No. 3483 De Zeeuwsche Koerier Vrijdag 28 Juni 1929, Tweede Blad
I
Zonden wij vroeger ook gestemd
hebben.
Stemrecht of stemplicht
v
Wij gaan ter stembus.
Hoe wij vroeger stemden.
stem uitgebracht, had ons kloeke verstand
gekozen, dan grepen wij met gespierde armen
den uitverkorene en hieven hem, dien wij zelf
boven ons gesteld hadden, op het schild
boven onze hoofden. Hij was onze Koning.
Wat een verschil met tegenwoordig
Nu naderen wij gedwee den voorzitter van
het stembureau na onze wapenen thuis ge
laten te hebben (Kieswet, art. 8o). Toen
zouden wij zonder kousen of broek, zonder
colbertje en zonder zegelring, met eenvoudig
lijnwaad of met dierenvellen bekleed, den
vpofzitter, dje zoo rpstig in zijn
JeHpstpeJ zfjp sigaartje rookf, gegrepen en
hem omhooggetild en rondgedragen hebben
met die stoeren ernst, die een vrijgeboren
Germaan past.
Onze taak is volbracht en wij mogen huis
waarts gaan. Maar laten wij nog even in
het loksal blijven, daar de wet (art. 8o) het
ons toestaat en laten wij ons zelf een belang
rijke vraag voorleggen. Zouden wij vroeger
ook het recht hebben gehad te stemmen en
getje. Er waren heel wat uitgesloten van het
stemrecht en de weinigen, die kiezers waren,
kozen niet zelf de leden van de Kamer, maar
zij kozen hen, die dit kieswerk voor hen
deden. 1
Weer werd dit stelsel veranderd in 1848.
Maar nog steeds stemden velen niet. Want
zij, die kiesgerechtigd waren, moesten een
voldoend aantal rijksdaalders hebben of beter
gezegd zij moesten hoog genoeg aangeslagen
zijn in de belasting. Denk om dit woord
aangeslagen Aangeslagen moest men zijn,
maar men hoefde de belasting niet betaald
te hebben Kiesrecht op afbetaling,
Toen kwam de grondwetsherziening van
1887. De Staat eischte nog wel een bepaalden
aanslag, maar hij eischte dezen aanslag niet
meer als beginsel. Had de brave burger geen
geld, dan was iets anders ook goed. De
Grondwet van 1887 eischte slechts een dui
delijk bewijs van geschiktheid en welstand.
Dus ging men voor den spiegel staan en zei
ben je helvarend en bep jij een geschikt
man
En als het spiegelbeeld vroegwat bedoel
jij met welvarend, en wat bedoel jij met
VERKIEZINGSPLAKKATEN IN ENGELAND.
i$fi't IT f*T#£TiC T'
Een plakkaat van de Arbeiders
partij. De jeugdige kiezeres zegt
tot Mac Donald, doelend op de
oude heeren Lloyd George en
Baldwin, die haar het hof willen
maken «Arme oude heeren, is
het niet tragisch
Spotprent op Lloyd
George en de liberalen
die in 1906 nog 367
zetels bezetten en tot
39 zetels teruggedrongen
werden Het heeft geen
zin alleen in de mane
schijn te zittten.
Conservatieve verkiezings
plaat. John Bull met vlekken
in 't gezicht, waarop te lezen
staat: Algemeene staking,
Klassenstrijd, Handelsde
pressie, terwijl 't onderschrift
luidtConservatief vlekken
water verwijdert deze hate
lijke vlekken van zijn gezicht
Een verkiezingsoptocht in Amerika,
Binnenhof, voordat ook het vriendelijke gelaat
van onze moeders en vrouwen tegen haar
spiegelbeeld konden knikken
Gij zijt geschikt, als gij vijf en twintig
jaar oud zijt, in het Rijk der Nederlanden
woont en Nederlander zijt of als Neder
lander erkend zijt.
Waarom zijn wij echter, alleen of met
moeder de vrouw, naar de stembus gegaan
Is het ons goed recht te stemmen of onze
plicht Ik bedoel nietonze plicht als
katholiek. Ik bedoelonze plicht als Neder-
landsch staatsburger.
Daarover bestaan nu nog steeds verschil
lende meeningen.
Indertijd beschouwde men het recht om
te kiezen als een recht, dat een bepaalde
persoon had, omdat hij aan bepaalde eischen
voldeed. Welke die eischen waren, deed minder
ter zake. Het was onverschillig of verlangd
werd, dat de kiezer vrijgeboren zou zijn,
tot een bepaalden stand zou behooren, een
dikke portemonnaie had of zeer bekwaam was.
De hoofdzaak was, dat sommige burgers dat
recht hadden. En dat deze bevoegdheid een
recht was van den burger, verdedigde men
op verschillende gronden.
Zoo redeneerde men in de achttiende eeuw
wel op deze wijze.
Het volk regeert zich zelf Maar het volk
heeft geen tijd telkens ter vergadering te
moesten zorgen. De burgers moesten nu
helpen samenstellen den Raad van State die
aan de Regeering raad moet geven, den
Ook in Japan werkt men met verkiezings
plakkaten.
Een dezer dagen vinden wij in onze brieven
bus een papier, zoo omvangrijk als een krant.
Daarop staat een groot aantal namen, een
zoo groot aantal, dat de hoeveelheid doet
denken aan het adresboek van een dorp. Met
deze naamlijst gaan wij gehoorzaam naar het
aangewezen stemlokaal en in een lange rij
schuiven wij geduldig tot voor de tafel van
den voorzitter van het stemburean.
Wij krijgen een stemkaart en mogen aan
een lessenaartje op deze stemkaart een hokje
rood maken. Dan keeren wij terug tot de
tafel van het stembureau en onze kaart
verdwijnt in de bus.
Wij hebben onze taak volbracht.
Maar vroeger kregen wij geen verkiezings
courant en geen stemkaart. Als vrijgeboren
mannen gingen wij gewapend ter vergadering.
Wij zwegen tot spreken noodzakelijk was en
dan gaven wij ons oordeel in bedachtzame
woorden. Dit oordeel wees den leider aan,
dien wij wenschten, die onze aanvoerder in
den strijd zou zijn en met ons over belang
rijke zaken zou beslissen. Hadden wij onze
te kiezen tusschen hen, die onze belangen
moesten behartigen
De vraag is ingewikkeld
In den allereersten tijd, den tijd van
broek-, colbert- en zegelringlooze Germanen
werd het kiesrecht door de vrijgeborenen
uitgeoefend en had men zich slechts at te
vragen: «ben ik vrijgeboren of niet?
Daarna kwam een tijd, toen men zich op
een andere wijze moest keuren. Onder den
breedgeranden Rembrandtieken hoed of van
onder het achttiende-eeuwsche steekje keek
men elkaar aan en zei: «behoor jij tot den
stand, die het kiesrecht heeft? Niet? Dan
naar huis, al ben je nog zoo rijk en nog zoo
bekwaam, hier deelen enkele families de
lakens uit.
Deze tijd der standenvertegenwoordiging
heeft eenige eeuwen geduurd, maar heeft
toch ook een einde genomen. Inmiddels was
het jaar 1795 aangebroken en de vrijheids
muts boven op een hoogen paal gezet.
Dit belangrijke jaar 1795 bracht het kies
recht van bepaalde standen naar het volk
over, waar het tot heden gebleven is.
Maar dit volk was slechts een klein krin-
geschikt, dan was het antwoord klaar
heb jij vóór of op 1 Maart 1.1. je personeele
belasting betaald Werkelijk betaald,
begrijp jeJantje contantje
Niet? ben jij alleen op papier aangeslagen
als in 1848! Neen, heb je bij den rijks
ontvanger het geld neergeteld vóór of
op 1 Maart
Of als jij dat niet gedaan hebt, omdat
je niet aangeslagen bent, woon je dan
op kamers, die ongemeubileerd een aar
dige huurwaarde hebben, etc.
Kort samengevatben jij belastingkiezer
en als zoodanig (waarschijnlijk ook) ge
schikt tot kiezen
Niet.
Weg met dezen man
En er gingen heel wat weg, want het
aantal kiezers over het geheele land werd
ongeveer 7 pCt. van alle inwoners.
Aan deze kenmerken van welvaart en
geschiktheid hebben de kamers nog heel wat
veranderd. Zij hebben belasting-, huur-, loon-,
pensioen-, lijfrente-, grootboek-, spaarbank
en examenkiezers gemaakt. Ma^r er zijn nog
heel wat kopjes koffie gedronken op het
gaan en alle stukken te lezen. De schoenmaker
moet bij zijn leest blijven, de boer bij den
ploeg en de dokter bij de patiënten. Dus
moeten zij anderen benoemen, die dit re-
geeringswerk voor hen doen. Nu tilde het
volk op troon of stoel den koning of de
overheidspersonen, die 't volk zelf geschikt
achtte om zijn belangen te behartigen. En
deze regeeringspersonen mochten daar blijven
zitten, zoolang zij naar den zin van het volk
regeerden. Deze personen waren dus «ver
tegenwoordigers van het Volk en vormden
de Volksvertegenwoordiging.
Op dit standpunt stond Thorbecke nog
in 1844, toen zei hij «Het algemeen per
soonlijk lidmaatschap van den Staat is de
grond der staatsburgerlijke bevoegdheid.»
Daarnaast echter en steeds meer verdedigde
men het inzicht, dat niet het volk aan de
Overheid een opdracht gaf, maar juist anders
om, de Overheid aan het volk. Koning en
ministers konden niet alle werkzaamheden
ten behoeve van het volk zelf verrichten en
zij gaven nu aan d-e burgers de opdracht
om mede te werken aan de samenstelling
van colleges, die voor het algemeen belang
De eerste verkiezing in deze landen. Brinio door de Kaninefaten op het
schild geheven.
Een vergadering van de gekozenen, zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal