt dus dat ge een on
beperkt vertrouwen in hem stelt, waarde graaf.
O zeker.
Welnu, waarom aarzelt ge dan nog hem het
testament te laten ontwerpen. Wanneer de be
palingen van het testament uw goedkeuring
wegdragen, dan hebt gij niets anders te doen
dan het te laten overschrijven en het met uw
handteekening te bekrachtigen.
(Wordt vervolgd).