Buitenland. Roctificatio. Gemeenteraad van Sas van Gent Brandwonden Kloosterbalsem „Geen goud zoo goed" (12) Torst von Billow f De voormalige rijkskanselier van het Duitsche rijk Vorst von Bülow is Maandagmorgen ten ongeveer zeven uur, na een doodsstrijd van eenige uren, op 8o-jarigen leeftijd in zijn villa iMaltac te Rome overleden. De .Chineesche gezanten te Washington, Londen, Parijs en Tokio hebben opdracht ont vangen, bij de regeeringen in die hoofdsteden aan te dringen op een ingrijpen in het Russisch- Chineesch conflict. In ons nummer van Maandag j.l. is een storende zetfout blijven staan. De overdracht der St. Willibrorduskerk te Hulst geschiedde namelijk voor f 120.000 (niet voor f12.000, zooals er stond). Zitting van Dinsdag 29 October 1929, des avonds 7 uur. Voorzittel Burgemeester L. W. G. Hoef nagels. Mede aanwezig de wethouders A. A. Mar- quinie en P. A. Neeteson en de leden J. J. de Leux, C. C. A. de Mul, A. Stouthamer, V. Ver schaf fel en P. J. P. IJsebaert alsmede de secretaris. Circa kwart over zeven opent de voorzitter de vergadering, waarna de secretaris de no tulen leest resp. vafi de vergadering van 27 Augustus en van de spoedeischende zitting van 7 September 1929, welke ongewijzigd wor den vastgesteld. De voorzitter stelt alsdan aan de orde I. Mededeeling ingevolge art. 137 der Ge meentewet. De secretaris leest deze mededeeling voor. Zij luidt als volgt De burgemeester der gemeente Sas van Gen1: gelet op de art. 184 tot en met 187 der Ge meentewet, kondigt bij deze af de volgende verordening. Artikel 1. Samenscholingen van meer dan drie perso nen zijn van heden af in de gemeente Sas van Gent verboden. Artikel 2. Overtreding van dit arikel wordt gestraft volgens art. 44 3 van het Wetboek van Straf recht. En is hiervan afkondiging geschiedt waar het behoort den 3 October negentien honderd negen en twintig. De burgemeester van Sas van Gent, W.g. L. W. G. HOEFNAGELS. De voorzitter Waar een verbod tot samen scholing wordt uitgevaardigd, zal in den regel aan den Raad een positieve verklaring of be krachtiging worden gevraagd. Nu echter door B. en W. een voorstel tot wijziging van het reglement van politie in de gemeente wordt ingediend, wordt er prijs op gesteld, deze me dedeeling onbesproken te laten, daar aanne ming van evenbsdoeld voorstel door den Raad het verbod van samenscholing doet vervallen. Geen der Raadsleden vraagt naar aanlei ding hiervan het woord, zoodat de mededee ling kan worden geacht voor kennisgeving te zijn aangenomen. II. Mededeeling ingekomen stukken. Ingekomen zijn a. Een verzoekschrift van den heer J. J. de Leux, luidend als volgt Aan den Raad der gemeente Sas van Gent. Geve met gepaste eerbied te kennen onder- geteekende J. de Leux raadslid te Sas van Gent. Dat hij de houding van het Hoof van de Politie aangenomen in het Arbeiders Con flict aan de N.V. Stijfsel en Clucose fabriek te Sas van Gent niet kan goedkeuren dat naar 2ijn meening deze houding een zijdig is ge weest. En dat volgens zijn meening het Hoofd van Politie in deze Neutraal behoeft te blijven Verzoek uw raad beleeft in de eerst komend raads vergadering van de gemeente Sas van Gent hem verlof te willen verleenen tot het interpeieeren van den Burgemeester als hoofd van de Politie. Met welk doende w.g. J. DE LEUX De voorzitter Mijne Heeren, Zooals U gehoord hebt vraagt de Heer de Leux in een ongedateerd schrijven aan den Raad verlof, om den Burgemeester als Hoofd van Politie te interpelleeren. Ik wil den Heer de Leux even inlichten, dat deze vraag niet behoort te worden gericht aan den Raad. Blijkbaar heeft de Heer de Leux art. 183 der Gemeentewet op 't oog dat zegt „De Burge meester en Wethouders zijn wegens het dage- lijksch bestuur aan den Raad verantwoording schuldig en geven ten dien aanzien alle de door den Raad verlangde inlichtingen, zoo mede de financieele verantwoordelijkheid van hetzelfde College omschreven in de artt. 208 en volgende der wet". Zou de Heer de Leux op grond dier artikelen den Burgemeester inlichtingen wenschen te vragen aangaande zijne verantwoordelijkheid in die artikelen omschreven, zal een lid van den Raad, in casu de Heer de Leux, tot het vragen van inlichtingen, verlof van den Raad behoeven doch wijl het in deze raadsverga dering de vraag betreft tot het interpelleeren van den Burgemeester als Hoofd van Politie, zal dan ook de Burgemeester als voorzitter van den Raad, beslissen of hij bereid wordt bevonden de interpellatie tot hem als hoofd van politie te aanhooren. Daartoe oen ik volgaarne bereid en geef het woord aan den Heer de Leux. De heer de Leux verklaarde dan, met ver bazing te hebben geconstateerd, dat, toen op 23 September het conflict aan de Ctijfsel- fabriek uitbrak, vóór er iets was gebeurd, het hoofd der politie 's morgens ten half 6 met heel het politiecorps aan den ingang der fabriek tegenwoordig was, zoodoende door on- noodig politievertoon de stakers en de leiders provoeeerende. Niettegentaande dat, werd het conflict een feit en duurde het voort tot op heden. Toen de staking 3 a 4 dagen aan den gang was, verzocht het hoofd der politie de voorzitters van de afdeelingen der R -K. en Moderne bonden, bij hem te komen, waar schijnlijk om zoodoende de leiding uit de handen der leiders te nemen. Alles liep ten slotte goed van stapel, aldus spr., tot op 2 October de burgemeester alom aan de samenscholende menschen zei„Jullie moet niet met steenen gooien, want dan zal ik maatregelen treffen", zulks terwijl er toen nog niets gebeurd was. Spr. betoogt dan, dat de menschen, alleen bijeen waren gekomen om door hun demonstratie „de ratten, die aan hun brood kwamen knagen, door tegenwoor digheid van menschen, te verjagen".. Niets zou gebeurd zijn en alles zou kalm zijn gebleven, als het hoofd van politie niet had geprovoceerd en opgehitst tot daden, die de stakingsleiding altijd geheel heeft afgeraden. Spr. zegt dan, dat op 3 October de politie alles op haren en snaren heeft gezet om den maatregel te kunnen nemen, waartoe men zoo graag zou overgaan nl. het uitvaardigen van het verbod van samenscholing. Spr. pro testeert hiertegen. De menschen, zoowel man nen als vrouwen en kinderen kwamen bijeen om hun brood te verdedigen. Spr. beroept zich dan op art. 137 der Ge meentewet, waaraan hij ontleent, dat, als een verbod van samenscholing wordt uitgevaar digd, hiervan de Commissaris der Koningin en de raadsleden direct in kennis moeten worden gesteld. Reeds 4 weken zitten we thans met het samenscholingsverbod opgescheept, zegt spr., tot schade, schande en moeilijkheid voor heel Sas en eerst thans wordt den Raad om bekrachtiging gevraagd. De bevolking van Sas van Gent behoeft niet door politie afzonderlijk te worden gehouden. De menschen zijn hier kalm en ongevaarlijk. Het hoofd der politie heeft echter geprovo ceerd. Den tweeden October heb ik hem 's avonds gesproken, zegt spr. Hij verklaarde toen, dat hij andere maatregelen zou moeten treffen. De afkondiging van het samenscho lingsverbod lag toen reeds gedrukt gereed, 's Anderendaags is het verbod uitgeplakt. De burgemeester liep er waarschijnlijk reeds mee in z'n zak toen hij dien namiddag bij de be tooging kwam, want de datum van 3 October is met inkt ingevuld, terwijl het overige was getypt. Men iè er niet mee opgeschoten. Het eenige resultaat is, dat men relletjes heeft uitgelokt, ongenoegen heeft veroorzaakt en processen- verbaal kon opmaken. Toen het hoofd der politie op 3 October het sein gaf om erop te slaan, was het maar goed, dat de politie z'n hoofd beter gebruikte dan hun leider want anders waren er wellicht dingen geschied, waarvan de gevolgen niet te overzien zouden geweest zijn. Vier jaar geleden, aldus spr., hoorde ik op de publieke tribune de burgemeester tot wet houder Stubbé zeggen „Wat doen jullie voor de menschen Ge geeft ze steenen voor brood". Dit was tot de werkgevers gericht- Wie had toen kunnen denken, dat hij die steenen in z'n eigen provisiekamer had opge borgen om ze nu aan de menschen voor te zetten Spr. zegt dan, dat deze staking de sympathie heeft van 90 pCt. der bevolking. De R.-K. Verbruikscoöperatie, die toch zeker niet van revolutionnaire bedoelingen zal worden verdacht, was er terstond bij om de stakeis 10 pCt. korting te geven. Men heeft nogal eens dikwijls de socialisten voor revolution- nairen gescholden. Maar hier deden ook de katholieken mee en ze streden nog dapperder dan de modernen. Spr. betoogt dan, dat het hoofd der politie onzijdig moet blijven en zich niet moet men gen in zaken, die hem niet raken. Anderen mengen zich ook niet in zijn zaken. De burgemeester, zoo vervolgt spr., gaf zich steeds zoo graag uit voor democraat. Als men hem sprak, verklaarde hij met. de hand op het hart „Ik ben vóór den arbeider en draag hem een warm hart toe". Het is echter lang geleden, dat hij zich democraat heeft getoond. Op 30 Januari 1928 verklaarde hij in een interview aan het Dag blad v N.-Brabant geen redding te zien dan in protectie, of het niet toepassen van de Arbeidswet gelijk in de overige deelen van ons land en vrijheid om 10 uur te laten werken. Sas, aldus spr., is dus niet zoo waardig als Amsterdam en andere plaatsen, waar met 8-urigen arbeid wordt volstaan. lf»8Z0N0E1 M^DHDGELINÖ. Spr. wil het dan hebben over de Pers. Niet over „Het Volk" of „De Voorwaarts", wien door de lijfbladen van den voorzitter, „Tijd" en „Maasbode" dikwijls verweten wordt, dat ze liegen, maar over „De Volkskrantdie toch nooit van leugens wordt beticht. In die cou rant nu is een artikel verschenen, dat ook den voorzitter wel bekend zal zijn. Den inhoud van dat artikel kan spr. bijna geheel onder schrijven, vooral het slot, dat luidt „De man heeft zich feitelijk onmogelijk gemaakt, want zijn onpartijdigheid is nu ver te zoeken". Spr. beschuldigt dan den voorzitter van dictatoriaal optreden. „Wat ik zeg is waarheid en v* hetgeen anderen zeggen trek ik me niets aan", zoo laat hij herhaaldelijk blijken. Zoo gaat het in alles. Men lieeft al gevraagd, of de burgemeester van Sas van Gent soms c.ursuslessen neemt bij Mussolini. Ik O" p, zoo eindigt spr dat de Raad mij zal steunen, om het verbod van samenscholing opgeheven te krijgen. De voorzittei antwoordde hierop het vol gende Nu de interpellatie door den heer de Leux is beëindigd, en ik gaarne mijn oor te luiste ren heb gelegd aan het gesprokene door den interpellant, mag ik hopen dat ook mijn woord aandachtig zal gevolgd worden. Vooraleer in bijzonderheden te treden c-ver dat wat de politie-maatregelen betreft, zal ik een helder licht werpen c-p datgene 't welk ikdienstig acht ter wille der waarheid voor het voetlicht te brengen. Datum 1 October was aangebroken en zelfs geen schijn van toenadering was tusschen wefkgever en werknemer te bespeuren. Omstreeks zes uur in dien namiddag werd door de Leiders der betreffende organisaties de heeren Kroone, Rippen en Chalmet (deze laatste namens de Belgische organisatie), mij om een onderhoud gevraagd, hetgeen aan stonds werd toegestaan. Mij werd door de heeren Leiders voorge houden in welk stadium de staking momenteel verkeerde, waarna door hen mijne bemidde ling bij de Directie van de Stijfsel- en Glu- cosefabriek werd ingeroepen en niet zooals ten onrechte in het katholieke weekblad „De Volkskrant" werd beweerd als zou ik mij uit eigen initiatief in het conflict gemengd hebben. De heer de Leux interrumpeertDus de Volkskrant liegt De voorzitter vervogt Hadden de heeren Leiders der betreffende organisaties mij om mijne persoonlijke bemiddeling niet verzocht, dan had ik mij met de zaak absoluut niet in gelaten. Wijl ik cr op stond, dat het onderhoud zou steunen op wederzijdsche openhartigheid, heb ik mijn standpunt in het algemeen tegenover de arbeiders in mijne gemeente uiteengezet, waaruit mijn achting vóór en vertrouwen in den arbeider den heeren wel zal gebleken zijn. Alsdan is het punt behandeld wat men zich voorstelde als door mijne bemiddeling behoorde bereikt te worden. Daarop is door de heeren geantwoord Ze zouden tevreden zijn indien de Directie dat gene zou nakomen, hetgeen zij in een schrij ven van 21 September 1929 (voorkomende in „De Zeeuwsche Koerier") heelt ter kennis gebracht. Ik heb hen voorgehouden de moeilijke zijde van bemiddeling, gezien de Directie inmen ging van organisaties niet duldt. De heer Rippen daarop het woord nemend heeft met instemming van de heeren Kroone en Chalmet mij verklaard „Het is ons gelijk of het nu gaat over de or ganisaties, dan we: over U Burgemeester. In dien door Uwe bemiddeling vordi verkregen hetgeen voorkomt in den brief van de Direc tie d.d. 21 September jl. en voorkomende in De Zeeuwsche Koerier, dar. zijn wij tevreden, want dan hebben wij toch ons doel bereikt". Alsdan heb ik mij bereid verklaard hun ver zoek in te willigen en zou Woensdag 2 Oct., tien uur voormiddag mijn schreden richten naar de. Directie zooals is geschied nog werd mij door de Heeren Organisatieleiders ge vraagd, het resultaat mijner bemiddeling per telephoon mede te deelen men gaf mij op telefoonnummer 11 Krijger Sluiskil, alwaar ik de Heeren kon bereiken. Het onderhoud gedurende twee uur, dat ik met de Directie mocht hebben gaf mij de over tuiging dat de Directie persoonlijk onverschil lig kan staan, over het al of niet in werking stellen van de stijfselafdeeling. Verheugd was ik dan ook dat ik ten slotte Heeren leiders kon mededeelen het gunstig resultaat van mijn onderhoud ja, meer werd iDQAzoDden M»dedeellng(15) zijn pijnlijk en duren lang omdat de huid vernield is. Akker'sKloosterbalsemerop verdrijft dadelijk de pijn, doet de blaren 1 verdwijnen en ge houdt geen litteekens. 1 door de Directie den arbeider geboden alswel door de Heeren leiders gevraagd is. Ten half een heb ik die Heeren het resultaat medegedeeld dat toch beteekende de her vatting van den arbeid nabij. Nu had ik van eerlijk te goeder trouwe mannen mogen verwachten dat ook zij de leiders het gewenschte resultaat aan de be treffende afdeelingen direct zouden doorzen den dat was voor hen dat stond bij mij vast een heilige en dure plicht doch het geen ik van mannen die toch hun zware ver antwoording moeten begrijpen in dagen van onrust in zoo menig gezin niet mocht niet kon verwachten is helaas geschied, de leiders zoowel van de Katholieke als Socialis tische organisaties De heer de Leux Moderne, geen S.D.A.P De voorzitter Het zijn socialisten. De heer de Leux Het zijn modernen. De voorzitter U hebt onwaarheid gezegd tegenover mij dus laat mij de waarheid zeg gen. Spr. herhaald de laaste alinea van zijn rede en vervolgt dan De leiders zoowel van de Katholieke als moderne organisaties heb ben de georganiseerde arbeiders over dat groote feit in onwetendheid ge laten zelfs mocht noch de Voorzitter van de Katholieke afdeeling, noch de Voor zitter van de Afdeeling van de S.D.A.P. die heerlijke boodschap die blijdschap in het hart van den werkman zou gebracht hebben dien dag ontvangenen zoo stonden den stakers en georgniseerde arbeiders om vier uur, geheel onwetend wat dien morgen voor hen gebracht had, gereed om de werk willigen joelend en schreeuwend te volgen, en wanneer ik dienzelfden dag des avonds half elf uur mij bevond in de omgeving van samen komst bij de fabriek dan hebt ook U in uwe kwaliteit als Voorzitter van de S.D.A.P. mij verklaard, van de leiders geen woord over het door mij bereikte te hebben vernomen dan heb ik u verder gewezen op de relletjes en gejoel dat om vier uur zich heeft voorgedaan en ik heb U gezegd „Bedenk, dat wat hier dezen avond is geschied, morgen zich niet herhale en zoo onverhoeds die toestand weer ingeluid wordt, ik genoodzaakt zou zijn een verbod op samenscholingen uit te vaardigen en heb U in ernst gewezen op Uwe verant woording als Voorzitter van de S.D.A.P. voor de gevolgen. Den derden October ligt U Mijnheer de Leux nog wel versch in 't geheugen en dan heugt U ook dat, alvorens door mij werd overgegaan een verbod op samenscholing uit te vaardigen ik een laatste poging heb aangewend door de bekendmaking van datgene, waarvan de Hee ren leiders den stakers geen kennis gaven.nl. den inhoud van het telegram aan den Rijks bemiddelaar, U bekend. En wanneer U dan bedenkt, dat mij als Hoofd van politie bekend was, op welke wijze kantoorbedienden en werkwilligen door de rustverstoorders zijn verguisd, bedreigd met de dood bij hervatting van den arbeid, dan was het tijdstip daar waarop ik als Hoofd van Politie, een verbod op samenscholingen zoowel ter wille van de stakers als der vredelievende inwoners mijner gemeente, noodzakelijk moest uitvaardigen daarvan was ik ten vollg over tuigd en heb dienovereenkomstig gehandeld. De wet legt de bevoegdheid daartoe in han den van den Burgemeester. De wet zegt duide lijk „In geval van oproerige beweging, van sa menscholing of andere stoornis der openbare orde is de Burgemeester bevoegd, alle bevelen die hij ter handhaving noodig acht te geven". Art 186, lid I. En dan ontleent de Burgemeester zijn be voegdheid niet aan de oorzaken der ongere geldheden, dus niet de rechtsgrond, maar de omvang van een dreigend geschil is voor den Burgemeester beslissend. De beoordeeling of de Eurgemeester van zijn bevoegdheid zal gebruik maken is uit sluitend aan hem. Ik heb U Mijnheer de Leux de klare waar- heig geschonken, en eindig met den wensch uit te spreken God geve, dat het conflict ten spoedigste moge eindigen en tot aller wel zijn rust, vrede en welvaart wederkeeren. De neer de Leux zegt, het mee, laatste vol komen eens te zijn en eveneens te hopen, dat de staking spoedig moge eindige a Wat spr. echter wil vragen is Hoe komt het. dat de voorzitter niet direct den gemeenteraad van het ver.;on van samenscholing in kennis gesteld Hij heeft de wet aan zijn laars ge lapt door den Raad 4 weken te laten wachten. Misschien was hij bang, aldus spj\, dat de Raad zou besluiten, tot opheffing, van het verbod. U hebt niet gedaan, wat de wet U voorschrijft, zegt hij tot den voorzitter, en U is niet onpartijdig geweest doch heel partijdig. U hebt de stakende arbeiders afgezonderd en de werkwilligen laten schelden. Er zijn er bij de laatste bij geweest, die zeiden „Ik zal je in riempjes snijden". Als dat door stakers ge zegd was, zouden ze wel heel gauw naar Mid delburg getransporteerd zijn. De patroon heeft van zijn standpunt uit beschouwd ge lijk. Het is een strijd tusschen kapitaal en arbeid. U had echter onpartijdig moeten zijn en slechts de wet moeten handhaven. Ieder burger is voor de wet gelijk zoowel de werk man als de fabrikant.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1929 | | pagina 2