Voorzichtig! uitsluitend PU ROL No. 3702 Maandag 8 December 1930 45ste Jaargang NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN PREMIE. Oos fenilleton. let Geheim van den Voddenraper. VERSCHIJNT elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND {■OSTREtEMIHC Hu. 58419. FEUILLETON. Hoe er ontwapend wordt... Bureaux van Redactie en Administratie OOSTKADE 218, SAS-VAN-CENT Telefoon 15 Telegramadres: Koerier ERIER Abonnementsprijs 1.50 per 3 maanden, of 5.25 per jaar, bij vooruitbetaling - Advertent iën 20 cent per regelbij contract lager ZEER KOOPKRACHTIGE LEZERSKRING IT8TEKEND GESCHIKT VOOR PUBLIOITEIT Wij leveren GRATIS en FRANCO EEN PRACH TIG BLOC, BEVATTENDE 100 VELLEN PRIMA SCHRIJFPAPIER aan ieder, die per l Januari 1931 een kwartaalabonnement voor „De Zeeuw- che Koerier" aanwerft en EENZELFDE BLOC BENEVENS 100 PRIMA WITTE ENVELOPPEN aan ieder, die een jaarabonné aanwerft. Toezending geschiedt terstond na voldoening van de eerst abonnementsquitantie. Zij, die zich per 1 Januari 1931 minstens voor een kwartaal op De Zeeuwsche Koerier abonneeren, ontvangen de nummers gedurende de geheele maand December gratis. De abonnementsprijs blijft OOK NA 1 JANUARI f .5,25 per jaar, f 1,50 per kwartaal i .0,60 per maand. Zegt het voort, dat „DE ZEEUWSCHE KOE RIER" DE GOEDKOOPSTE, driemaal per week verschijnende COURANT is en DE HOOGSTE TITKEERINGEN waarborgt bij ongevallen. «Men zie de bedragen, elders in dit blad). In verband met het ten einde loepen van ons feuilleton „Het geheim van den Vodden raper", dat in de kringen onzer lezers om zijn boeienden inhoud groote waardeering vond, doet het ons genoegen te kunnen mededeelen, dat het ons gelukt is de hand te leggen op een niet minder aantrekkelijk, omvangrijk verhaal, getiteld: „DE BEDELARES VAN SAINT SULP1CE", dat stellig door onze lezeressen en lezers met evengroote belangstelling zal worden gevolgd. Ernst en luim uit Genève. Al- .leen de nict-bewapenden en de ontwapenden willen ontwapening. Hoeveel soldaten, hoeveel kanon nen zijn er? (Van een medewerker). Genève, November '30. Er is een oud spreekwoord in onze taal: „Wie in 'n glazen huisje woont, moet niet met stee- nen gooien". De een en dertig gedelegeerden, ciie in deze dagen in de glazen zaal van den Volkenbond erover zitten te beraadslagen, hoe Naar het Fransch van RAOUL DE NAVERY. 145) Na het bezoeken van vader Falot als een fol tering afgewacht te hebben, begon hij er naar te verlangen. Op zekeren avond, nadat zij de grondslagen vastgesteld hadden der stichting van een toe vluchtsoord voor verwaarloosde kinderen, zei Nerval, diep ontroerd, tot Aurijlac. De rol, die gij mij oplegt, kan ik niet langer volhouden! Ik stik onder het mom van eer en liefdadigheid, dat mijn wezenlijk gelaat bedekt. Ik weet niet welken naam ik moet geven aan hetgeen ik gevoel, maar het verleden schijnt mij zoo zwaar toe, dat ik er het gewicht niet meer van dragen kan. Toen gij mij veroordeeldet goed te doen tot boete voor het verleden, vond ik dat gij een verfijnde straf hadt uitgedacht. Denk eens, mij te verplichten aan de armen een vermogen uit te deelen, waarop ik zooveel prijs stelde, dat ik, om het te verwerven, voor geen misdaad terug cleinsd was; in een weldoener der menschheid ue veranderen, die door de menschelijke ge rechtigheid kon getroffen worden. Uw goeder- bierendheid was pijnigender voor mij dan de vreeselijke straf! De woede over uw zedelijke er kan worden ontwapend (hetgeen in rond Hollansch wil zeggen: hoe de ontwapening kan worden tegengehouden), die heefen we ten drommels goed, dat ze in een glazen huis je zitten, niet zoozeer, omdat ze vergaderen in 'n zaal met in de ronde glazen wanden, maar vooral, omdat de wereld het spelletje, dat de meesten hunner spelen, allang doorzietEn toch nemen ze dat oude spreekwoord maar niet ter harteMet de scherpe steenen van hun redevoeringen werpen ze om zich heen, zoodat het waarlijk een wonder mag heeten, dat de glazen zaal en daarmee de Volkenbond nog niet ineen is gestort. Ze zitten daar maar, kalm en rustig en ze schijnen heelemaal niet te weten, hoe ontzettend-belachelijk dat schouwspel is. Want nu, tien jaar na 'n vrede, die aan den overwonnene werd opgelegd en die groote volkeren dwong tot ontwapening, blij ven ze in gebreke, om de toen gedane beloften in te lossen en ook zelf te ontwapenen En dat alles om nietigheden. Ieder jaar komen ze trouw naar Genève, om telkens opnieuw te schipperen en ondertusschen worden thuis de legers, het aantal kanonnen, machinege weren, vliegtuigen en oorlogsschepen tot in 't oneindige opgevoerd Maar de heeren, die in de ontwapenings commissie zitting hebben, doen net, of ze daar allemaal niets van weten. En toch weer niet allen. De man met den stierennek, de robuste Litwinow, die men dezen keer heetëmaal in den hoek gezet heeft naast den gelorgnetten Turk Munir Bey vliegt elk oogenblik omhoog, om aan de „kapitalistische" mogendheden vooir te houden, wat het wereldproletariaat denkt van hun „ontwapenings'-politiek. Waarlijk, de Sovjets hadden zich geen geschikter gele genheid kunnen wenschen dan hun hier in Genève wordt geboden, om tegen het „kapi talisme" van leer te trekken. Graaf Bernstorff, de Dultsche afgevaardigde, die tijdens den oor log gezant in de Vereenigde Staten was en die de oorlogsverklaring der Yankees aan zijn va derland had voorzien, maar naar wiens mee ning toen in Berlijn niet geluisterd werd, hij heeft hier 'n allesbehalve benijdenswaardige taak. Hij immers moet telkens weer stormloo- pen tegen onwrikbare muren, hij moet komen aandragen met voorstellen, waarvan hij tevo ren weet, dat ze toch afgewezen zullen worden en alleen, omdat men 't in de ontwapenings commissie niet ernstig met de ontwapening meent, eerder 't tegendeel. Dan zitten daar de vertegenwoordigers der kleine mogendheden. Zoo onze afgevaardigde, de heer Rutgers met zijn knevel en z'n lorgnet aan een koord en zijn onafscheidelijk eindje sigaar in den mond. Van verre heeft hij wel iets van 'n universiteits-professor. 't Is een eerlijk man, die alles in het werk stelt om te redden wat er te redden valt, maar di.e tegen over le groote Staten machteloos staat. Want die doen alles, om de wezenlijke ontwapening op de lange baan te schuiven. Hij deelt dit lot met den Finlandschen gedelegeerde HoJsti en met den Zweed Westmann met zijn stoere ge- meerderheid, over uw grootmoedigheid, deed mij bijna stikken! Een geheelen nacht heb ik er over liggen den ken of het niet beter was u met eigen handen te worgen, dan gedwongen te zijn u telkens tot mij te zien komen om te zeggen: „Ik kom u weer een ongelukkige opgeven, die uw bijstand behoeft". Langzamerhand is die toorn bedaard, geweken; ik heb opgehouden u te haten, net is zoover gekomen, dat ik heb beginnen in te zien, dat uw gezag over mij niet alleen rechtvaardig, maar ook heilzaam was. Hetgeen gij mij cpleg- det als een straf, is geëindigd met mij een be looning toe te schijnen. Ik deed goed uit dwang, thans doe ik het met vreugde. Ik droogde de tranen der armen op bevel en met weerzin, en nu acht ik mij gelukkig als ik de droefheid in blijdschap kan doen veranderen. O Voorzienigheid!! mompelde Aurillac. Om kort te gaan, daar ik de gestrengheid van het vonnis en de pijn van de straf niet meer gevoel, kom ik u vragen: Wat verlangt ge nu voortaan van mij? Ik ben schuldig, ik wil, ik moet boete doen; welke boetpleging zult ge mij nu opleggen? Aurillac bleef een wijl zwijgend voor zich staren. Mijn taak is volbracht, sprak hij eindelijk. Vroeger haattet gij mij, thans acht gij mij vroeger waart gij zelfzuchtig, thans zijt gij lief dadig; vroeger waart gij trotsch, thans zijt gij ootmoedig; ik wil u geen andere straf meer op leggen! Maar ik moet toch boete doen voor mijn mis daad! riep Nerval uit. Ingezonden ftfededeelipg 0) Bij verwonde of bij ruwe huid stalte.... Wat hebben zij in te brengen tegen het woord van de groote machten, waarmee hun regeeringen toch immers ook weer reke ning hebben te houden? Zooals de zaken zich op 't oogenblik laten aanz'en, staat cte ontwa pening er slecht voor: ze wordt alleen maar ernstig gewild door de niet-bewapenden en de ontwapenden, maar de sterken en hun vriend jes maken er in het openbaar of in 't geniep 'n pretje van. Latëh we nu 'ns gaan zien bij de tegenpar tij. Vooreerst de Franschman Massigli. Hij spreekt nuchter, duidelijk, knap, hij is wat kort-aangebondenZ'n anti-pode, lijkt wel Lord Rober Cecil, de adellijke vertegenwoordi ger der Engelsche Arbeidersregeering, de man, die met veel moeite probeert om twee tegen strijdige houdingen met elkaar te vereenigen: de houding van den grooten propagandist voor de ontwapening en die van den nationalis- tischen Engelschman, wien zijn groote vloot bovenal ter harte gaat en die er voor moet waken, dat de Franschen hun bewapening ter zee niet al te hoog gaan opvoeren, terwijl hij hun ten opzichte van hun bewapening te land alle mogelijke vrijheid mag toestaan Men moet zeggen, dat de Labours, die geen gele genheid laten voorbijgaan om over ontwape ning te praten, gelukkig zijn geweest In hun keuze: want Lord Cecil, die zich steeds met 'n welwillende houding tusschen de heeren be weegt en die een eerbiedafdwingend aristo craat is, verstaat dat dubbele spel uitstekend. Ongeveer net eender als de Engelschman denkt er de Amerikaan Gibson over, de man met z'n clean-shaven, jong en gebruind ge zicht. Men heeft 'm maar op een paard te ?et ten en 'm uit te dossen met een bonte-veeren kroon en hij zou 'n volbloed Indiaan kunnen zijn. Ook hij blijkt, met 'n prettige, jeugdige manier van spreken, waar de grijze Cecil praat met trillende stem, gaarne de ontwapening te land op te willen offeren aan 'n overeenstem ming ter zee en zoo werkt de een den andere in de hand. De oude Italiaansche generaal Marinis, die zóó zachtjes praat, dat men hem nauwelijks verstaan kan, luistert daarbij ge woonlijk toe en ziet de comedie der anderen maar aan. Als hij dan aan de beurt komt, dan zegt hij, zooals gewoonlijk: Wij gaai: in onze ontwapening even ver als jullie. Dat is 't een voudigste antwoord, waarbij hij bovendien niets risqueert. „Onder de groote heeren is 't goed wonen' Met de menschelijke gerechtigheid beschouw ik uw rekening als vereffend. Gij? Ik zal er u het bewijs van geven, hervatte Aurillac, terwijl hij een brieventasch uit zijn zak haalde. Hij nam er den brief uit dien Ner val eertijds aan Camourdas geschreven had en reikte den fabrikant het papier tos. Nerval werd doodsbleek en een hevige sid dering deed al zijn leden trillen. Ziedaar; zeide Arillac kalm. Maar weet ge wel wat ge doet? riep Nerval opgewonden uit. Gij neemt u uw eigen wapen uit de hand; gij hergeeft mij de eer, de vrij heid.... Dat weet ik! En gij zijt n ',et bevreesd dat ik, weien ie (lat gij alle bewijs van mijn vroegere misdaad ruist, op mijn beurt misbruik maak van den "oest.and, waarin gij verkeert? Neen, antwoordde Aurillac bedaard; '.k her geef u de rust; ik laat u uw geweten. Nerval zonk op de knieën. O! uw grootmoedigheid is weergaloos! riep hij uit. Ik ben slechts een christen, hernam Aurillac, terwijl hij Nerval ophief, ga in vrede! Er blijft u niets anders over dan God te zoeken LI. De gevangene van Charengon. Terwijl het in de vorige hoofdstukken ver haalde plaats greep, wist Camourdas aan de bewaking van Charengon overgelaten, nog niet in welken hoek van Frankrijk hij zich bevond. denkt blijkbaar menig afgevaardigde van 'n kleine mogendheid. Zoo b.v. de heei Politis, de Grieksche gezant te Parijs, d'<e als maar zit te prijken met 'n feestelijk-pathetisch „lef- doekje" in zijn costuum van Westersche coupe en die zich overigens houdt voor een van de grootste juristen van den Volkenbond Hij zit er maar op te wachten, dat de voorzitter van deze ontwapeningscommissie, onze oud-mi nister van Buitenlandsche Zaken, Jhr. Loudon, om een of andere reden verhinderd is, zoodat hij den president mag spelen en hij zit er zich al in te verkneukelen, dat hij bij die gelegen heid naar hartelust zal mogen grasduinen in paragrafen, artikelen, passages en onderaidee lingenZijn heele gezicht vertelt dat hij geen gelegenheid zal laten voorbijgaan m c.n dercommissies en redactie-comité's in het le ven te roepen en hij hoopt hartelijk, dat ten gevolge van al dat volgeschreven papier, de mensohheid tenslotte zal gaan vergeten, »wat ontwapening nu eigenlijk is. Of liever: wat ze zou moeten zijn Maar de schoone droomen van den ^cer Po litis gaan in rook op: de menschheid zal nooit meer vergeten, wat ontwapening eigenlijk moest zijn. De menschheid heeft heusch de ontwapeningscomedie te Genève wel dóór. Maar weet zij ook, welk een verschrikkelijke werkelijkheid achter dit spel, waarvan de zes de acte op het oogenblik aan den gang is, staat te dreigen? Kent ze de omvang der be wapening der.anderen?. Men zou werkelijk meenen, dat de getallen onbekend zijn, of dat slechts weinigen er van weten, anders valt het immers niet te verklaren, hoe de menschheid, juist als voor 1914, met open oogen een nieuwe catastrophe tegemoet kan hollenVóór den oorlog hadden de voornaamste Staten van Eu ropa zoo ongeveer 5y2 millioen soldaten onder de wapenen. Nu reeds meer dan o millioen, waarbij men niet mag vergeten, dat de Duit- sche en Oostenrijk-Hongaarsche legers daar bij niet meer van beteekenis zijn. cmdat Duitschland, Oostenrijk en Hongarije ontwa pend zijn Metgemak kunnen Duitschland s naas te buren in een paar dagen tijds een leger van 12 tot 15 millioen op de been brengen En daar kan Duitschland slechts een handjevol man schappen van de Rijksweer, alles bij elkaar 100,000 man, tegenover stellen. Maar dat alles krijgt nog meer relief, als men nagaat de sterk te der bewapening, omdat 'n soldaat zonder wapens nu eenmaal niets beteekent: Frankrijk heeft 2500 tanks, 1800 stuks zwaar geschut, 25000 machinegeweren; Polen 220 tanks, 700 stuks zwaar geschut, 1300 lichte kanonnen, 14000 machinegeweren; België 300 zware ka nonnen en 290 lichte, 250 tanks, 4500 machinege geweren en zelfs Tsjecho-Slowakije bezit 40 st. zwaar geschut en 800 licht, 140 tanks en 8000 machinegeweren. Daarentegen heeft Duitsch land geen tanks, geen beweegbaar zwaar ge schut (de weinige kanonnen, die het mocht behouden, staan in vestingen ingebouwd), nog geen 300 lichte kanonnen en iets meer dan 2000 machinegeweren. Toen zijn bewaker hem in .den nacht weg voerde, was Camourdas zoodanig door den opi um bedwelmd, dat hij van niets bewustzijn had. De paarden vlogen over den weg. Bij het aanbre ken van den dag gebruikten Charengon un de koetsier in een herberg een stevig ontbijt, waar na het weder voorwaarts ging. De hoeve van Nerval stond ver van andere woningen verwijderd, aan den kant van een weinig bezochten landweg. De muren waren ge scheurd, de tuin was een wildernis gewerden, de paden waren verdwenen onder hel. hooge gras, terwijl zware kastanjeboomen liet bouw vallige huis in een somber, geheimzinnig half duister hulden. Charengon liet, bij de woning gekomen, stil houden, stapte uit, draaide met moeite het verroeste deurslot open, sleurde den nog steeds bewusteloozen Camourdas uit het rijtuig raar binnen en zond den koetsier naar Parijs terug. Hij legde zijn gevangene voorloopig in een ver trek op den grond en ging nu op zijn gemak de ligging der plaats opnemen. Het huis rook schimmelig; de muren waren bedekt met salpeter, het houtwerk was vergaan en talrijke ventserruiten waren gebroken. Niettemin wierp Charen&on een tevreden blik om zich heen; de tuin was groot genoeg om den lust tot bëbouwing, die z gh bij den voormaligen werkman van Nerval openbaarde, te bevredigen Na de vertrekken bezichtigd te hebben, klom Charengon de keldertrappen af. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1930 | | pagina 1