No. 3672
Maandag 29 September 1930
45ste Jaargang
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Denk aan de klok.
SOLlDARiSME.
let Geheim van den
Voddenraper.
Uil de Pers.
Buitenland.
I
VERSCHIJNT elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
POSTREKENING No. 52419.
FEU ILLETON.
DE ZEEUWSCHE KOERIER
Bureaux van Redactie en Administratie
OOSTKADE 218, SAS-VAN-CENT
Telefoon 15 Telegramadres: Koerier
Abonnementsprijs 1.50 per 3 maanden,
of 5.25 per jaar, bij vooruitbetaling -
Advertent ién 20 cent per regelbij contract lager
zeer koopkracht iq e
lezerskring
uit8tekend ge80hikt
voor publiciteit
In den nacht van 4 op 5 October (Zaterdag-
.acht) eindigt de Zomertijd. Men zette dus
Zaterdagavond vóór men zich ter ruste begeeft,
de klokken ÉÉN UUR TERUG.
Ook een vreemd woord. Het be teekent eigen -
ijk gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
- n 't algemeen wordt met d',t woord aangeduid
onze katholieke maatschappijleer. Solidarisme
is dan goed te onderscheiden van liberalisme
en socialisme. Tusschen deze beide uitersten
houdt solidarisme het goede midden.
Liberalisme en socialisme zijn eenzijdig. Zij
houden geen rekening met het dubbele karak
ter van den mensch, met diens persoonlijkheid
en sociaal wezen.
Het liberalisme let alleen op de eerste eigen
schap. Het ziet de maatschappij als een ver
zameling van menschen, die ieder hun eigen
belangen nastreven en het leert, dat door zelf
zuchtig optreden op de beste wijze de belangen
der gemeenschap worden gediend. De zwak
keren, die den strijd des levens niet aankunnen
worden uitgestooten door de sterkeren. Slechts
mogen geen rechten worden geschonden, maar
overigens heeft de overheid slechts toe te zien
hoe in dezen bestaansstrijd de besten zich hand
liaven tot welzijn van de geheele maatschappij
Het socialisme vervalt in het andere uiterste.
Het houdt geen of onvoldoende rekening met
de persoonlijkheid van den mensch. Het ziet
hoofdzakelijk de gemeenschap óf de maatschap
pij. De overheid moet alles leiden en besturen.
Van haar zijn alle menschen in hooge mate
afhankelijk. Zij vormen als 't ware een kudde,
waarvan ipder schaap zich voegen moet naar
de leiding en de orde, die de meester verkiest.
Tusschen deze twee gevaarlijke uitersten
(men weet reeds uit ervaring, welke onheilen
uit liberalisme en socialisme zijn voortgevloeid)
staat het solidarisme.
Dit ziet de maatschappij als een organisme,
b.v. als het menschelijk lichaam, bestaande uit
verschillende deelen, dip ieder een eigen taak
hebben te vervullen, maar samen het gezonde
geheel moeten vormen.
Het menschelijk lichaam bestaat uit: een
hoofd en een hart, uit handen en voeten enz.
Deze deelen hebben ieder een eigen functie.
Maar zij moeten samenwerken. Het gemis van
een dezer deelen maakt het lichaam minder of
meer geschikt voor zijn taak en kan het le
ven zelf onmogelijk maken.
Zoo staat het ook met de maatschappij. Ook
deze is een orgaan. Hare deelen zijn de af
zonderlijke personen, d^e levenscellen vormen
in de huisgezinnen, de gemeenten, de provin-
118)
Naar het Fransch van
RAOUL DE NAVERY.
DE OPENING DER ZEEHAVEN TE DORDRECHT. H. M. de Konjngin inspecteert na het verlaten van clen Koninklijken trein de eere-
wacht, die op het Dordrechtsche perron stond opgesteld.
Tegelijk strekte hij zijn bevende hand ze
genend naar den jonkman uit.
Zijn besluit was genomen.
Hij zou vader Falot blijven, van zijn handen
arbeid levend, hij zou van alle eerherstel af- j
zi,en, van een rechtmatige wraak afstand doen
en aan God de straf van den misdadiger over- J
laten. Om zijn oud hart te verwarmen, zou hij
Maximiliaan van tijd tot tijd komen bezoeken,
wel middelen weten te vijlden om hem dikwijls
te naderen, en elk uur, elke minuut zou hij tot
zichzelven kunnen zeggen.
Ik heb mijn meer dan het leven geschonken1
ïk heb hem mijn eer opgeofferd en zijn geluk
is mijn werk.
En toen Aurillac dit onwrikbaar besluit ge
nomen had sprak hij, de handen vouwende:
Het is volbracht!
Kort daarna zonk hij, uitgeput door het ge
weld der aandoeningen, welke hem dien avond
achtereenvolgens bestormd hadden, iji een die
pen slaap.
Het was reeds lang dag, toen hij zijn oogen
opende.
Maximilliaan zat voor zijn bed, met bezorgd-
ciën en vereenigingen van verschillenden aard.
Een goede ordening der maatschappij moet
het afzonderlijk leven dier deelen bevorderen
en beschermeren, maar altijd met het oog op
het geheel, op de belangen der gemeenschap.
Dit is organisch.
Hierover nadenkend, zal men begrijpen, wat
ons van liberalisme en socialisme scheidt en
wat de diepere beteekenis is van ons sociaal
program. Bescherming van het huisgezin en
bevordering van het vereenigingsleven, ook van
de bedrijfsorganisatie, om slechts op een paar
punten te wijzen, volgen dan vanzelf uit dat
vooropgestelde beginsel, uit onze opvatting van
de maatschappij.
Maar even begrijpelijk wordt dan waarom
liberale? en socialisten de huisgezinnen niet
bizonder willen beschermen, waarom de eersten
indien zij althans aan hun oorspronkelijk
beginsel trouw willen blijven zich tegen het
vereenigingsleven verzetten, en waarom de laat
sten aan dat vereenigingsleven een geheel an
dere doelstelling geven dan wij.
heid het ontwaken afwachtend, daar hij nog
altijd voor de gevolgen van het toeval van den
vorigen avond vreesde.
Hoe is het met u, vader Falot? vroeg hij
vriendelijk.
Ik ben geheel en al beter, ik dank u.. ja, ik
dank u uit den grond mijns harten, Ik heb u
veel last aangedaan.
Mij! in het geheel niet Ik blijf dikwijls 's
nachts opzitten om te werken; dezen nacht heb
ik zitten schrijven, terwijl gij sliept, ziedaar
alles.
Mijn krachten zijn geheel teruggekeerd, her
nam Aurillac, terwijl hij uit zijn bed stapte, en
ik ga
Gij moet eerst met mij ontbijten; ik geef
u de vrijheid nipt voor ge een biefstuk met 'n
glas wijn gebruikt hebt.
Ik zou met u ontbijten? vroeg Aurillac met
van ontroering bevende stem.
Zijt gij niet mijn bondgenoot mijn vriend!
hernam Maximilliaan, Aurillac de hand reiken
de, en daarbij moet ik u rondborstig verkla
ren, dat gij mij een genegenheid inboezemt,
welke ik nooit voor eenigen mensch gevoeld
heb; ik gevoel mij tot u aangetrokken door uwe
hoedanigheden die ik hoogacht; maar meer
nog door een natuurlijk verschijnsel, dat u zoo
ik het u mededeelde, zeer zonderling zou voor
komen.
En dat is?
De klank van uw stem.
Hoe kan mijn stem
Alles wat ik daarop weet te antwoorden, her
vatte de advocaat aangedaan, ls, dat lk du>
nimmer kan hooren, zonder te ontroeren. Kven
Ziedaar de beteekenis van het solidarisme.
Wij kunnen er meer nog uit afleiden.
H.
De S.D.A.P. en de openbare school.
Wij lezen in „De Tijd".
In het Paaschcongres der S.D.A.P. was een
voorstel uit de afdeebpgen aan de orde, om
het congres te doen uitspreken, dat de partij-
genooten „zedelijk verplicht" zijn, hun Kinde
ren naar de openbare school te zenden. Dit
voorstel werd naar den Partijraad verwezen,
en deze heeft het in de vergadering van jl. Za
terdag verworpen.
Een toelichting op het besluit ontbreekt. Doch
de veronderstelling is n'iet gewaagd, dat de
S.D.A.P., die bijzondere roode scholen opricht,
zich in beginsel niet meer voor de openbare
school kan uitspreken.
als het zien van een schilderstukje de onduide
lijke trekken van een gelaat in mijn geheugen
heeft doen herleven, herinnert uw stem mij aan
die lieflijke muziek des harten, welke onverge
telijk is. Gij hebt een manier om zekere din
gen te zeggen, zekere woorden uit te spreken,
die mij tot in het diepste mijner ziel ontroert,
en dikwijls hoor ik u, de oogen slu'itende, tot
mij spreken om mij zeiven af te vragen: Waar
toch kan ik die stem gehoord hebben.
O! mijn God! schenk mij de kracht om te
zwijgen, bad Aurillac in het diepste van zijn gs
moed.
En wat nog zonderlinger is, vervolgde Maxim»,
liaan, toen gij uit uw bezwijming ontwaaktet,
hebt gij mijn naam genoemd.
Heb ik u Maxmil'^an genoemd?
Neen, gij hebt u van het liefdevolle verklein
woord bediend, dat zoo zacht op de lippen van
mijn moeder en uit den mond mijns vaders
klonk; gij hebt gezegd: „Max, mijn kleine
Max.
Zoo! sprak Aurillac bevend. Laat u dat even
wel niet verwonderen, ik heb een kind een
zoontje gehod
Dat d>en naam droeg?
Ja en dikwijls, zeer dikwijls zelfs, onder mijn
werk, in mijn slaap, onder het bidden ont
snapt mij die naam: Max, mijn kleine Max.
Aurillac sprak dien naam met zooveel gevoel
uit, dat de jonge advokaat door zijn aandoe
ning overmeesterd, den voddenraper om den
hals viel met den uitroep:
Mijn vader, mijn arme vader!
En snikkend liet hij het hoofd op den schou
der van den ouden man rusten.
Een priester omgekomen.
De pastoor van Bérangevile, die van een pel
grimstocht te Lisieux met kennissen in een
auto terugkeerde, ),s bij Méry, door het slippen
van den auto, uit het voertuig geworpen en
met een schedelbreuk opgenomen. Hij gaf den
geest, nog vóór dat overbrenging naar een zie
kenhuis kon plaats hebben.
Builenpest in Algiers en Marokko.
Volgens een bericht uit Rabat zijn in Algiers
en Marokko gevallen van bu'Jenpest voorgeko
men. De overheid treft strenge maatregelen
om een uitbreiding der epidemie te voorkomen.
Hoe groot het aantal gevallen is, wordt niet
gemeld. Alleen is bekend gemaakt, dat het
grootste aantal gevallen in de buurt van Oran
voorkomt.
Uit Negeria komen berchten over het uit
breken van een pokkenepidemie.
Met onuitsprekelijke liefde sloot Aurillac dien
lang gezochten, innig beminden zoo in zijn ar
men en drukte hem met toenemende kracht
aan zijn hart. De overmaat van zijn geluk over
stelpte hem, en bijna had hij zich verraden,
doch gelukkig in tijds tot het besef van der-
toestand komend, maakte hij zich zachtjes uit
de omarming van den advocaat los, waarop
deze stamelde:
Vergeef mij, vader Falot; ge denkt aan uw ver
loren kind; gij herinnert mij aan mijn ongeiuk
kigen vader!
Een half uur later zaten de advokaat en de
voddenraper aan de ontbijttafel. De oude man
at weinig, want de ontroering benam hem al
len eetlust, en met Maximiliaan was het even-
zoo gesteld.
Onder het eten, bracht vader Falot het ge
sprek op het huwelijksplan van Maximiliaan.
Dus gekroont dit huwelijk met juffrouw Ner
val al uw wenschen? vroeg hij.
Ja, mijn vriend. Ik had dit echter niet dur
ven hopen. Ik ze| hij mij zeiven, dat het dwaas
heid waas te kunnen denken, dat zulk een rijke
erfdochter ooit mijn vrouw zou worden, maar
dit is zeker, dat ik mij nooit over haar verlies
zou getroost hebben! Zij zal de kracht van m'n
leven, mijn moed, mijn vreugde zijn; zij zal de
liefde voor den arbeid verdubbelen en over de
taak, die ik op mij genomen heb, den zegen des
hemels doen neerdalen. Want ook zij, voor w'jc
ik geen geheimen heb en ook nooit hebben zal
ook zij weet dat ik rusteloos de schuldigen aan
den brand van La Vilette vervolg; zij verlengt
even vurig naar hun ontdekking als ik zelf.
(Wordt vervolgd)
kt
:it
(9)
sr-
te
en
3e-
ige
fin
iet
aal
in
ïö-
ter
ten
>ls
ge-
er-
,n3'
tri-
?e-
ich
;h-
zht
zoó
ter
iar
teel
la-
net
iwe
ge-,
ar-
lef
•n-
>ch
te
an
an
ru
in
pa.
n-
in
>te
en
ar
on
pn
n-
v
tn
i
3e
ïll
;n