De Tentoonstellingen te HULST. Augustus 1930. Men schrijft ons uit Hulst: Het zal stellig niemand verwonderen, dat een stadje met een roemrijke historie als Hulst ter gelegenheid van een historisch feit, als de herdenking van het 750jarig bestaan der stads rechten een historische tentoonstelling heeft ingericht. Integendeel zou men zich eer ver bazen, als die bij zoo'n gelegenheid ontbrak. Wèl zal het bij neder bezoeker dezer tentoon stelling verbazing wekken, dat men erin ge slaagd is zooveel historisch materiaal bijeen te brengen, en de wijze, waarop dat geëxpo seerd, moet ons met oprechte verwondering vervullen voor de liefde en toewijding, waar- Cornelis Jansenius van Hulst, eerste Bisschop van Gent. zouden werkelijk gelukkig zijn. Wat moeder voor u geweest is, zou ik voor u worden. Camourdas liet zijn dochter los en sprak somber: Het is te laat, ik kan niet meer terug. En weet u waarheen de weg voert, dien u bewandelt? Hét voorhoofd van Camourdas fronste zich en hij antwoordde: Dat zijn zaken die een kind niet aangaan! Al die praatjes kunt ge voor je houden. Je moeder kon mij in haar tijd ook zoo de les lezen; herinner mij niet meer aan haar. Zij was een heilige, sprak Bestiole zacht. Een heilige? een martelares, wilt ge zeg gen! Dat is menigmaal hetzelfde vader. Met de eene hand op de tafel leunend, ter wijl zij met de andere de kloppingen van haar hart trachtte te bedwingen, keek Bestiole, met haar goedige, gfroote oogen, den ontaarden reus aan, wiens hart, één minuut, één enkele, sinds langen tijd, voor een zacht gevoel ge klopt had. Als betreurde de dronkaard het, dat hij een oogenblik aan die opwelling van vaderlijke teergevoeligheid had gehoor gegeven, voegde hij erbij: Hier is geld, een handvol geld, en ik wil dat gij het uitgeeft. Bekommer u niet om mij; wat ik verdien, is mij genoeg. Camourdas' oog flikkerde. Ge wijst dit geld af alsof er een vloek op rustte; gelooft ge soms dat 't het loon is van een misdaad. Maarvader Ge verdenkt! ge beschuldigt mij! Ik heb u lief, antwoordde Bestiole, ik bemin u uit den grond mijns harten. Maar in weerwil van die met een bevende stem gegeven verzekering, begreep Camour das zeer goed, dat niets in staat zou wezen het wantrouwen van het meisje te overwinnen dat het van haar moeder scheen overgeerïd te hebben en driftig de deur openwerpend, mede gewerkt moet zijn om een dergelijk re sultaat te bereiken. Zoo is dan onder leiding van kapelaan C. A. Dekkers, voorzitter van dit tentoonstellings comité, en met de niet genoeg te waardeeren medewerking van den gemeentearchicaris den onvermoeiden en kundigen gesch'iedvorseher, den heer J. Adriaanse, alsmede van Monseig neur Coppieters, bisschop van Gent, Mr. Meer kamp van Embden, Rijksarchivaris te Middel burg, Dr. Unger, Conservator van het prenten- cabinet van het Zeeuwsch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, Pater Fruytier, missionaris te Bornhem, Prof Viane uit Brugge den Directeur van het Rijksmuntenkabinet te 's-Gravenhage, de Hoogeerw. heer L. van Gils, president van het Groot-Seminaire te Hoeven Prof. Dr. Alf. Mulders en Prof. v. Raamsdonk in de grooté trouwzaal van het historische stadhuis e encollectie documenten, boeken, prenten en munten bijeengebracht, die alle tezamen een gedocumenteerde geschiedenis van Hulst vormen, te beginnen met de oudste charter van 1270 tot op den huidigen dag, alles keurig gerangschikt in vitrines en voorzien van f een beknopte inhoudsopgaaf, waardoor de voor de meeste bezoekers practisch onleesbare oude documenten begrijpelijk en aantrekkelijk worden. De eerste afdeeling omvat de periode van 1270 tot 1645, toen Hulst door Prins Frederik Hendrik werd ingenomen. In deze afdeeling f bevindt zich een schitterende collectie oude f charters, welke een duidelijk overzicht geven van het godsdienstig, sociaal economisch en j militair leven dezer stad. Deze afdeeling wordt 1 dan verder aangevuld met zeer merkwaardige l oude stadsrekeningen en Kerke-rekeningen en andere gegevens terwijl de geografische ge steldheid door kaarten enz. zooveel mogelijk ging hij heen. Sinds dien dag bracht Camourdas al zijn tijd buitenshuis door. In 'n geheele week liet hij zich soms siechts eenmaal even' zien. Bes tiole leefde als een wees. Daar moeder Foyoux echter de zekerheid had, dat Angelie haar moeite ruim zou beloonen, kwam zij meerma len boven bij de arme gebrekkige. Deze had overigens weldra behoefte aan een geheel bij zondere verzorging. Op zekeren morgen bracht mejuffrouw Ner val haar dokter mede. Na een nauwgezet on derzoek, verklaarde de dokter de hoop te voe den, dat hij de mankheid van Bestiole zou ge nezen en dat ook de ruggegraat door het dra gen van een corset van lieverlede recht zou worden. Bestiole juichte, bij de gedachte aan een mo gelijke genezing harer lichamelijke gebreken. Arme kleine, gij hebt met moed en geduld geleden, neem de verzachting aan die u wordt aangeboden. Een rijke zuster steekt u de hand toe, heb geen valschen hoogmoed of vrees; als ik ooit op mijn beurt behoefte aan bij stand mocht hebben, zal ik tot u komen. Al dus Angelie. Gij, mejuffrouw, Hoe zou dat mogelijk wezen God alleen weet, wat hij ons voorbehoudt mijn kind! Zij, die slechts de pracht van een paleis, de kostbaarheid der equipages, den rijkdom van het toilet zien, verbeelden zich dat de bezitters daarvan gelukkig zijn. Helaas arm kind 't is er soms verre af. Is het mogelijk, mejuffrouw. Zoudt gij, die zoo goed zoo medelijdend zijt, reeds geleden hebben? Ik heb geleden, lieve, en ik zal nog meer lijden. God moge de beproeving naar mijn zwakke krachten afmeten. Maar zie, als mijn hart met droefheid overstelpt wordt, zal ik aan u denken, die zoo zwaar in uw lichaam beproefd, zoo diep in uw hart miskend zijt, en ik zal tot u komen, om van u te leeren gedul dig te wezen. En inderdaad, meer voorzeker om zich zel ve te versterken dan wel om Bestiole op te wordt geillustreerd. In de tweede afdeeling vindt men histori sche gegevens over het tijdvak van 1645 tot 1794, toen de stad door de Franschen werd in genomen. Ook in deze afdeeling treft men tal van merkwaardige documenten aan, o.a. de akte van overgave in 1645, „Placcaeten" en re soluties van gemeente, Raad van State en Sta ten-Generaal. Duidelijk blijkt uit de bewaard gebleven gegevens een geweldige economische inzinking in de 17e en vooral in de 18e eeuw. De overheersching der Franschen (1744 ±1815) is in de derde afdeeling gedemon streerd. In deze afdeeling komt vooral scherp naar voren de overgang naar een nieuwen tijd Een goede plaats is hier ook ingeruimd aan de turuggave van het Oostelijk deel der Kerk aan de Katholieken, waarvan de gege vens uit het plaatselijk kerkelijk archief af komstig zijn. Ten slotte volgt de 19e eeuw, die niet zoo uitvoerig kon worden behandeld omdat, aldus Kap. Dekkers, men daarin reeds te veel moet raken aan de „histoire contemporaine", wat in het leven van een klein stadje altijd z'n eigenaardige situaties meebrengt. I'n de bovenzalen van het stadhuis vindt men een collectie schilderijen en platen, die, naast hun kunstwaarde, tevens een aantrek kelijke documentaire waarde hebben voor de geschiedenis van Hulst. In de localen van den Oudheidkundigen Kring (tegenover de trouwzaal) wordt een af zonderHjke afdeeling gewijd aan twee zeer merkwaardige figuren uit de Hulstersche ge schiedenis nl. Cornelius Jansenius van Hulst, eersten Bsschop van Gent (1510-1576) en Bur gemeester Hattinga, de beroemde kartograaf, die burgemeester was van 17551761. Van eerstgenoemde is een complete verzameling beuren, kwam de dochter van Nerval den mil- lionnair, dikwijls aan het werktafeltje van de gebrekkge werkster zitten, en zich met haar onderhouden. Zonderlinge bestiering der Voorzienigheid de beide kinderen hadden elkander lief, ter wijl de beide vaders elkander een doodelijken haat toedroegen. En meer dan eens nam Angelie al pratend een kluwen gouddraad op, dat haar vader met de helft van zijn vermogen betaald zou heb ben. Het was ruim een week geleden, sinds Bes- stiole den Ekster gezien had, toen hij op een Zondagmorgen bij haar binnehtrad. Hij was gekleed in een grijzen kiel, met glim menden- hoed en blinkende schoenen, en had een net gebonden kerkboek in de hand. Mijn hemel, riep Bestiole uit, wat zie jij er netjes uit! En dat is alle dagen zoo, antwoordde de Ekster vroolijk. Ik zal je straks mijn geschie denis vertellen, als ge het gaarne hebt. Ik ben vroeg gekomen om u te vragen of gij mee naar. de kerk gaat. Na den H. dienst gingen Bestiole en de Ekster in den tuin en namen op een bank plaats. Ge hebt mij beloofd je geschiedenis te ver halen, sprak Bestiole, vertel me dus wat er met je gebeurd is. Zie begon de Ekster, een goed woord is nooit verloren,.en uit verstandigen raad ontkiemen goede daden. De gedachte, die gij mij hadt ingegeven, speelde mij zoo door het hoofd, dat ik alles aan vader Falot meedeelde. Hij liet mij mijn plan blootleggen, en toen ik uitge sproken had, drukte hij mij aan zijn hart, terwijl twee groote tranen op mijn wangen druppelden. Morgen zeide hij, zal ik er werk van maken. Daags daarna bracht vader Falot mij naar een drukkerij. Ik stond verstomd bij het zien van de snelle beweging der machines, de handigheid der let terzetters, over de vlugheid, waarmee de rol- zijner werken en bibliografieën bijeenge bracht. In dit zaaltje bevidt zich ook nog een zeer waardevolle monstrans, dateerend uit 1640, toebehoorende aan de Kerk van Hulst. Oude klederdrachten De vroegere teekenschool achter het stad huis herbergt nog een volledige verzameling oude kleederdrachten uit het „Land van Hulst en Axel", bijeengebracht onder leiding van Freule S. Collot d'Escury. Wij troffen hier hoogst merkwaardige specimen aan van vrou wen- zoowel als mannen- en kinderkleeding en maakten kennis met tal van karakteristieke oude volksgebruiken op dit gebied. Zoo o.a. wat betreft de rouwkleeren, waarbij voor hal ve rouw de blauwe kleur in zwang was, cerieus is ook het gebruik, waarbij het jonge meisje een gouden naald aan de halskraag droeg ter linker (hart-) zijde, terwijl door de getrouwde vrouw dezelfde naald rechts werd gedragen. Voorts het dragen van 5 ringen door een on gehulde en 6 door een gehuwde. De overige tentoonstellingen Het. is stellig een gelukkige gedachte ge weest van het feestcomité om de feestelijke herdenking van het 750-jarig bestaan der stadsrechten ook door de jeugd te laten mee vieren en wel in den vorm van een wedstrijd in de verzorging van Bloemen en Kamerplan ten. Met honderden zijn de potjes uitgedeeld en dat het comité met zijn paedagogisch werk eer heeft ingelegd toont de expositie in de benedenlokalen van de openbare schol, waar een keurige collectie eigen-gekweekte bloemen en planten getuigenis aflegt van de prijzens waardige ambitie der jeugdige mededingers De Hulstersche bloemisten met hun uitsteken de reputatie hebben de localiteiten verder aan gekleed en ze in een waar bloemenhof her schapen. Vooral de firma J. A. van de Walle uit Hulst, onzen lezers wel bekend, heeft hier een eervol aandeel in. De ruime bovenzalen dezer school huisvesten een niet minder geslaagde huisvlijttentoonstel ling, waarvoor, naar het aantal inzendingen te oordeelen, evenmin gebrek aan belangstel ling is geweest. Men heeft ze in een 6-tal af- deelingen gesplitst nl. dameshandwerken, Hout-, snij-, zaag en metaaldrijfwerk, gepre pareerde vogels en diversen (Sloydwerk, II 11 I 1 1 |«i IILlilU III II i len over de vormen liepen. Ik keek mijn oogen uit, terwijl vader Falot met den meesterknecht stond te praten. Toen hun gesprek geëindigd was, wenkte hij mij. Ach mijnheer! zeide ik, de handen vouwen de, zal ik zoo gelukkig zijn, letterzetter te wor den? Zie Bestiole, ik had wel willen lachen en weenen van vreugde. De meesterknecht druk te mij vriendelijk de hand "en vader Falot nam mij mee. Toen wij buiten waren, kon ik mij niet langer inhouden, ik vloog hem om den hals en omhelsde hem. Evenals de eerste maal, ontroerde hij zichtbaar. Heb ik u leed gedaan, vader Falot? vroeg ik hem. Gij mijn goede jongen? O, neen, neen! Als ik u sdms met zooveel aandoening kin deren zie beschouwen, die lijden, hernam ik zachter, verbeeld ik mij altijd, dat u een kind moet verloren hebben, waarvan u veel hieldt. Ge hebt gelijk, beste jongen, ik heb een kind verloren! En terwijl de arme man zijn aangezicht met beide handen bedekte hoorde ik hem fluiste ren: Max, mijn kleine Max! Nadat hij zich hersteld had, maakten wij een lange wandeling, en toen ik den volgenden morgen naar m'n werk zou gaan zeide hij: Uw levensweg is thans afgebakend mijn kind. Door een wondervolle leiding der Voor zienigheid zijt gij te midden van de slechte omgeving waarin gij verkeerdet, goed geble ven. Van heden af moet je je van twee zaken doordringen: ten eerste van den godsdienst, die je het doel van het leven leert kennen; en ten tweede, van de noodzakelijkheid van den arbeid, die de wet is van het leven. Gij treedt nu voor goed de wereld in; laat je in al je daden leiden door het geloof, door de leer: bemin degenen die lijden, help uw evenaaste en wordt een eerlijk man! (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1930 | | pagina 6