De Zeeuwsche Koerier
Vrijdag 16 Januari 1931
Tweede Blad.
Avonturen in Siberië.
Het land zonder kerstfeest.
De Bedelares van
Saint- Suip ice.
Winterhanden
Kloosterbalsem
,Geen goud
zoo goed"
r/$*ïLCBi$
'Ts
IHEEREN-BMI
ZO-50ct. per ons
van
45e «Jaargang. No. 3718
FEUILLETON.
•iiuiuimiiimmuiuum
De campagne der Sovjets tegen de
Kertsmis viering Carnavalsoptocü
ten van den bond van Godloochc
naars.
Moscou (K. W. P.)
Op het Kerstfeest van 1930 mocht er ï;n ge
heel het gebied van de Vereenigde Sovjetrepu
blieken, vanaf de Krim tot het gebied van de
Noordelijke IJszee, van Wladwiostock tot aan
de westgrens, zelfs in geen particulier huis
een:jg feestelijk licht schijnen: Men mocht i.iet
rond den Kerstboom gaan staan, er mocht in
de harten der menschen geen feeststemming
heerschen. De regeering heeft dit jaar veel kras
sere maatregelen genomen dan ooit te voren,
ofschoon zij vroeger steeds beweerde dat zij
niet verantwoordelijk gesteld kon worden voor
het doen en laten van de bestrijders van den
godsdienst.
Dit jaar zijn de Sovjets geweldig te keer ge
gaan tegen de laatste resten van de oude le
vensopvatting. Vroeger bepaalde men er zi/ch
toe om op de feestdagen zelf een campagne
tegen het Kerstfeest te voeren, maar van het
jaar is de strijd reeds op 20 December begon
nen en zij 'wordt voortgezet tot 10 Januari.
Het vorig jaar was reeds het symbool van
het feest, de kerstboom verboden. Ook dit jaar
mochten er geen kerstboomen vervoerd worden
en bij de ingang van de stad stonden groote
troepen jongens, leden van de storm brigade
der Communistische jeugd, om eventueele .smok
keiaars aan te houden zoodat in geen enkel
huis 't kerstfeest naar oud gebruik gevierd kon
worden. Ook mochten er van 't jaar geen Kerst
geschenken gekocht worden en iedere kerstmis
viering was verboden.
In de scholen van Sovjet-Rusland werd me
de kerstdagen les gegeven en de onderwijzers
hebben die dagen besteed om een anti-gods
dienstige propaganda onder de jeugd te voeren
De ouders van de kinderen die afwez'g waren
krijgen een geldboete. Daar op het oogenblil:
het zuiveringsproces onder het technisch perso
neel en de beambten in vollen gang is, had de.
regeering een geweld'^g machtsmiddel tegen
over die weerspannige ouders, die nog de oude
levensbeschouwing zijn toegedaan.
Het aanzicht der straten in de steden en
vooral in de hoofdstad stond in het teeken van
een geweldige anti-godsdienstige campagne.
Op de ijsbanen van Moscou had op 24 en 2r
December een groote carnavalesoptocht ulaats
De leiding van het feest was in handen van
den bond van Godloochenaars die thans omge
doopt is in den bond van Strijdende Godlooche
naars.
Het was opmerkelijk dat dit jaar zeer ved
schoolkinderen aan dezen tocht deelnamen. D
kerken waren overvol met geloovigen. maar,
dichtbij de deuren van deze eerbiedwaardige
oude godshuizen, werden groote demonstratie
gehouden waarbij de beste leienaars tegen
god en de kerk het woord voeraen Honderder.
bekende professoren hebben op verschillend j
plaatsen het woord gevoerd. In bioscopen en
theaters werden filmen en revues vertoond
waarin de godsdienst werd bespot en belasterd
Veertig stormbr,gades van tooneelspeiers, schrij
vers, schilders, en beeldhouwers enz, hebben
hun talenten in dienst der Sovjets gesteld -p
11)
Op de wegen langs de spoorbaan ziet men
wagens met huisraad, waarop vrouwen en kin
deren zitten, terwijl de man het paard aan de
hand geleidt, ook zljet.men er telkens een com -
pagnie soldaten.
De eersten zijn boeren uit den omtrek, die
hun toevlucht te Parijs gaan zoeken, de laat-
sten marcheeren naar Chalons-sur-Marne, om
zich bij het leger te voegen.
Raymond Schloss vat den draad van het ge
sprek weer op.
Uw man weet zeker wel, dat ge op weg zij'
naar Parijs? vraagt hij aan de jonge vrouw.
Ik heb geschreven zoodra ik gijn brief ont
vangen had, dat ik met dezen trein zou komen.
En heeft hij uw brief ontvangen'?
Ik hoop het, ik heb hem gezegd, dat hij mij
van het statfpn moet komen halen, om mij te
helpen om mijn bagage te dragen.
En ook om zooveel eerder bij mij te zijn.
Nu, misschien ook wel een beetje, antwoordt
de jonge vrouw en beiden glimlachen.
In elk geval, herneemt Raymond, als hij er
niet is, kunt gij op mij rekenen om u een hand
je te helpen. Daar we toch in dezelfde buurt
moeten wezen, zal ki een rijtuig nemen als
er nog een te krijgen is en dan breng i,k u
daarmee thuis.
zoo plastisch mogelijke wijze te voeren.
Gedurende de kerstdagen werden er in vele
plattelandsdorpen lezingen gehouden ever hot
landbouwvraagstuk. De sprekers die ui,t de ste
den naar de boerenbevolking waren gegaan
hebben getracht om de godsdienstige vooroor-
deelen der boeren weg te redeneoren: daarvoor
moest in de plaats komen een juist gebruik
maken van kunstmeststoffen en landbouwma
chines. Rondtrekkende bioscopen hebben in alle
kleine plaatsen filmvoorstellingen gegeven
waarin dè erbarmelijkheid der kerk drastisch
voor oogen werd gesteld.
De kranten bevatten speciale artikels om den
godsdienst zoo belachelijk mogelijk te maken.
De Pope en de Grootgrondbezitter, In de bladen
kon men ook lezen dat er no galtijd kerken
zijn die niet in clubhuizen zijn veranderd.
Deze campagne stond weer :jn het teeken
van een felle tegenstelling met de kerkelijke
vroomheid, van het overgroote mesrendeel van
het Russische volk dat in deze Kerstdagen weer
diep terneergeslagen was.
Medelijdend heeft God op deze hemel be
stormers neergezien; ter gelegener tijd zal Hij
hen ten val brengen, opdat het geloovige Rus
sische volk weer op christelijke wijze hun kerst
feest kunne, vieren.
Stalin, de kleine Lucifer zal het ondervin
den!
Ver in het hooge Noorden, aan de
r»vier Pala, verbleef onze medewer
ker langen tijd onder de lieiden-
sche Jahoegiren, in een wonderlijke
spookachtige omgeving.
Ik stond juist gereed mijn slaapzak in orde
te brengen, toen de Jahoegir, bij wien ik onder
dak gevonden had, een zacht-sissend geluid
door de tanden stiet. Zijn vrouwen, d\e nog be
zig waren met het opruimen van het vaatwerk
en het reinigen der talklampen, onderbraken
plotseling hun werk en stonden als versteend
Alleen Iwan, de Frans baikal-Kozak klopte be
dachtzaam zijn pijp tegen zijn laarzen uit, waar
voor de eigenaar der hut hem een verachtelij-
ken blik toewierp.
De honden sloegen aan met heesch-woedend
gehu;l.è
Het rendiervel waarmede de ingang tot de
tent was afgesloten, werd stuggesiagen, tot in
den versten hoek der warme hut Irong een
ijzige luchtstroom binnen, dit sneeuw en ijs-
korrels met zich voerde.
De vreemdeling kwam binnen en liep door tot
het midden der tent: bij het knappend vuur
bleef hij staan. Toch kon ?k zijn gelaatstrekken
niet onderscheiden, want de bijtende walm, die
slechts langzaam door het kleine rookgat kon
ontsnappen, vulde heel de kleine tent.
U moet onmiddellijk naar het station aan de
Pala komen, mijnheer hoorde ik een hijgende
stem. Met een sprong was de lange Iwar?
naast mij op de been en keek afwisselend nrj
en den laten gast vragend aan. Eindelijk kon
hij aarzelend en met moeite een wooitl spre
ken.
Latsch'ji
Latschin ben jij het?! riep ik verbaasd.
Kom toch mijnheer, als u An joh redden
wil.
Ingezonden Mededeeling
(15)
U behoeft niet bang te zijn, ook 's win
ters Uw handen te laten zien, want
winterhanden zijn te voorkomen. Akker's
Kloosterbalsem verzacht, herstelt en
voorkomt erger. Neem, zoodra zich de
eerste verschijnselen voordoen, Akker's
U is al te vriendelijk, mijnheer.
Och neen, ik heb haast, dus ik zou tuch een
rijtuig genomen hebben.
Nu, ik ben u toch dankbaar voor het be
leefde aanbod, maar ik hoop wel dat Rivat aan
het station zal zijn. Als hij mijn brief ontvan
gen heeft komt hij zeker.
Rivat? Heet uw man zoo?
Ja, mijnheer, Paul Rivat en ik heet Jeanne.
Het is juist vier uur als de trein het station
van Parijs biinenstoomt. De Lotharinge:: helpt
zijn reisgenoote uitstappen en draagt 'naar ba
gage naar den uitgang, waar een jonge man
in de uniform van de nationale garde, op
Jeanne Rivat staat te wachten.
Het is haar echtgenoot, een kloek gebouwd
man, van acht-en twint\g jaar.
De begroeting der jonge echtlieden is recht
hartelijk. Paut Rivat kust zijn vrouw op Leide
wangen.
Wat ben ik blij dat ge terug zijt mijn lief,
klein vrouwtje! roept Paul Rivat uit, terwijl
hij haar nog altijd tegen zijn breede borst
drukt, ijk verveelde mij zoo, en ge kunt u niet
voorstellen hoe leeg en ongezellig ik enze wo
ning vond. Als dat nog acht dagen had moeten
duren, dan was ik bepaald ziek geworden.
De jonge vrouw beloont deze liefdevolle woor
den met een glimlach en een kus.
Vervolgens vraagt hij:
Waar is uw bagage?
Jeanne wijst naar Raymond Schloss, die met
pakjes beladen een eind verder staat te wach
ten.
De heer met wien gereisd heb, is wel zoo
Wat Is er met Anjoh, Latschin?
i Anjoh is egr ziek, mijnheer. Maar niet zoo
ziek, dat u hen niet meer helpen kunt. Maar u
moet u haasten, als u Anjoh niet verliezen
wilt.
Is het zoo erg met hem?
Ik voor mij, geloof het niet, mijnheer!
Maar
De Schamane, toovenaar, kwakzalver- zegt
het. En u weet, dat de Schamane uw vijand
is en ook de vijand van Anjoh. En als u niet
heel gau wkomt, zal de toovenaar bij den zieke
zijn.
Ik aarzelde en kon niet zoo direct tot een
besluit komen.
U moet gaan klonk het plotseling somber
uit den mond van den Jahoegir.
Verwonderd, dat de anders zoo zwijgende en
teruggehouden man z'.ch mengde in ren ge
sprek, dat hem helemaal niete aanging, wend
de ik mij tot hen en vroeg:
Waarom gaaf je me dezen raad?
Ga, blanke vriend, wanneer u den Schamane
en Kamitok voor wilt zijn!
Als onder een zweepslag kromp ik ineen en
begreep plotseling het gevaar, waarin Tschuk
tsch verkeerde, die trouw mijn statie aan de
Pala bewaakte en bestuurde. Kamitok' Ge
worgd worden
De paarden Iwan!
Neen, riep de Jahoegir luid en het klonk als
een bevel. Verklarend voegde Latschin er aan
toe:
Onmogelijk, mijnheer! De sneeuw in de toen
dra is bevroren.
En hoe ben jij dan hier gekomen?
Met het rendier.
Zadel dan drie rend eren.
De oude Jahoegir lachte schuw, schreeuwde
zijn vrouwen een scherp klinkend woord toe,
dat ik niet verstond, waarop zij uit de hut ijl
den, toen zij hij beslist:
Je bent we ltweemaal zoo zwaar cis Lat
schin. Ook Iwan is te zwaar. Het rendier kan
je niet dragen. Maar \k laat de sieclen in orde
brengen en geef je vier goede dieren mee.
Misschien dat de lichte Kiktha je nog te rech
ter tijd aan de Pala brengt".
„En Iwan? Moet die hierblijven'"
„Neem hem mee en ook uw goede geweren",
riep de oude.
.Vooruit dan maar!" besliste ik.
Wij stormden naar buiten in dan sneeuw
nacht en lokten met verklinkend geroep van
„Koi-koi" de pischihi van de weide. Zij graas
den echter rustig verder en gromden onwillig,
toen wij ze een lasso omwierpen en voor de
sleden spanden.
Latschin bestuurde de eerste slede: ik zat
achter hem. De tweede kilitha, Jie de vrouwen
zorgzaam beladen hadden met alles wat wc
noodig hadden: medicijnen, instrumentenkist
je, levensmiddelen, dekens, wapens enz. alles
werd aan Iwan toevertrouwd.
Nog eenmaal keek de Jahoegir alles nog eens
zorgvuldig na, smakte met de tong, ten tee
ken dat alles in orde was, en reikte mij de hand
ten afscheid.
„Als het gebeurd is, wanneer u daar aan
komt, doe dan niets. Keer direct terug", zei
hij nadrukkelijk. Uw geweren kunnen wel doo-
den, maar niemand levend maken. Probeer,
Latschin iji Anjohs plaats te stellen!"
„Geloof je werkelijk, dat Anjoh.
„Vooruit!"En terwijl hij het dichtsbij
staand rendier een klap op het kruis gaf. voeg
de hij er ijzn rustig „Mot-Mot" aan toe. De
dieren begonnen te loopen
Zoo suisden wij over de besneeuwde bevroren
wegen, toen dra, onder ons de vlekkeloos diep -
blauwen nachtelijken hemel met zijn duizen
den flonkerende sterren
Uren en uren joegen wij over de eindelooze
vlakte der u.tgestrekte woestijn.
Verder.... altijd verdei!....
Mijne lioop, Anjoh nog levend aan te treffen,
om hem met alle middelen dér menschelijke
kunst nog in het leven te houden, werd steeds
grooter, het maakte mij bijna vroolijk. Reeds
Ingeionëen flffeaeëeeling 9
L
ECHTE FRIESCHE
vriendelijk geweest daarvoor te corgen, i.egt zij
ge moogt er hem wel voor bedanken.
Ja, maar dan zal ik hem eerst eens ontlas
ten.
De schrijnwerker neemt Ralmond één voor
één zijn pakjes af en drukt hem dan de hand
Ik dank u wel mijnheer, dat ge zoo vriende
lijk geweest zijt, voor mijn vrouw te zorgen.
Raymond beantwoord dien handdruk en zegt
Maar dat is volstrekt niet de moeite waard
mijnheer Rivat, ik weet zeker dat gij in mijn
plaats hetzelde zoudt gedaan hebben. z
Ja, zeker, maar men ontmoet op re's niet
altijd zulke bereidwillige menschen. En mag ik
u nu een glas wijn aanbieden.
Dank u?
U. weigert?
Tot mijn spijt, dat moet ik erkennen, maar
ik heb veel haast. Een paar minuten opont
houd zouden mijn geheele reis naar Tarijs
nutteloos kunnen maken.
Dan wil \k er ook niet op aandringen, maar
wanneer ge èenige dagen in de hoofdstad blijft
dan zal het mij genoegen doen, als ge ons eens
komt opzoeken.
Dat beloof i ku ten minste, zoo i* er den tijd
toe heb.
Mijn adres is Paul Rivat, reu -iaint Maur 15T,
I vroeger schrijnwerker, thans, zooals ge ziet, na
j tionale gardist van 't 57ste bataljon 3e com-
pagnie.
Dank u, ik zal het niet vergeten mijnheer
Rivat.
Na man en vrouw de hand tot afscheid ge
drukt te hebben, verlaat Raymond het station,
wiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiii'
A»
wilde ik Latschin eifcs zeggen omtrent het ver-
trouwen op een gelukkig gesternte, van het
vertrouwen op Hem, daarboven, toen plotse-
j ling de slede een scherpen draai naar links
maakte en bleef staan.
Iwan sukkelde nog een eindje verder.be
gon kwaad te schelden en maakt 3 zxh moppe
rend los uit zijn deken, toen de dee tegen wil
en dank bleef staan.
„Wat nu? Waarom stoppen we, Latschin?"
Latschin was reeds bij zijn dieren en spande
ze uit. Hij wees op een paar donkere punten in
de sneeuw en zei, met een zweem van ergernis
in zijn stem, als vond hij dat eeuwig „waarom"
erg last's
„Wij hebben thans meer dan 5 uur gereden,
mijnheer: Langer loopt het rendier niet zonder
eten. En zie. Wij staan hier op een be
vroren moeras, hier is voedsel genoeg voor hun
vieren
Er ging een heel uur verloren. Dan pas kon
den wij verder.
Omhoogomlaagzonder ophouden
verderverder.altijd verder.
Er is geen weggeen wegwijzer, niets dat
een'ge richting aangeeft.... Maar Latschin
rijdt.... Latschin stuurt.... recht naar de be
vroren Pala, naar de Noordelijke statie, naar
den ouden Anjoh!
Naar den ouden Anjoh, om hem te bescher
men voor den too verdokter en voor.Kami
tok, voor wurging
Als de hemel vaal wordt, eindelijk. einde
lijkdan zijn wij er.
Een heuvelwaarop een vlaggestok, die
al twee jaar geleden daar als richtingspunt
aangebracht V Van deze hoogte uit heeft
men een vrij u'+zicht op de nederzetting aan
de Pala..Zal ik de statie zien? En den trou
wen Anjoh
Latschin zwenkt naar den voet van den heu
vel, springt af en maakt eerst de rendieren los,
die zich direct verstrooien en naar voedsel
zoeken.
„Neem de geweren, mijnheer", flu sterde
Tschulsché. ,Laat ons eerst eens ongezien in
het dorp rondkijken. Als het te laat is verberg
u dan voor de oogen van mijn mannen. Het is
beter zoo!"
Ik begreep hem niet geheel en al. Tengevolge
van de plompe kleeding, volgde ik den Eskismo
moeizaam door de sneeuwDicht achter mij
komt Iwan.
Zonder een'g geluid beginnen wij te klaute
ren hooger en hooger
Alleen de adem is even hoorbaar. Mis
schien hooren wij hem ook maar, omdat wij
hem zien.
Dandan drukt Latschin mij met de lin
kerhand wat terug. Hij laat zich naar beneden
glijden en dan nog wat verder, om als eerste
naar beneden te zien.
Hij rekt den hals uit.En deinst *erug!
Ik z',e, dat een siddering hem overvalt
En zoo weet ik dat Anjoh dood isIk werp
een blik naar beneden, naar de plaats waar de
Tschuhtochten bijeen gekomen zijn:.. Man
nen in een kringmaken wiegende bewegin
gen terwijl zij zich bedrinken. de schamane
langzaam dansendboosaardig.spot
tend. In het midden van den kr ng een le
venloos lichaam.... met doorstoken borst....
en doorgesneden luchtpijp
Bloedom den hals van den dooden An
joh, de lederen riem, waarmee ze hem gewurgd
hebben. Kamitok!
Liggend schuif ik den geweerloop over de
linkerhand. Latschin stoot me terug. De waar-
te midden van het gedrang van reizigers die
aankomen en soldaten d\en vertrekken.
Op het stationsplein vindt hij een ledig rij
tuig, waar hij terstond instapt.
Waarheen, mijnheer? vraagt de koetsier, Reu
Popincourt no. 59, antwoordt Raymond.
Het rijtuig rijdt weg.
VII
Een half uur later blijft het staan voor het
huis no. 59 in de rue Popincourt.
De koetsier houdt zijn paard in, legt zijn zweep
waarvan hij een ruim gebruik heeft gemaakt,
op het dak van het rijtuig en keer:; zich op zijn
bok om, om tegen Raymond te zeggen:
We zijn er, mijnheer.
Raymond is al uitgestapt, duwt den koetsier
snel een geldstuk ,n de hand en treedt eenr oud
huis binnen, dat drie verdiepingen hoog is.
Achterin de gang is de kleine portiersloge'.
Aan het venster daarvan, dat op een binnen
plaats u'jtziet, zit een bejaarde /rouw te breien
Ralmond opent de deur van de loge
Mijnheer de abbe d'Areynes, alsjeblieft?
vraagt hij.
Op de eerste verdieping, antwoordt de por
tierster. iiSr !ïW
jii-w_.t
Is mijnheer thuis?
Ja.
Dank u.
Raymond rtekt de deur weer dicht en gaat
de trap op.
Op de eerste verdieping komt hij in een vier
kant portaal, waarin slechts één deur u-tkomt.
Hij trekt aan het schelkoord, dat naast die
deur hangt.