De Zeeuwsche Koerier Vrijdag 5 Bsc, 1930 Tweede Blad. Het Gebeim van den Voddenraper. Rechtszaken. President Hoover en de Katholieken van 45e (Jaargang. No. 3701 FEUILLETON. door Justin Mc Grath. Zijn ambt als president van de Vereenigde Staten schromelijk vergetend heeft president Hoover aan de protestanten in Amerika een schrijven gericht, dat niet alleen een beleedi- ging is voor de 20 millioen katholieken van de Vereenigde Staten, doch als een uitdaging mag opgevat worden aan het adres van de katho lieken van geheel de wereld. Pater J. Burke C.S.P. generaal-secretaris van de National Catholic welfare conference heeft in een publiek antwoord op dit schrijven ver klaard, dat de president de geest als de letter van zijn ambtseed als president der V. S. ge schonden heeft. Naar aanleiding van de godsdienstfeestcn op den reformatie-Zondag in de V. S. richtte president Hoover tot de aanhangers der ver schillende evangelische gezindten een schrij ven als volgt: „Aan alle Amerikanen van evangelische ge zindte, die op den 31 October de verjaardag van de protestantsche reformati/e vieren en te vens het 400-jarig jubileum herdenken van de uitvaardiging der Augsburger confessie, welke het aanzijn gaf aan zoo talrijke veranderingen in godsdienstige opvattingen en een geheel nieuw regeer:(ngssysteem in 't leven riep, het welk zoo gunstig afstak tegenover de andere opvattingen omtrent religie en staatkunde bied ik mijn hartelijke groeten en wenschen aan. De invloeden van deze wereldhistorische gebeurtenissen weerspiegelen z*ch in geheel ons nationale leven en in al onze nationale instel lingen in 't godsdienstig leven door het voort durend groeiend aantal aanhangers van het protestantisme en ;,n het staatkundig leven door het principe van de scheiding van kerk en staat. Het lijkt ons daarom gewenscht, dat wij de personen en gebeurtenissen, waaraan wij deze grootsche krachten te danken hebben, op passende wijze vieren". Op dit rondschrijven heeft Pater Burke het volgende geantwoord Er is in 't geheel niets tegen te zeggen, dat president Hoover een gelukwensch-boodschap zendt aan alle Amerjcaansche protestanten, die in 't publieke leven iets tot stand hebben ge bracht. Maar in bovenaangehaalde boodschap schendt president Hoover den geest, zooal niet de letter van zijn ambtseed als president. Im mers het kan toch niet geloochend, dat dit schrijven een beleediging is ?"ii 't aangezicht van zooveel miliioenen Amerikanen temeer omdat Hoover's verklaring historisch valsch is! Luther was geen strijder voor de scheiding van kerk en staat, maar een hoogst willekeurige verdediger van het staatsabsolutisme. Het is echter van groote beteekenis voor de constitu tioneel structuur van ons land en zijn staats instellingen, wanneer de president van geheel het Amerikaansche volk, die krachtens zijn ambt geroepen is, de godsd'/enstige rechten van allen te eerbiedigen, een bijzonder godsdiensti ge corporatie geluk wenscht met de verande ringen, welke zij tegenover oudere opvattingen omtrent religie en regeerings-systeem in het leven r*>p en zelfs openlijk verklaart, dat wij als natie de protestantsche persoonlijkheden en gebeurtenissen moeten vieren, van wie zuike vervormde krachten zijn uitgegaan voor land en volk. De bevolking van Amerika bestaat uit 122 millioen. Hiervan zijn 20 millioen katholiek, 4 millioen jood en 30 millioen van verschillende confessie. De resteerende 68 millioen hooren tot geen enkele geloofsbekenten'-s of kerkge meenschap. Van bovengenoemde 30 millioen zijn er slechts 5 millioen protestant. De katho lieken zijn dus sterk in de meerderheid. Wan neer we vervolgens zien, dat zich onder deze 30 millioen van uiteenloopende gezindte, reli gieuze secten bevinden zooals de spirilualisten, de methodisten, de theosofen, communistische groepen, gelijk het Vedanta-genootschap en on telbare andere genootschappen (men telt on geveer 167 secten, waarvan er 93 nauwelijks elk 10,000 leden hebben, terwijl slechts 5 secten meer dan 1 milljoen aanhangers hebben: de sterkste groep vormen de methodisten met 5 millioen leden) dan springt duidelijk in 't cog, hoe absoluut ongemotiveerd de bewering van den president is omtrent de beteekenis van het protestantisme en zijn invloed op ons nationale leven en onze nationale instellingen. De Vereenigde Staten zijn geen uitgesproken protestantsch land. De philosophie, welke aan de onafhankelijkheidsverklaring ten grondslag ligt, is katholiek en vond de instemming van geheel de katholieke bevolking van Amerika. De grondleggers van dezen statenbond hebben uitdrukkelijk verklaard, dat geen staatsreligie verplichtend zou gesteld worden en de geloofs belijdenis bij het bezetten van staatsposittes geen rol zou spelen. Vandaar dat de demo cratische regeeringsbeginselen van veel oudere traditie zijn, dan de zoogenaamde reformatie en de Augsburger confessie (Nadruk verboden). Politierechter te Middelburg. In de zitting van 28 November jl. werden o.a de volgende zaken behandeld: J. H. P. B., 37 jaar, ingenieur te Sluiskil Cthans te Brussel) werd beklaagd dat hij om streeks October 1930 in het Arrondissement Middelburg een geldsbedrag van f 50, toebe- hoorende aan F. J. van Kerkvoorde, welk be drag hij had ontvangen op voorschot noor een te leveren Radiotoestel, doch waarvan de leve ring niet doorging, heeft verduisterd. Eisch 1 maand gev. voorw., proeftijd 3 jaar en bijzondere voorwaarden. J. W., 35 jaar, werkman, te Sluis, was door den Kantonrechter te Oostburg op 7 October 1930 veroordeeld ter zake van dronkenschap bij herhaling tot 3 weken hechtenis en plaatsing n eene Rijkswerkinrichting voor den tijd van één jaar. De verdachte was in hooger beroep gekomen. Eisch bevestging van het vonnis van den kantonrechter. De Ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij het Kantongerecht te Ter Neuzen heeft hoo ger beroep aangeteekend tegen het vonnis van den kantonrechter te Ter Neuzen, waarbij E. H. B. H., employé te Gent, is vrijgesproken van de liem ten laste gelegde overtreding van de Motor- en Rijwielwet, gepleegd te Sas van Gent op 29 October 11. Sportliefhebbers vinden in DE MAASBODE alles, wat zij kunnen wenschen. NA DE KRONING VAN NEGUS TAFARI. Het ruiterstandbeeld van Menelik II, den stichter van het moderne Eth'ppië, dat in ver band met de kroningsfeesten van Negus Tafari te Adis Abeba dezer dagen plechtig is onthuld. éZ r**5'v Naar het Fransch van RAOUL DE NAVERY. 144) Alle spoor van waanzin was uit Christiaan's trekken verdwenen; zijn blik was vrij en hel der zijn stem vast, zijn gestalte recht. Met het handschrift in de hand naderde hij Mederic. Gij zijt een man sprak hij tot dezen, en gij schijnt mij braaf toe. Ik stel vertrouwen in u; ik geef die papieren aan u over, wanneer gij mij op uw eerewoord belooft, dat gij ze aan mij zult geven, indien ik u het bewijs lever, dat ze mij toebehooren en dat degene, die ze aan mijn dochter toevertrouwde, ze gestolen heeft! Ik beloof het u, antwoordde Mederic. Christiaan reikte hem de rol papier over. Mijn geheugen keert geheel en al terug, sprak de arme uitvinder; overtuig u eens of bladzijde 217 er niet uit is! Inderdaad, antwoordde Mederic. Regina, hernam Christiaan, eerst dezen mor gen heeft men u de papieren overhandigd, net waar? Ja, eerst dezen morgen, bevestigde Regina. Ik heb ze dus niet in mijn handen gehad vóór het oogenblik, dat ik ze u ontnomen heb Neen, vader. Welnu, hervatte Christiaan, sedert een tijd, waarvan ik onmogelijk den duur kan bereke nen, maar de vijftien jaren wel bijna zal halen, als ^k den leeftijd van Regina in aanmerking neem, is bladzijde 217 verborgen achter den bruidskrans van uw moeder. Met koortsachtige drift nam Regina de lijst van den muur, rukte het carton los, dat er met nageltjes zonder koppen aan den achterkant tegen bevestigd was, en ontvouwde een geel ge worden beschreven vel papier, dat het volgnum mer 217 droeg. Zij zonk voor haar vader op de knieën. Helaas! wie zal mij gerechtigheid doen weder varen? vroeg de arme uitvjjnder bedrukt. Ik! liet een stem zich hooren. Regina en Mederic keerden zich om, vader Falot stond op den drempel. Hij haalde een aanteekenboekje uit zijn zak en schreef er de volgende woorden op: Mijnheer Nerval wordt verzocht het model van den verbeterden wagon te doen vervaar digen, die zijn voormalige werkman Christiaan Moreau, uitgevonden heeft. FALOT, voddenraper. En zoudt gij denken dat hij aan uw verzoek zal voldoen? vroeg Christiaan twijfelend. Ik ben er zeker van, mijn vriend, bevestigde vader Falot. Maar wat zal ik aan mevrouw Gramburg zeggen? vroeg Regina, Gij moet het handschrift laten wegen, mijn kind, en ik zal zelf den prijs, dijen het- tegen vijftien centiem het pond waard is, aan mijn heer Gramburg gaan overhandigen. Hij zal va der Grappin misschien zijn klandisie onthou den, maar zich doodst'J houden, uit vrees van in opspraak te komen. Den volgenden dag gaf Achille Nerval inder daad, na het lezen van Aurillac's briefje, be paalde bevelen, dat men terstond aan het ver kleinde model van den ongelukkigen uitvinder zou beginnen. Er ging geen dag voorbij, zonder dat vader Falot aan Nerval een ongelukkige zond, die on dersteuning behoefde. Nerval gehoorzaamde stipt aan den last, evenals een soldaat aan zijn wachtwoord: koud, onverschillig, als altijd onder wierp hij zich aan den onverbiddelijken regel van een plicht. Uit nederigheid scheen hij alle dankbetuiging af te wijzen, maar in werkelijk heid waren de woorden van dank, die hij hoo ren moest, nog pijnlijker voor hem, dan de aal moes, die hij gedwongen werd te schenken. Wanneer hij tranen van erkentelijkheid zag cp wellen in de oogen der lieden, die hij bijstond, ontwaakte het gevoel van zijn afhankelijkheid, zijn slavernij levendiger dan ooit in hem; want hij begreep, dat hij slechts een stuk speelgoed was in de handen van Aurillac, hetwelk deze met een woord kon verbrijzelen. Hij durfde zich niet verzetten en toch was hij overtuigd, dat Aurillac dat woord nooit zou uitspreken; 't geluk van Max en Angelie strek te den misdadiger daarvan tot onderpand. Au rillac's hart verdedigde de kinderen, en men kon den misdadiger niet treffen, zonder hen tevens nameloos ongelukkig te maken. Dat alles had Nerval zich wel honderdmaal gezegd, en daarbij het voornemen gemaakt, om voortaan alle ondersteuning aan de behcefti- gen te weigeren, die Aurillac hem toezond, maar als het op de uitvoering aankwam, deins de hij terug; de vrees bekroop hem, dat Auril lac, Max en Angelie met de ware toedracht der zaak mocht bekend maken, en de gedachte de acht'ng van zijn schoonzoon en zijn dochter te zullen verliezen was hem onverdraaglijk. Nadat de jonggehuwden van hun huwelijks reis waren teruggekeerd, wijdde Max. evenals vroeger, zijn morgen aan den arbeid, terwijl Angelie dien gelijk voorheen, besteedde aan het bezoeken van haar geliefde behoeftigen. Aan de ontbijttafel, welke op het gewone uur de familie bijeen zag, deelde Angelie haar va der mee, welke menschen zij dien morgen had bezocht; hadden zij geldelijke ondersteuning nood'g, dan wendde zij zich tot haar vader, hadden zij daarentegen behoefte aan rechts kundigen bijstand, dan deed zij een beroep op de hulpvaardigheid van Max. Max beloofde zijn tijd, Nerval opende zijn beurs. Verheugd drukte zij dan den een de hand en viel den andere om den hals. Ach! vader, wat heb ik u lief, zegde zij En waarom hebt gij mij lief? Omdat gij goed zijt. En als ik eens niet goed ware? Dat zou immers niet mogelijk zijn? Buiten dien met den dag wordt gij goedhartiger. Dat komt met het klimmen der jaren! ant woordde Nerval eenigszins bitter.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1930 | | pagina 5