Uo. 3443
Woensdag!20 Maart 1929
43ste Jaargang
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
li
JTeuLill et on.
Om eeo kleinigheid.
VERSCHIJNT elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
POSTRF.KFNINS No. 52410
Zj, die zich per 1 April as. op
„De Zesuwschs Koerier" abonoeeren,
ontvangen de Int dien datum verschijnende
nummers
DE
ERIER
Bureaux van Redactie en Administratie
OOSTKADE 218, SAS-VAN-CENT
Telefoon 15 Telegramadres: Koerier
Abonnementsprijs 1.50 per 3 maanden,
of 5.25 per jaar, bij vooruitbetaling -
Ad verten tien 20 cent per. regel, bij contract lager
ZEER KOOPKRACHTIGE
LEZERSKRING
UITSTEKEND GESCHIKT
VOOR PUBLICITEIT
Onder het van literairen zin getuigend
opschrift.Wij zullen zóó niet scheienc (Ruben
in Joseph in Dothan Vondel) wordt in
»Zelandia« van Zaterdag j.l. gereageerd op ons
uitgebreid verslag met kantteekening van de
jongste vergadering der Rijkskieskring-
organisatie Middelburg.
Nu zou men zoo denken, dat, als men de
redactie van een blad over bepaalde, door
haar gepubliceerde feiten ter verantwoording
roept, of zooals in casu geschied is haar
een tendentieuze voorstelling van die feiten
verwijt, eventueel DOOR DIE REDACTIE
ZELF daarop zal worden gereageerd.
Niet aldus blijkt het onze Hulstersche
perszuster »Zelandia« op te vatten.
Toen we zoo de repliek van den heer
Langenhorst in »Zelandia« eens even door
lazen, dachten we onwillekeurig aan den
schooljongen, die, door een kameraad tot een
bokspartij uitgedaagd, z'n grooten broer het
zaakje laat opknappen en toonbeeld van
flinkheid en adeldom des gemoeds op 'n
afstandje gaat staan toezien, zich bij voorbaat
verkneuterend in het vooruitzicht, zijn tegen
stander eens een duchtig pak slaag te zullen
zien toedienen.
Zoo dachten we EEN OOGENBLIK, doch
we moesten onszelf dra bekennen, dat onze
vergelijking hier geen toepassing kon vinden.
Want >Zelandia«, NIEUWS- EN ADVER
TENTIEBLAD VOOR ZEELAND,
KATHOLIEK HOOFDORGAAN DER
PROVINCIE, zooals het zich in Sijthoff's
Adresboek in alle bescheidenheid laat noemen,
hééft immers geen redactie, juister misschien
vertoont het wellicht éénig schouwspel in
Nederland, een redactie te bezitten, wier
bestaan in een waas van geheimzinnigheid is
gehuld en die men dus nooit met open vizier
tegenover zich kan vinden.
Van zoo'n blad kan IEDER zich eigenlijk
als redacteur opwerpen vermits hij maar met
de pen kan schrijven en de practijk is daar
om te bewijzen, dat zulks dan ook inderdaad
geschiedt.
Dat iemand dan ook, als de heer Langenhorst,
directeur van de Landbouwwinterschool te
Hulst, voor een oogenblik de functie van
redacteur overneemt, mag onder de geschetste
Novelle van
JASSY TORRUND.
2)
Maar, hartje, dat n dit niet dadelijk inviel.
Ziet ge, een'reohtsgeleerde hebben wg juist noodig
Naar hem moet ge toegaan, hem moet ge alles
zeggen. Geheel openhartig, als aan een biechtvader.
Die zal dan alles in orde brengen. Misschien ver
tegenwoordigt hg n, en ge behoeft dan in het
geheel niet voor het gerecht.
Ja, maar...
Ik' vrees, dat Ernst het niet gaarne zou zien,
wanneer ik tot dien rechtsgeleerde ging.
Waarom dan niet
Omdat, omdat ach, weet n, tantetje, die
heeft mij vroeger zeer lief gehad en wilde mg
huwen. Maar ik had tooh slechts zin in Ernst en
wilde van niemand anders iets hooren.
Dat is werkelgk gek, merkte de onde dame
hoofdsohnddend aan. Dan moet ge wel naar een
ander gaan.
Naar een geheel vreemden De vrouwen blikten
elkander radeloos aan. Na een poosje meende
Fransje bedeesdDat zou Ernst even ongaarne
zien.
Mevrouw Lorenz laohte. Dien wil hg niet, en
dien wil hg ook niet, wat blijft ons dan over
Hoe heet de bewuste
Dr. Sonnenthal.
Sonnenthal, zoo Weet ge, Fransje, dat die
juist zeer bekwaam moet zgn
1 Franoisoa knikte. Dat was hg vroeger reeds,
niet
^vreemd
omstandigheden ZEKER
genoemd worden.
En 't is uit die overweging, dat wij den ons
door den heer Langenhorst toegeworpen hand
schoen zullen oprapen, want, op den keper
beschouwd, hebben wij met den heer Langen
horst in deze kwestie NIETS te maken en
konden we dus rustig afwachten, tot de
redactie van »Zelandia« op onze
terechtwijzing zou hebben geantwoord.
DIT ter inleiding. Thans ter zake.
Allereerst een verklaring omtrent de juist
heid van ons uitvoerig verslag, welke juistheid
de heer Langenhorst klaarblijkelijk bedoelt
aan te vechten.
Wij pretendeeren, met ons verslag in volle
oprechtheid en naar best vermogen ernaar te
hebben gestreefd, onzen lezers een OBJECTIEF
beeld te geven van het verloop der bewuste
vergadering. Dat wij niet VOLKOMEN
VOLLEDIG waren, geven wij grif toe. Er zijn
nog dingen gezegd, die niet door ons werden
genotuleerd en die wellicht het verslag nog
meer belangwekkend hadden kunnen maken.
Doch wij durven hier met de grootste
stelligheid beweren, dat die niet vermelde
feiten slechts als aanvullingen beschouwd
zouden kunnen worden, die in de strekking
van het gepubliceerde geen noemenswaardige
wijziging brengen. Ter verontschuldiging van
onze »niet volkomen volledigheidin dit geval
moge overigens dienen Eerstens, dat de ver
gadering door haar rumoerigheid verre van
gemakkelijk te volgen was en vervolgens ook,
dat wij, toen wij onze notities maakten, nog
in het zalige ferewustzijn leefden, volgens art.
io van het reglement (juist dus zooals de heer
Langenhorst) gekozen te zijn en als wettig
afgevaardigde van Sas van Gent de vergadering
bij te wonen en in verband daarmee den
plicht te hebben, zoo noodig actief aan de
besprekingen deel te nemen, wat de taak van
verslaggever uiteraard niet weinig verzwaart.
De heer Langenhorst tracht nu allereerst
aan de hand der door ons gebezigde »be-
woordingenc aan te toonen, dat uit de op
merkingen van den heer Kalle de conclusie
MOEST worden getrokken »Als een alge-
meene vergadering van een Rijkskieskring,
een vergadering, waarin ook de arbeiders als
katholiek kiezer hun belangen naar voren
kunnen brengen, waarin zij zells, gezien hun
getalsterkte, een zeer aanzienlijken invloed
kunnen oefenen, als zoo'n vergadering bij
meerderheid van stemmen een candidaatzou
aanwijzen, die hun minder sympathiek was,
zouden de arbeiders DIE LEIDING NIET
VOLGEN, zouden zij NIET ROOMSCH
STEMMEN. Deze conclusie, zoo meent de
heer Langenhorst, moet noodzakelijk worden
getrokken uit de zinsede van ons verslag
»De heer E. Kalle (Westdorpe) wil de ver
gadering IN HET BELANG DER PARTIJ
WAARSCHUWEN, dat zij geen menschen
naar voren zal brengen, die door een groot
en hg heeft mg verzocht, wanneer hg mg in het
leven eenmaal nattig kon iiju, mij tot hem te
wenden. Hij zou steeds een trouw vriend voor
mg blijden.
Na dan ooi het even,. Fransje Hoe wij de
zaak ook beschouwen, een rechtsgeleerde moeten
wij hebben. Eu ik vermeen, dat we dan het liefst
moetan gaen naar hem, dien go kent. Dan weet
hg toch dadeigk met wie hg te doen heeft en
zal nw zaak wel beredderen. Ik zal a begeleiden,
dan kan niemand er iets in vinden. Zelfs nw
man niet. Das afgesproken, kleine
Afgesproken! stemde Francisoa, zg het ook
wederstrevend, toe, en legde haar kleine koade
hand in die der vriendin.
Eu morgennamiddag om vier nar gaan wij naar
hem toe.
Francisoa ging naar hais, volstrekt niet ge
troost integendeel, bg den eenen last, dien zg
torste, kwam nog een nieawe, zwaardere. Maar
hoe zg ook peinsde, een andere nitweg vond zg
niet. Zoo bleef het er bg.
Den volgenden namiddag, toen haar man naar
zgn bureau gegaan was, maakte Francisoa zioh
met bezwaard hart tot den gebeimzinnigen gang
gereed. Voornemens haar bonten muts op te
zetten, werd haar een bezoek aangediend, dat de
jonge vrouw in niet geringe verwarring bracht.
Voor zg nog een ontwijkend antwoord kon geven,
volgde de gaat het dienstmeisje, dat haar aan
kondigde, reeds op den voet, Het was een
juffrouw Vou Hagen, een oodaohtige nicht van
den regeeringsraad, die zgn huishouding jaren
lang had bestuurd, doch sedert zgn huwelgk de
jonge vrouw onder haar vleugels genomen en
naar vermogen met moederlgke bemoeienissen
overstelpt had wel is waar zeer tegen den
wil van Fransje, maar waaraan, helaas, niets te
gedeelte der^kiezers niet worden begeerd resp.
waartegenover een groot deel der kiezers
vijandig staat*. De woorden »in het belang
der partij* kunnen in'dit verband geen andere
beteekenis hebben, aldus]de heer Langenhorst.
Meent U dat nu heusch in volle oprechtheid,
mijnheer Langenhorst Bekijkt U die zinsnede
van mij nu eens rustig EN ZONDER VOOR
INGENOMENHEID TEGEN DEN HEER
KALLE (want U haalt er iets verder in Uw
critiek direct DE CHRISTELIJKE LIEFDE
weer bij en we meenen, dat die zich met
vooringenomenheid toch niet zoo bijster goed
verdraagt, nietwaar). Moet U dan niet toegeven,
dat Uw conclusie toch werkelijk wel een
beetje wijd is en dat het U, met een beetje
goede trouw bij den heer Kalle te veronder
stellen, gemakkelijk ware geweest te begrijpen,
dat de heer Kalle niets meer heeft willen
zeggen dan voorzichtigheidshalve acht
ik, Kalle, het in het belang der partij gewenscht,
dat men niet met vuur ga spelen en dat men
dus de arbeiders niet zal gaan prikkelen door
candidaten naar voren te brengen, die om
zekere antecedenten door hen niet kunnen
worden aanvaard.
Die opmerking, mijnheer Langenhorst, geeft
U niet het recht, direct maar te concludeeren
DUS zullen de arbeiders de leiding niet volgen
en zullen zij niet Roomsch stemmen. De heer
Kalle zegt slechts «Weest voorzichtig «en dat
was dat houden wij trots alle spitsvondig
heden en pogingen tot verkettering vol
van den heer Kalle recht maar ook dure
plicht.
Wij willen hier nog aan toevoegen, dat,
ook al ware Uw conclusie juist, het U nog
allerminst gesierd zou hebben, den eersten
steen te werpen naar de katholieke arbeiders
in Zeeuwsch-Vlaanderen, die, de omstandig
heden in aanmerking genomen, stel dan,
dat zij de door U bedoelde leiding eens niet
zouden volgen lang niet in de allereerste
plaats schuldig zouden staan aan zonde tegen
de katholieke partij-discipline. Wij willen
hierop voor het oogenblik niet dieper ingaan
doch zullen niet schromen, U eventueel
ten dezen van afdoende repliek te dienen.
De heer Langenhorst vervolgt
Nu het tweede deel van aangehaald
citaat. De heer Kalle heeft niet gezegd,
dat hij sprak als hoofdbestuurslid* maar
wel degelijk gezegd als afgevaardigde*
van de R.-K. arbeiders. Waarop ik onmid
dellijk interrumpeerde: »van de Kies-
vereeniging*. Mij blijkt evenwel, dat de
heer Kalle gelijk schijnt te hebben. Want
als mijn inlichtingen juist zijn, en ik heb
vele redenen om dat aan te nemen, was
de heer Kalle geen reglementair verkozen
afgevaardigde van Westdorpe, dus niet
gekozen volgens het Reglement voor de
Gemeentelijke R.-K. Kiesvereenigingen*
Art. io. In dat geval was hij dus wel
afgevaardigde van de arbeiders, zooals
hij zelf beweerde, maar had hij niet het
veranderen viel.
Up dit oogenblik zou Franoisoa Wodrioh wel
door geen bezoek minder gesticht zgn geweest
de aanblik van deze beminnelijke nioht bracht
haar integendeel geheel buiten ziohzelve. De dame
liet haar overigens geen tgd het een of ander,
misschien zeer onbeminnelijke, te zeggenzg
glde op Franoiaca toe, begroette haar met vele
mooie woorden en begon dadelijk weder met haar
moederlgke zorgen, door dien zg verwgtend zeide
Bij dit afschuwelijke weder znlt ge tooh niet
nitgaan, Francisoa
Ge zijt tooh ook uitgegaan, antwoordde de
jonge vrouw zeer logisoh.
Ik ja, lief kind, maar dat is ook heel wat
anders U blaast immers den wind om, zoo klein
en zwak als ge zgt. Ge hebt immers zoo'n nietig
figuurtje, dat vergeet ge steeds.
Dank voor het complimentOverigens ga ik
niet alleen, mevrouw Lorenz komt mg afhalen.
Maar wees zoo goed, ga tooh zitten, ik heb nog
een weinig tgd, voegde Franoisoa met een
opwelling van berouw er aan toe, omdat zij
inzag, dat zg haar plichten als huisvrouw tegen
over deze gast tooh al te zeer veronaohtzaamde.
O, geef a geen moeite, antwoordde Aurelia
von Hagen koel, terwijl zij een stoel naar zioh
toe trok. Dus met mevrouw Lorenz. Zeg mg tooh
eens, wat ge aan dat oude mensoh hebt
Franoisoa die in de kamer heen en wederging,
wendde haastig het hoofd om en zag de vraagster
met haar donkere oogen toornig aan. Mevrouw
Lorenz is eerlijk, verstandig en goed, drie eigen-
sohappen, die ik zeer hoog sohat. En overigens
verzoek ik n, op anderen toon van mgn vrienden
te spreken.
Mejutfrouw von Hagen had haar knijpbril op
gezet en de jonge vronw met blijkbaar genoegen
recht te Goes te komen, daar te spreken,
te stemmen en gestemd te worden en
komt hij dus onrechtmatig in Den Bosch.
Wij begrijpen inderdaad niet, hoe de heer
Langenhorst ertoe komt, dit even misselijke
als domme proza neer te schrijven.
Allereerst blijven wij ontkennen, dat de
heer Kalle gezegd heeft, »als afgevaardigde
van de R.-K. Arbeiders* de vergadering bij
te wonen. Doch stel zelfs, dat hij het woord
afgevaardigde* zou hebben gebezigd, dan
nog zouden wij het van een man van de
intellectueele ontwikkeling en standing van
den heer Langenhorst weinig hoogstaand
hebben gevonden, den eenvoudigen doch
eerlijken arbeider Kalle op een woord te
willen vangen.
Het recht om te Goes te komen, had de
heer Kalle evenzoo goed als ieder kiezer.
(Om dat te constateeren moet de heer Langen
horst het reglement van zijn Rijkskieskring-
Orgarjisatie maar eens raadplegen). Ook al
was hij niet volgens dat verschrikkelijke
artikel io (pas toch op, mijnheer Langenhorst,
voor monomanie gekozen. En meespreken
mocht hij ook al. Zelfs mocht hij gekozen
worden tot afgevaardigde naar Den Bosch.
Alleen had hij dan niet mogen meestemmen.
Wij wenschen overigens nadrukkelijk te con
stateeren, dat dan eerst nog eens afdoende
bewezen had moeten worden, dat de heer
Kalle inderdaad niet als afgevaardigde mocht
worden beschouwd, iets, waarvan wij nog
steeds niet het minste gelooven. Wij houden
ons overtuigd, dat, indien de heer Langenhorst
ter vergadering de kwestie had geponeerd, de
heer Kalle stellig niet zou zijn gedisqualificeerd.
Want die vergadering was niet vooringenomen
tegen den heer Kalle (dat bleek wel ten
duidelijkste uit de stemming voor een afge
vaardigde naar Den Bosch, toen zij den heer
Kalle spontaan 21 stemmen bezorgde terwijl
de heer Langenhorst zelf het slechts tot 15
stemmen kon brengen en slechts bij loting
na het terugtreden van twee gekozen leden
de heeren van de Ven en Rentmeester
toevallig aan het bod kwam) en zij zou ook
stellig wel een royaler standpunt ten dezen
hebben ingenomen.
Wij volgen thans weer den heer Langenhorst
in zijn betoog
In het verslag van »De Zeeuwsche
Koerier* lees ik, dat de heer van Poppel
uit Hulst den heer van Waesberghe
aanbeveelt als eersten plaatsvervanger.
Dat is onjuist. Genoemde heer heeft op
dat moment geen enkele aanbeveling van
den heer van Waesberghe naar voren
gebracht. Dat is pas gebeurd na den
»erg bedenkelijken* aanval van den heer
Kalle. Dus bij wijze van verdediging. Had
de heer van Poppel een aanbeveling
willen doen hooren voor den heer van
Waesberghe, dan had hij )ieel andere
geluiden kunnen doen hooren.
opgenomen Maak n niet boos. kleine. Vertel mg
liever, waarheen ge gaat, gg en mevrouw Lorenz.
Inkoopen doen, antwoordde Franoisoa kort.
Zoo dat is mg aangenaam Daar ik ook het
een en ander hen aan te schafïan, ia) ik mg aan
sluiten, wanneer ge er niets tegen hebt.
Franoisoa noemde haar bg ziohzelf een onuit
staanbaar indringend persoon en zon op een uit
vlucht, om haar kwgt te raken. Donh eer tg het
hierover met ziohzelve een was, werd er geklopt,
en mevrouw Lorenz trad binnen.
Zgt ge gereed, Fransje Ah, goeden dag,
juffrouw Von Hagen, ge neemt het mg niet
kwalgk, dat ik n mijn kleine vriendin ontvoer
Ioh Bei, gewahrt mir die Bitte, in Eurnm Bande
die Dritte! citeerde Aurelia en sohikte voor den
spiegel haar witte renzenbos, terwgl zg beide
dames soherp gadesloeg. Zg moest lachen Fran
oisoa wisselde een radeloozen blik met de onde
vriendin harer moeder, dooh deze knikte haar
toe, alsof zg zeggen wilde Laat het maar aan
mg over.
Zoo begaven zioh de drie dames op haar wan
deling; mevronw Lorenz deed voor den sohgn
eenige iDkoopen; toen raejnffroaw Von Hagen
nog steeds niet besloot haar te verlaten, seide
zg plotseling
Kinderen, ik ben moe geworden, ik wil bg
mgn nioht wa: uitmaten Fransje, gaat ge mede
Franje schudde het hoofd. Wg zouden gaarne
nog iets afhandelen, zeide zg aarzelend.
Deze wenk moest Aurelia verstaan. Zg zeide
haar vaarwel, maar terwgl zg alleen verder ging,
brak zg zioh het hoofd met allerlei wonderlgké
gedachten'
(Wordt vervolgd),