De Zeeuwsche Koerier. Vrijdag 6 Juni 1930 No. 3625 Tweede Blad. De Jiengulden"-actie voor het Dr. Schaepmanfonds. Het Geheim van deo Voddenraper. FEUILLETO N. DE PLAATS VAN DE RAMP. In de rotswoningen te Ceulhem heeft Zaterdag jl. een tragisch ongeluk de leerlingen der Haarlemsche Rijkskweekschool getrof fen. Het zware rotsblok (met pijltje aangegeven), dat uit het plafond viel en een der leerlingen doodde. Pater Henri de Greeve S.J., de bekende kan selredenaar, heeft in een Haagsch parochie blaadje een raak woord neergeschreven, dat de overweging in breederen kring ten volle waard» Is. Wij laten het passend artikeltje hier volgen in dehoop dat het voor menigen lezer een aan sporing moge worden, alsnog zijn medewerking aan het Tienguldenplan ten bate van het Dr. Schaepmanfonds te verleenen. Laan van Meerdervoort 45 A Eenigen tijd geleden bezocht ik ergens in ons land een inrichting voor verwaarloosde jeugd. 'tWas een prachtig gebouw en ik keek mijn oogen uit aan die moderne inrichting, klaslo kalen, spreekgelegenheden, etc., etc. Bij het afscheid in de spreekkamer bracht de Eerw. Broeder Overste het gesprek op den aanvang van de stichting. Ze waren begonnen 20 jaar geleden in een oude schuur, waar ze de straatjeugd 'sZondags bij elkaar brachten wier en zich daardoor tracht te redden; maar b,et wier laat los en hij heeft slechts een bosje om te sjoelbakken. Die schuur werd een groote schuur; van één schuur werden 't twee schuren; van de schuur gingen ze naar een klein bovenhuis, dat ze huurden. Later kochten ze een huis er bij. Toen gingen de twee huizen voor den grond. Daarna werd het nieuwe huis uitgebreid; er kwam een verlengstuk bij en nog een brok. Toen verkoch ten ze de heele boel en zij zetten een groot pand. „Ja, ja", zei Broeder Overste, terwijl hij zijn kalotje wat naar achteren schoof, ,,'t heeft heel wat moeite gekost". „Ja, ja" dacht ik, terwijl ik naar den trein ging, wat hebben die menschen die begonnen moeten werken. Onderweg zette ik mijn meditatie voort. Gewoonlijk pakken dergelijke menschen met een sterk vooruitzienden blik een ding aan, waarvan zij de behoefte al voorzien, terwijl hun medemenschen er niet eens er over gedacht hebben; uitzonderingen daargelaten. Wat heb ben die menschen moeten vechten, strijden, schrijven, spreken, betoogen om eerst de wereld gras in de hanch het is de rots, die hij zou moeten grijpen, de naakte, harde rots, die soms wondt, maar een vasten steun biedt en pal staat. Welnu, reeds lang geleden had Cesar, door de woedende baren geslingerd, haar losgelaten om zich vast te klemmen aan drijvende boeien, die hem hoe langer hoe meer van de reddende kust verwijderden. Intusschen streed hij in zijn ziel een gewel digen kamp: hij weifelde nog. Hoe armoedig zijn woning ook was, zij had nog aantrekkelijkheid voor hem: zijn vrouw had het gezegd, en hoe verlaten de arme Jean ne in den laatsten tijd ook was geweest, was het niettemin waar, dat Niquel haar innig had lief gehad! Hij beminde haar nog, doch hij vergiftigde die liefde in haar bron. Hij wil de de zijnen tot eiken prijs gelukkig maken: hij begreep niet meer, dat de eerlijkheid, op zichzelven alleen, een onwaardeerbare schat is, die door geen ander kan geëvenaard worden. Hij dorstte naar goud, veel goud. Men had hem bestolen; degene die hem bestolen had, genoot de algemeene achting, dus kwam het er niet op aan eerlijk te wezen, maar behendig; dit zou hij beproeven te zijn, en alles was gered. Terwijl zijn vrouw en zijn kinderen hem om ringden, zat hij in gepeins verzonken, her haalde bij zichzelfven die drogredenen en poog de zich te overtuigen, dat hij voor hun geluk zoo moest handelen. Vermoedde Elise wat er in de ziel haar vaders omging? Plots riep zij hem. aan het verstand te brengen dat ze goed gezien hébben; dat de instelling waarvoor zij propa ganda maken, noodig, broodnoodig is. Stukje voor stukje hebben zijhun terrein ver overd. 't Waren begeesterden die door alle te leurstellingen tegelijk nog niet ontmoedigd kon den worden. Als de zaak eenmaal voor elkaar is, als alles kant en klaar is uitgebouwd, zijn de beginners gewoonlijk aan het eind van hun leven; en de nageslachten die hun werk bewonderen en aau nemen, alsof 't zoo vanzelf spreekt, beseffen bij langen na niet, wat die beginners, die pootige kerels, die durvers, die aanpakkers hebben door gemaakt aan tegenwerking, groote monden, minachting, laster. Hebben wij eigenlijk in ons Roomsche wereld je niet alles op die manier zien groot worden. Al de monumenten van ons Roomsche leven, die de revue passeerden in de Verkiezingsfilm, zijn zóó tot stand gekomen. Doofstommen-instituten, blindenzorg, Meis jesbescherming, Patronaten, Kerken, Kathedra ien, Kloosters hebben de zelfde geschiedenis Cesar scheen te aarzelen; hij vreesde veel minder de groote, schuldelooze oogen zijner kleine kinderen, of zelfs de treurige oogen van Jeanne, dan den diepen en reinen blik van het stervende meisje. Vader! herhaalde Elise met natte stem. Wat wilt gij, lieve? vroeg hij. Ik heb een bede aan u, antwoordde zij: gij weet wel, zieken hebben soms zonderlinge gril lenmij dunkt, dat ik, als gij hedennacht bij mij waakte, beter zou worden? Bij u waken? goed; maar je moeder waakt eiken nacht bij je en evenwel Och! vader, dat is niet hetzelfde, in het ge heel niet hetzelfde Kunt gij mij verklaren waarom? Ik weet het ternauwernood zelf en het is, zooals ik u reeds gezegd heb, een gril. Wanneer gij gewoon waart hier 's nachts rustig te sla pen, zou ik misschien aarzelen die bede tot u te richten, maar u brengt de nachten buitens huis door, met langs de kaden te dwalen en over onze armoede te morren, ofwel gij gaat kroegen binnen, waar men den ganschen nacht drinkt en zingt. Blijf bij mij! en mij dunkt dat alles dan verder goed voor ons zal gaan; blijf bij mijn bed zitten en ik geloof dat ik weer ge zond zal worden. Ik wil wel, maar O, geen maar's, beloof Ik zal blijven! sprak Cesar. Elise richtte zich op en sloeg haar beide armen om zijn hals. Wees gezegend! fluisterde zij, wees gezegend voor het woord. Ziet gij, deze nacht zal een en in de fundamenten liggen de offers en het bloed der beginners. Als we verder terugzien wordt heel de Kerkgeschiedenis een illustratie van dit feit. Zijn zoo de Kloosterorden niet begonnen? Wat hebben Ignatius, Dominicus, Franciscus e.a. anders moeten doen, dan eerst de men schen overtuigen van de broodnoodzakelijkheid van hun instelling. Zij hebben gebedeld, ze zwierven rond zonder onderdak. Ze begonnen. De geslachten die later kwamen, zagen de glo rie; maar waren niet getuige van het begin. Hoe interessant is 't dan voor ons huldig ge slacht van nabij getuige te kunnen zijn van een eerste klas pioniers-werk; beginnerswerk als momenteel verricht wordt aan de Laan van Meerdervoort 45 A waar het R.K. Partijsecreta riaat voorloopig is ondergebracht. Als er voor één ding durf noodig was, was 't om deze instelling aan te pakken want, we moeten niet vergeten, dat 't meerendeel van ons Roomsch publiek eenvoudig weg niet be grijpt wat een Partijbureau is. En dan is het verbazend lastig om onze mannetjes er heet verschrikkelijken nacht wezen, ik gevoel dat u, als u den drempel van deze deur overschrijdt een groot gevaar zoudt loopen en ik zou zulks besterven. Met mij te redden redt gij u zeiven. En kent gij den aard van dat gevaar? vroeg Cesar, die eensklaps doodsbleek was geworden Neen, ik voorzie het zooals de vogelen het onweer, dat is alles. Hoe vreemd, mompelde Cesar. Hij kuste zijn dochter nogmaals en bleef bij haar bed zitten. Nu begon het kind langzaam, half fluisterend tot hem te spreken, hem herinnerend aan de vervlogen gelukkige dagen, en hem verzekeren de dat zij spoedig zouden wederkeeren. Zij zei- de dat de Voorzienigheid over de armen waakt, dat zij ook op deze armoedige kamer neerzag en het geleden verlies met milde hand zou her stellen. Zij drukte zich met een welsprekend heid uit, welke Cesar nooit in haar vermoed had. Haar aanziende, haar hoorende meende hij een engel te hooren. Het hemelsch geduld van Elise ging in Cesar's ziel over, gelijk een bron, druppel bij druppel door de rotsen sijpelende, het door de zon verschroeid stuk land verfrischt en een nieuw leven schenkt. Met tegenzin en wantrouwen was hij de zieke genaderd, thans zag hij haar met blijdschap en erkentelijkheid aan. Ja, ik zal bij je waken, zeide hfj, en je zult leven, je zult herstellen Bijna op hetzelfde oogenblik werd er op de deur geklopt. (Wordt vervolgd) j Naar het Fransch van RAOUL DE NA VERY. 72) Haar blik ontmoette den bangen blik harer moeder, een harer handen streek langs het voorhoofd haars vaders, terwijl zij met de an dere een gebaar van stilzwijgen maakte. Jeanne had bijna het geheim der langzame verkwijning van haar kind verraden. Den geheelen nacht bleven Cesar en Jeanne bij haar waken en eerst bij het aanbreken van den dag viel zij in een gerusten slaap. Nu stond Jeanne op, waschte haar vermoeid aan gezicht met koud water, ruimde het armoedig vertrek een weinig op, wekte de kinderen, wiesch en kleedde ze, en maakte toen het ont bijt gereed, bestaande uit een soort van aard appelsoep. Hetzij de aandoeningen van den nacht hem tot betere gevoelens gestemd hadden, hetzij de vermoeienissen van zijn in den laatsten tijd zoo ongeregeld leven hem overmand hadden, Cesar bleef thuis en gebruikte het ontbijt met zijn vrouw en kinderen. Hij was als een schip breukeling, die zich vastgrijpt aan eenig zee-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1930 | | pagina 5