955e Staatsloterij KROONPRINS UMBERTO en zijn echt- genoote beoefenen de wintersport in Sestozeres. leenïng alleen bedoelt, in de eerste behoeften te voorzien. De heer de Leux: De menschen zullen toch zeker f 10 moeten overhouden alleen om te eten. De heer de Mul doet het denkbeeld aan de hand om kruiwagens te huren. Bij B au wens te Westdorpe heeft spr er wel 50 a 60 zien staan. Verschillende leden merken op, dat die te groot zijn. Wethouder Marquinie wijst erop,, dat niet gc zegd wordt tegen de menschen, die geen krui wagen hebben, dat ze geen werk kunnen krij gen. De heer de Leux zegt, dat de burgemeester enkele menschen heeft weggezonden, wijl ze feeen kruiwagen hadden. De voorzitter verklaart, dat zulks alleen ge schied is in enkele gevallen, waarin werkloozen brutaal optraden. De heer de Leux zegt, dat hij zulks niet kan uitmaken. Hij vindt het vreemd, dat de bur gemeester zich erover te beklagen zou hebben, dat werkloozen brutaal zouden zijn opgetreden. Ik heb bij de werkloozen nog geen brutalite t aangetroffen, zegt spr. De voorzitter wijst er nogmaals op dat het uurloon 35 ct. bedraagt. Er zijn ongeveer 30 personen, die geen kruiwagen hebben. De heer de Leux: Er wordt steels maar ge schermd met die 35 ct. Doch voelt men dan niet dat die menschen tekort komen, of wil men dat niet voelen? De voorzitter: B. en W. hebben besloten cm voor te stellen, afwijzend op het verzoek te be schikken. De Raad moet weten, wat hij doet. De heer de Mul: De heer de Leux vraagt om f 150. Zouden we echter niet met de helft kun nen volstaan? De heer de Leux: Als de werkverschaffing is afgeloopen, zou men de kruiwagens kunnen doorzagen. De voorzitter: Men zou dan een vergoeding moeten geven, aan die reeds kruiwagens heb ben. De heer de Leux: U hebt indertijd zelf krui wagens bij de fabrieken geleend. Hoe kan men over zoo'n kleinigheid toch zoo lang sputteren. Voor den arbeider is het van befceekenis aoch voor de gemeente maakt het niets uit. Het gaat om enkele belastingcenten. Aan den heer Neeteson wil spr. vragen of alle jaren de kru- wagens aan de fabriek dan stuk zijn. IK, al dus spr., zal voor het gerief van een ander meer zorg hebben dan voor het mijne. De heer Stouthamer vraagt, hoeveel krui wagens er beslist nu noodig zijn. Is men mis schien met 15 stuks geholpen? De voorzitter: Wat de heer Neeteson gezegd heeft, is volkomen ad rem. Als de kruiwagens gebruikt zijn, komen ze in stukken terug. Dat leert de ondervinding. De heer de Leux: Men stelt het voor, alsof de menschen de kruiwagens zóó maar stuk slaan Wethouder Neeteson: Ik ben niet van plan te antwoorden op, wat de heer de Leux van mijn woorden wenscht te maken. Ik heb niet gezegd, dat men de kruiwagens moedwill g stuk slaat. De heer de Leux: Ik kan niet onderschrij ven, dat men andermans goed slechter zal be handelen, dan wat eigendom is. Natuurlijk zijn er onder de schapen ook bokken. Men moet ech ter niet allen over één kam scheeren. Wethouder Marquinie meent, dat men deze zaak het best aan B. en W. kan overlaten. Misschien is er wel een mouw aan te passen. Het gaat echter niet aan, een zekere som u;t te trekken. De heer de Leux: De voorzitter kan weten, wat de menschen tekort komen. De voorzitter: Er zijn erbij, die het kunnen betalen. Zij weigeren echter hardnekkig Het zou niet billijk zijn tegenover anderen, wan neer men dien menschen hun zin gaf. De heer Verschaffel is van oordeel, dat het niet over die f 80 gaat, die men zou moeten uittrekken. Doch als men begint, weet men niet, waar het einde is. Het geeft altijd aanle - ding tot moeilijkheden. Als de menschen allen Uw goeden wil en zienswijze bezaten, aldus zegt spr. tot den heer de Leux, dan zou er voor de gemeente geen bezwaar bestaan om op het verzoek in te gaan. De heer de Leux: Ik kan mijn voorstel niet intrekken. Als het verworpen mocht worden, zullen de arbeiders het antwoord maar moeten geven bij de verkiezingen. De heer de Mul is van oordeel, dat men een kruiwagen moet geven, waar men het denkt te moeten doen. De voorzitter: De Raad moet een duidelijke uitspraak doen. De heer Stouthamer: Laat men dan krui wagens aanschaffen, voor zoover die noodig zijn. De voorzitter meent, dat, als eenmaal beslo ten is, kruiwagens te verstrekken, ieder daarop recht heeft. De heer de Mul: Laat de kruiwagenmakor er dan maar eens goed mee zijn Als we er eens f 100 voor uittrokken? Wethouder Neeteson: Misschien zijn er 25 noodig. De heer de Mul: Er zijn er toch, die zelf een kruiwagen hebben. De heer Verschaffel: Als men het verzoek tce staat moet men aan ALLEN een kruiwagen van gemeentewege verstrekken. De heer Stouthamer merkt op, dat het niet aangenaam is, dat zij, die de overtuiging heb ben, dat deze uitgaaf geen nadeel voor de ge meente zou beteekenen, worden voorgesteld als menschen, die met het gemeentegeld smijten. De voorzitter: Dat is niet de bedoeling. Doch B en W. dragen de volle verantwoording. Zij dienen zoo zuinig mogelijk met de gemeente- f gelden om te gaan. De heer Stouthamer meent, dat hij evengoed de verantwoording draagt als B. en W. Wethouder Marquinie: Misschien wil de heer de Leux het bedrag laten vallen, ols B. en W. toezeggen, dat zij kruiwagens zullen aanschaf fen, voor zoover die noodig zulieri l lijken te zijn. De heer de Leux: Dan wil ik het bedrag zeer zeker laten vallen. Ik houd niet vast aan dat bedrag. Het bedrag is slechts door mij ge noemd om discussies hierover in den Raad te krijgen. Wethouder Marquinie: Misschien kan er in B. en W. over worden gesproken. De voorzitter: We wijken op deze wijze heele maal af van hetgeen de heer de Leux heeft gevraagd, nl. f 150 voor kruiwagens. Hebben we dat bedrag niet noodig, dan kan natuur lijk met minder worden volstaan. De heer de Leux vraagt stemming over zijn voorstel. Het wordt met de stemmen van ae heeren Verschaffel en Neeteson tegen aangenomen. De voorzitter wenscht, alvorens de Rondvraag aan de orde te stellen, nog iets in het midden te brengen. Ik heb, aldus spr., gedurende deze geheele zitting niets gehoord dan jeremiaden over den nood der huisgezinnen, over ellende en verhongering. Nu zou ik de vraag willen stellen, of het bepaald niet goed ^zien zou zijn van den Raad, terwilie van al dat leed en die ellende, de maskerade dit jaar niet te doen doorgaan. We zouden dan iets anders daarvoor in de plaats kunnen stellen. Spr. hoopt dat de Raad ten dezen een wijs besluit zal nemen. De heer de Mul: U stelt daar een heel moei lijke vraag. U zijt het hoofd der politie en draagt de volle verantwoordelijkheid voor het al of niet doorgaan van het Carnaval. Ook in vorige jaren hebt U hierover zelf beslist. Stel dat de Raad een besluit zou nemen dan hebt IJ toch altijd nog de bevoegdheid om raar het eigen inzicht te handelen. De voorzitter: Als iets ingeburgerd is en ik zie geen vergrijpen plaatsvinden tegen de zeden dan ben ik niet de man om het te laten stop pen. Ik heb echter getoond, dat ik niet aai zei- de om in te grijpen, toen een vergrijp tegen de zeden geconstateerd werd. Toen heb ik de Car navalsviering verboden. Later is er gezegd'lede re persoon in Sas zal een politieman zijn. Ik denk ook aan de woorden, destijds door wijlen wethouder Stubbé tot mij gesproken. Deze ver klaarde: Burgemeester, wij zullen U steunen.Als er werkelijk vergrijpen plaatsvinden, grijp dan in. Dat was mannentaal. Toen heb ik de maskerade weer toegestaan. Doch als ik nu moet hooren, das er zooveel ellende is, en dat de menschen zelfs geen krui wagen kunnen koopen, dan vraag ik mij af, of het wel toelaatbaar is, daj, het geld van die ge zinnen weggedragen wordt naar café's en dans huizen en dan wil ik hierover den wensch van den Raad hooren. De heer Verschaffel: Ik zal U niet van ant woord dienen. U moet dat zelf weten U is het hoofd van de politie. De Voorzitter: Als het zoo gesteld is, dan zal het geen Carnaval zijn. Als de Raad mij de verantwoordelijkheid in de schoenen wil schui ven, zal ik weten, wat ik te doen heb. De heer Verschaffel: Die verantwoordelijk heid hebt U De voorzitter: Dan wil ik voorstellen de poli tieverordening te wijzigen en daarin de vol gende bepaling op te nemen: „Het is verboden op den openbaren weg zich te vertoonen gekleed in de kleederen van de kunne, waartoe men niet behoort, of het aan gezicht met een masker bedekt". Wethouder Neeteson: U kunt zooveel voorstel len als U wilt, doch U kunt ons niet dwingen, daarover te stemmen. Als de maskerade wordt toegestaan, verplicht men toch niemand daar aan mee te doen. Wie niet mee wil doen, blijft thuis. Als er ellende is, mag dan den menschen niet de gelegenheid worden gegeven om die na- righe'd te vergeten. De voorzitter: Dan zal de burgemeester ie gelegenheid niet openen. Wethouder Neeteson: Als wij die gelegenheid niet openen, dan zal men gebruik r.iaken van de gelegenheden in de buurt, waar wel Carna val wordt gevierd. Ik geloof dat het gewenscht is, te trachten de menschen hier te houden. Dat is een belangrijke factor i nmijn oog. De heer de Leux: Ik ben in principe tegen Carnaval. Doch aangezien hier met Carnaval niets gebeurt, wat niet mag, ben ik er niet te gen. Mocht blijken, dat er gevochten wordt en gesjouwd, dan moet men het verbieden. Er is wel gesproken over malaise maar wie tekort heeft, doet vanzelf niet mee. Wie mee wil doen moet men daarvoor de gelegenheid geven. Ik ben van meening, zegt spr., dat men zijn gelaat moet toonen, zooals het is en geen masker vcor doen. Ik geloof overigens niet, aldus spr., dat het Carnaval dit jaar zooveel aantrekking zal hebben. Maar als men 't verbiedt, is 't voor al tijd van de baan. En daarom ben ik ervoor, het te laten doorgaan. De voorzitter: Ik heb geen woord ten nadecle van het Carnaval gesproken. Dat moet men mij niet in de schoenen willen SGhuiven. De heer Verschaffel: Waarom moet U een uitspraak van den Raad uitlokken'' De voorzitter: Ik wil de nRaad daarin hooren Als de Raad zich niet uitspreekt, is het geen Carnaval. Ik vraag den Raad hoe hij onder de huidige omstandigheden hierover denkt. Spr. citeert dan een bericht over een gemeente in Noord-Brabant, waar door 32 vereenigingen o.a. gezien de economische ciisis op af schaffing van het Carnaval wordt aangedron gen. Wethouder Marquinie: Wat U zegt. is mis schien mogelijk. U moet echter in 't oog houden dat hier 99 van de bevolking vóór Carnaval is. Wie niet kan meedoen, zal thuis blijven. Spr. betoogt dan, dat te Sas van Ge at het Carnaval altijd een prettig en gezellig feest is geweest, zoodat zelfs velen van bulten het hier Kwamen meevieren. Alles is steeds in goede harmonie verloopen. Daarom zou het mij spijten, aldus spr., als het zou verdwijnen. De heer Stouthamer merkt op, dat hij voor nemens was geweest, bij de Rondvraag het ver zoek te doen om zoo vroeg mogelijk bekend te maken of Carnaval zou doorgaan. Spr. ver klaart, de meening van wethouder Neeteson te deelen. We mogen hun, die Carnaval wenschen de mogelijkheid niet ontnemen, het te vieren. Het is een Ingeworteld gebruik. Bovendien moe ten we ervoor waken, dat onze kinderen niet el ders gaan zoeken, wat ze hier niet kunnen vin den. Spr. betoogt dan dat het beter is hier Car naval te houden dan, dat men de menschen over de grens drijft. Men kan beter z'n kinde ren hier d't feest laten meemaken dan dat re het elders vieren en dan 's-avonds laat, wie weet in welken toestand en in welk gezelschap uit België huiswaarts komen. De voorzitter: U hebt me genoeg gehoord. Ik heb van Carnaval geen kwaad gezegd. Doch ik heb gewezen op de mala'se en gevraagd, dat óe Raad zich uitspreke of het in de gegeven om standigheden gewenscht is, de maskerade te laten doorgaan. Gehoord de verschillende spre kers, meen ik thans te mogen aannemen, dat de Raad wenscht, dat Carnaval zal worden ge vierd. Dan zal het dus doorgaan. De heer Stouthamer: Ik ben het, die gezegd heeft, dat ieder Sassenaar een politeman zal zijn. De voorzitter: Van deze plaats moge dan echter gewaarschuwd worden, dut ik onmid dellijk zal ingrijpen als er iets geschiedt tegen de zeden. Als er iets gebeurt op dit gebied wat ontoelaatbaar is, zal ik onmiddellijk de zaak den kop indrukken. Men zij dus gewaarschuwd De heer Stouthamer: Ik hoop dat 'J daarbij dan niet eenzijdig tewerk zult gaan en als er een of andere persoon is, die zich onzedig ge draagt, daarvan ook hen de dupe zult laten worden, die dat feit ten sterkste afkeuren. De voorzitter: Als, zooals U zegt, iedere Sasse naar een politieman zal zijn, dan zal zcoiets niet gebeuren. Ik heb niets tegen onschuldige óret, aldus spr., Doch het moet zoo zijn, dat men zich met open vizier kan vertoonen. De heer de Mul: U heeft den Raad gehoord. Ik zeg nog eens, dat ik mij niet zal uitspreken. Ik ben niet van plan, mij nog eens te mengen in dien twistappel onder de gemeentenaren. Daarom blijf ik erbij, dat ik hierin geen uit spraak zal doen, hoewel ik hier niet mee wil zeggen, dat ik tegen Carnaval ben. De voorzitter: Ik heb niet gevraagd, wie voor of wie tegen is. U hebt eenvoudig Uw con scientie te raadplegen. Uw beginsel noopt U toch ook, ertegen te zijn. De heer de Mul: U heeft den Raad toch ge vraagd om uitspraak te doen. De heer Verschaffel: Wij hebben gezegd, dat wij U niet van antwoord zullen dienen. Het is een stokpaardje van U om steeds anderen de verantwoordelijkheid op den hals te schuiven. De heer de Mul betoogt, dat hij zich destijds in de bewuste vergadering niet over de Carna val heeft uitgesproken. De voorzitter: U, mijnheer Marquinie zijt het geweest, die toen gezegd hebt: Burgemeester, nu hoort U toch, dat de Raad er in zijn ge heel vóór is. En nu durft U, mijnheer de Mui, dat nog ontkennen?! U heeft dat in die zitting ook niet tegengesproken. De heer de Mul: Wij zijn met bevoegd om hierin te beslissen. De voorzitter: De Raad is alleszins bevoegd om aan de politieveordening de zooeven door mij voorgelezen bepaling toe te voegen. Ik w 1 dat voorstellen. De heer Verschaffel: U moet Uw verantwoor delijkheid niet endosseeren aan den Raad. De voorzitter ontkent, dat zulks zijn bedoe ling zou zijn. De heer Verschaffel: Waarom moet dat in dossement veranderen? De voorzitter betoogt, dat hij persoonlijk te gen Carnaval is, doch dat hij rekening heeft te houden met de omstandigheden. Daarom heeft spr. het gevoelen van den Raad gevraagd. Wethouder Neeteson merkt op, dat het gevoe len van den Raad toch duidelijk genoeg tot uiting is gekomen. De heer de Mul heeft toch ook laten doorschemeren, dat hij er niet tegen is. De heer Verschaffel: Ik dien niet van ant woord. Wethouder Marquinie tot den heer Verschaf fel: Maar U is er toch zeker ook niet tegen. (hilariteit) RONDVRAAG. a. De heer de Leux zou aan B. en W. willen vragen, het Burgerlijk Armbestuur een een mis terzijde te stellen om van advies te dienen Spr betoogt dan dat zich momenteel verschillende gewichtige kwesties voordoen. Spr. acht het onjuist, dat hierover bij één persoon in casu bij den burgemeester advies wordt ingewonnen. 'Ik geloof danook, aldus spr., dat de tijd gekomen is om een commissie van advies uit den Raad ie benoemen. Ik geloof, dat zulks hier evengoed zou kunnen als op andere plaatsen. De voorzitter: Ik kan U zeggen, dat Uw bezoek bij het Armbestuur door B. en W. is behandeld. B. en W. zien echter niet in, dat het gewenscht is een com missie, als door U bedoeld, in te stellen. Bij ern stige zaken wendt het Armbestuur zich tot B. en W. Ik meen, dat die wel instaan zijn, van advies te dienen. Ernstige klachten zijn mij niet bekend, aldus spr. De heer de Leux: De Raad zou cok S. en W. kunnen benoemen tot adviescommissie. De voorzitter. Het is vanzelfsprekend, dat d e adviseeren. De heer de Leux ontkent zulks. Spr. "betoogt dan, dat het advies thans vaak uitgaat van 1 persoon. Dat acht spr. ongewenscht. Hij stelt danook voor, een commissie te benoemen uit den Raad ofwel B. en W. als zoodanig aan te L wijzen. te De voorzitter: De Raad moet weten, wat riij doet. Wethouder Neeteson: Ik geloof, dat het de beste toestand Is. dat het Armbestuur zooveel mogelijk zelfstandig doet en oordeelt. Spr. meent, dat het ongewenscht is, dat een raads commissie een advies opdringt. De heer de Leux: Ik wil geen ad-vier opdrin gen. Wethouder Neeteson.: Als U vraagt aan het Armbestuur „zoudt ge dat niet kunnen doen", dan adv'seert U toch! Spr. stelt daar geen prijs op en hij is ook van meening, dat het armbe stuur spoedig zou aftreden. De heer de Leux herhaalt, dat ook op andere plaatsen een dergelijke commissie bestaat. De voorzitter verklaart, dat hij steeds aan liet Armbestuur heeft gezegd, dat wat het Armbe stuur doet, wél gedaan is. Aan* de zelfstandig heid van het Burgerlijk Armbestuur Is nooit"- geraakt. De he^ t de Leux verklaart te hopen, dat het advies voortaan van B. en W. zal uitgaan. b. De heer Stouthamer dringt nog eens aan op het invoeren eener verordening op de stoê- pen. De toestand bij Warrens moet verbeteren. Spr. wijst erop, hoe een en ander thans b£- I vuild wordt. Ik hoop, zegt spr., dat de mea- schen, die die smerige gewoonte hebben, dat voortaan zullen nalaten. Spr. spreekt voorts - den wensch u t, dat B. en W. zoo spoedig moge lijk met een voorstel zullen komen. De voorzitter neemt hiervan nota en ver klaart, dat B. en W. t.tz.t. met een voo.rstel zul len komen. Waar niemand verder het woord vraagt sluit de voorzitter dan de zitting, die tot 12 uur 15 heeft geduurd. DE MAASBODE is het familieblad bij uitnemendheid. Vijfde Klasse. Twaalfde Lijst. Trekking van 5 Februari. f 1000 No 6400 9044 13067 13674 1.6322 f 400 No 513 8839 10790 12426 13252 15769 17190 20863. f 200 No 4603 6587 7333 13150 15921 19809. f 100 No 1421 4300 7238 £362 10325 1O88I 10896 12152 13255, 13841 15541 18912 20425 20980.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1931 | | pagina 6