No. 3098 „De Zeeuwsche Koerier" Dinsdag 30 November 1926 2e Blad Een Vreedzaam Duel. Een Sinler-Niklaos Surpries. Dubbele St. Nicotaasvreugd. Door A. K. DE MARSEPEIN-. Het St. Nicolaasfeest in de Nieuwe wereld. Een poets is onz' juffer gebakken Je lacht, d&je 'n bult er van kriegt! Ik kom et oe efkes vertellen Maor 'k reken er op, d&je zwiegt. Gen kwaod is 't, dus 'k mag et wel zeggen, Jao, 'k woon er al drie jaor as meid, En, Keetje, d& motte ien me priezen Gen kwaod he'k van haor ooit gezeid. D& zou ook den Hemel geklaogd zin Went d& mot ik zeggen ze is goed Maor jammer, ze is gek op de mode En leeft op een heel groote voet. Ze draogt al japonnen die sleipen, Met franjes van achter en striek; Die 't breed hêt, die laot 't breed hangen Zoo denkt ze en ze hêt wel geliek. Ien huus hêt ze egaol neie meubels Gekocht ien 'et lest hallef jaor; Ik wou veur de grap d&je 't zien kos, Dan sloegde de hand' ien elkaor. Heur man, jao, d& kunde begriepen, Die is daorm.ee niks ien zien schik Lest sloeg ie de vuust op de taofel En zei: »Wie is baos, gij of ik?« »Zoo'n opschik die past nie veur minsen »Die leven van veefokkerij. >Verdreid, al mien zeuventig koeien »Die kosten zoo veul nie as gij Maor 't hielp nietwent kort nao die ruzie Toen kocht ze weer 'n kusllike kas. Het hout blinkt er van as 'en spiegel. De deuren zien heelgaor van glas. Daor ien (zei ze) heurt nou te pronken Porsleingoed en zuiver servies D& mot 'k van mien man zien te kriegen Op Sinter-Niklaos as surpries. Toen goeng ze hum fleemen en aoien 't Was »lievertje« veur, »lievert« nao. Nooit het ie zoo lekker gegeten Maor ie zei gen boe of gen bao. Daogs veur Sinterklaos zei ze: »Mieke Mien man is vandaog er op uut; Let gij nou is goed, as ie thuus kumt, Op al wat ie zeit, wat ie duut* En 's aovonds toen gaf ze 'um 'en klumpke Met 'n briefke van binnen er ien »Och breng m' ien die kas, Sinterklaosje, »Wat ik er 'et liefst ien zou zien.« En 's mergens vroeg zei ze: »Mieke, 'k Heb gunstig gedroomd dezen nacht. Toe, gao nou is stillekes kieken, Wa moois Sinter Klaos hêt gebracht!* 'k Gao kieken, en 'k roep: »Juffer! Juffer!* Ze vloog of er aongebrand was Wa zag ze Je kunt 'et nie raojen, Heur man as surpries ien die kas B. VAN MEURS. Het was een paar dagen vóór Sint Nicolaas dat Jan. het zoontje van mevrouw Verkerk geheimzinnig door het huis liep en zooveel mogelijk zijn eigen kamertje opzocht. Na een paar maal geroepen te zijn, kwam Jan, een jongen van een jaar of acht, naar beneden gestormd, dat de groote trap er van dreunde. »Maar jongen! zeide mevrouw Verkerk »waar zit je nu toch den geheelen middag?* »Ja, Moe* zei Jan, »ik schrijf een brief aan Sint Nicolaas!* en hij gaf haar een stukje papier, waar schots en scheef een paar woor den op stonden. Hij had er in geschreven dat Piet's moeder ziek was, dat Piet altijd goed oppaste en in de Waagstraat woonde in het kleinste huisje dat met karton voor de ramen en dat St. Nicolaas hem toch niet vergeten mocht. s »Ja, Jan,* zeide mevrouw Verkerk. zoo'n brief kan je toch niet aan een heiligen bis schop sturen, ik zal er wel een opstellen en dan ,kan jij hem als je van avond uit school komt zelf overschrijven. Jan dacht den geheelen dag aan zijn brief en toen hij thuis kwam, lag deze met een velletje postpapier er naast op de tafel in de huiskamer. Hij schreef hem direct over en wilde hem toen dadelijk op de post doen, doch moeder gaf hem den raad, hem den volgenden avond in zijn klompje te steken, dan zou de Sint hem zeker krijgen. De inhoud van den tweeden brief was gelijk aan dien van den eersten alleen had moeder er bijgevoegd, of de Sint het speel goed voor Piet, maar bij Jan wilde bezorgen dan zou hij het den volgenden morgen zelf aan Piet geven, want Hij zou het huisje toch niet kunnen vinden. Piet's moeder, Truus Drassen, was reeds een jaar oj vier, vijf als schoonmaakster bij mevrouw Verkerk in betrekking, doch de laatste weken was zij aan het sukkelen gegaan. Mevrouw Verkerk had haar al een paar malen bezocht, en er eenige^-versterkende middelen achtergelaten. De groote dag was aangebroken en Jan was nog nooit zoo vroeg op geweest. Vlug ging hij met moeder naar de klompjes kijken en wie beschrijft zijn blijdschap toen hij het reeds zoolang begeerde hobbelpaard er naast zag staan met het mooie met koperen knoppen versierde tuig en boven op zijn rug een groote zachtglanzende teddy-beer, speculaas en andere lekkernijen. Ook bij het klompje van Piet was het noodige door den Sint neergelegd, een nieuwe winterjas, speelgoed en wat speculaas. Moeder opperde nu echter de vraag wat er voor Piet's zusje Marietje gedaan moest worden en vroeg Jan, of hij niet wat van zijn speelgoed zou willen geven. Jan bedacht zich een oogenblik, één oogenblik slechts, want toen werden de groote teddy-beer, wat koek, speculaas en marsepein apart gelegd voor Marietje. Met de hulp van Mina, de meid, werd een groote mand gevuld en naar de woning van de Drassen's gebracht. Mina wachtte even in het portaal, terwijl Jan binnenging. Veel tijd om Truis goedendag te zeggen, gunde hij zich niet, doch hij ging direct naar Piet en Marietje, die droevig in een hoekje van de kamer zaten te fluisteren. Heeft Sint Nicolaas jullie goed bedacht?» vroeg hij weifelend. Nietsantwoordden beiden treurig als uit .één mond. Toch wel, zeide Jan weer. »Hij heeft bij ons voor jullie gereden.* Dit zeggende trok hij de deur open en liet Mina met de mand binnenkomen. Als bij tooverslag was de gedrukte stemming bij de kinderen verdwenen en Truus, die alles vanuit haar bed gadesloeg, bad in stilte eenige weesgegroetjes voor die lieve mevrouw Ver kerk. Na veel gepraat en gelach was het tijd geworden om naar huis te gaan en toen Jan reeds op straat stond, legde Mina uit naam van mevrouw nog twee briefjes van tien op het bed van Truus, welke geen woorden kon vinden om haar dankbaarheid uit te drukken. Toen zij weer thuis kwamen, vroeg moeder of hij nu geen spijt had dat hij zelf zooveel kwijt was. O! Maatje, riep hij, Piet, Marietje en Truus waren zoo blij Ik geloof dat ze eerst gehuild hebben, maar nu lachen ze weer 1 Mevrouw Verkerk drukte haar jongen aan het hart en zeideblijf heel je leven lang zóó aan de armen denken, dan zal Onze Lieve Heer zeker een flink en gelukkig mensch van je maken, m'n jongen Zoo werd de blijde morgen besloten, die nooit meer uit Jan's geheugen is geweest. St Nicolaasvertelling voor oud en jong. Heieen had het den kinderen beloofd, al maanden lang. Als ze altijd zoet waren, zou Moeder een briefje aan St. Nicolaas schrijven, of de goede Sint als-'t-U-blieft bij hen wou komen. Heieen had van die belofte al veel profijt gehad. Inderdaad waren de boterham men er veel vlugger door naar binnen ge gaan, had ze ontbijt- en koffieboel weer vlug kunnen opruimen en had ze tijd gewonnen om zich jaan het werk, de correctie van we tenschappelijke uitgaven, dat ze na Gerards dood op zich had genomen, [te wijden. Ze was gelukkig niet geheel onbemiddeld achter gebleven. Het pensioen bracht wat in, en ze had nog haar efgen kapitaaltje, maar.... de drie kinderen kostten veel geld, en ze wou nog graag wat bewaren voor den tijd dat de kinderen nog meer zouden kosten. Er zaten goede koppen op de kinderen, en als ze wil den studeeren, zou het toch zoo jammer zijn, als geldgebrek een nietbegeerden levensweg gebood. Heieen was een liefhebbend en ijverig moe dertje, die het verlies van haar man wel zwaar voelde, maar die levensmoed genoeg bezat, en die daarom in ruimen kring be mind werd. Wat een rusthet drukke span lag er weer in. Heieen kwam even op adem. O, wat was die Wout toch weer van St. Nico laas vervuld geweest. De lieve jongen zou er bepaald van droomen. 't Werd toch tijd, dat ze zich een St. Nicolaas verschafte. Wie zou de moeite willen doen Eigenlijk kende ze niemand, dien ze het durfde vragen, Wacht, ze zou het aan Tilde vragen, die 't is kwart voor acht dadelijk komen moet. Eiken Donderdagavond kwam Tilde, nog een vriendin uit de schooljaren, bij Heieen op bezoek, om haar door haar verstelstapel heen te helpen. Dat was al ingesteld, toen Heieen haar eerste kleintje verwachtte en Tilde aan alle hemdjes meegeholpen had. Sedert was er altijd veel te stoppen en te mazen gebleven. Tilde, een gezellige oude vrijster, die zich graag zoo noemde en die door wel honderd kinderen tante werd genoemd, hoewel ze absoluut geen familieleden had, wist dadelijk een schaar jongelui op te noemen, die graag voor Heieens spannetje St. Niklaas zouden willen spelen. Morgen had ze vergadering van den Esperantobond.j dan zou ze er wel over spreken. Daar was Jaap Broering bij, o, ja, [die heeft laatst nog naar je gevraagd, en dan had je Michiel Doornhuis ook wel een geschikt persoon. Heieen, of liever Tilde, had zich de moeite kunnen sparen. Daan Heilman liep al weken lang met het plan rond. Nooit zou hij zoo'n goede gelegenheid hebben, in haar huis bin nen te dringen. Hij was nog een verre ach terneef van Heieen, en kon als zoodanig acces verzoeken. Maar.... dat zou te veel in de ,,kijkert" loopen. Ze kende hem, moest hem althans kennen, moest weten, dat hij iemand was, op wien niets aan te merken viel en ze zou wel toehappen, als hij haar vroeg. Hij deed dan een heusch niet kwade partij. En er was meteen voor zijn Lientje gezorgd. Als weduwnaar deed hij de laatste jaren nu [wel niet veel meer [aan vroolijke partijen, maar vroeger was hij een ..getapt nummer" geweest en zoo'n St. Niklaas-ver- tooning zou hem wel gelukken. Vijf [December, zeven uur in den huize Marthens. De kelen zijn al haast schor ge zongen. Heieen keek op de klok. De stem ming zou bekoelen als nu niet gauw de ,,heusche" St. Niklaas kwam. Gaat daar niet een zacht belletje, de kinderen hebben het gelukkig niet gehoord. Met te veel kracht zingen ze, dat de makkers hun wild geraas moeten staken. Ja, nu moet meneer Boering in het zijkamertje zijn. Alles lag klaar. Mientje zou het hem wel wijzen. Zij 'zelf kon nu geen moment weg. Nog eenmaal, komsWout, zing mee. Zie ginds komt de stoomboot van Spanje weer aan. Gelukkig de langverwachte bel. „Daar is-ie." Even later wordt er geklopt. Mientje doet de deur open en dient op plechtigen toon *St. Nicolaas» aan, die onmiddellijk daarop in vol ornaat naar binnen stapt. Waar zijn de zangers van zooeven. Stil kruipen ze achteruit.'t Is toch wel even »eng." Heieen is een en al spanning. Hij doet het eenig, bewondert ze in stilte. Wat een mooie diepe stem heeft-ie. Z'n profiel had onder die muts een werkelijk klassieke lijn. Wat had je zoo een heel anderen kijk op iemand. Nog heeft de heilige bisschop zich ter nauwernood op eerbiedige uitnoodiging van Heieen in de groote armstoel gezet of men hoort een rijtuig voor de deur stilhouden en terstond daarop weerklinkt de huisbel opnieuw, thans, onder de algemeene stilte, duidelijker nog hoorbaar. Wie mocht dat zijn? Niet lang behoeft men op de oplossing van het raadsel te wachten want weer gaat de kamerdeur open en een tweede St. Nicolaas in prachtig gewaad met staf en mijter schrijdt het huisvertrek binnen. De situatie is onbeschrijfelijk. Heieen, die in den tweeden Sinter Klaas onmiddellijk neef Daan herkend heeft, bijt zich op de lippen, om het niet uit te schateren. Maar de kinderen, wat moeten de kinderen er van denken Kennelijk is geen der beide „Sinter- klasen" op deze ontmoeting voorbereid. O, lieve tijd, Boering vergeet zijn rol. Straks zegt hij nog, salonfahig, »mijn naam is Boering*. Daan, kom man, red je er uit. Heieen verwacht van Daan een ontknooping. „Mijn taak is hier in goede handen, mijnheer de kapelaan. Dag kindertjes, ik ga nog meer kinderen bezoeken" zegt hij. De tweede Sinterklaas keert zich om, wil weggaan. Daar legt Boering al een verklaring af aan de kinderen. Nu kan Heieen even met neef Daan mee de gang in. Hij heeft het in ieder geval toch goed gemeend. Daan Heilman was nooit om zijn woorden verlegen geweest. Maar de enkele zin, waarmee hij voor de kinderen de situatie had gered, eischte zooveel van hem dat hij in de gang tegenover Heieen er geen woord kon uit brengen. Z'n rijtuig stond er gelukkig nog. Daar kon hij wat op zijn verhaal komen. Wat had hij zich toch eingenlijk uit het veld laten slaan Maar had het anders gekund Hij was het toch ten slotte geweest, die de situatie had gered. Daar kon Heieen hem dan toch dankbaar voor zijn. Heieen was weer in de kamer teruggekeerd. „Zien jullie, kinderen" hoorde ze Boering zeggen, „Sinterklaas is al heel oud. En daarom ben ik hem wat gaan helpen. Maar het zijn heusch de cadeaux van Sinterklaas die ik jullie heb gegeven. Gelukkig, dacht Heieen, het schijnt er bij ze in te gaan. Maar wat had die bijdehande Els daar. Die moet natuurlijk het naadje van de kous weten. Dus het is eigenlijk een tabberd van Sinterklaas, die U om heeft. Dan heeft U ook zeker zijn baard aan". Hoe durft het kind Eén rukje, en de baard laat los. Alle tegenwoordigheid van geest is noodig, om er nu bij de kinderen den ernst in te houden. Haast hulpeloos kijkt Sinterklaas nummer-een Heieen Jaan. „Heusch, Wout, dit is Sinterklaas, want hij is toch door hem zelf gestuurd. De woorden klinken ook Heieen heel hulpeloos in de ooren. Ze zal het nu maar over een andere boeg gooien. „Meneer St. Niklaas," och, daar begaat ze een nieuwe flater, wie had er nu ooit van „Mijnheer Sint-Nicolaas" gehoord, „nu St. Niklaas zelf naar de andere kinderen gaat, heeft U zeker wel tijd, hier een kopje thee te blijven drinken. Wilt U de kinderen in- tusschen van het leven van Sinterklaas in Spanje, vertellen Hoe groot is de speel goedkamer, die in het kasteel van St. Nik laas is, wel Later heeft Heieen zich nooit meer kunnen begrijpen, hoe ze dien avond de kinderen rustig naar bed heeft gekregen. Wel herin nerde ze zich tot in de kleinste bijzonder heden, hoe ze met Boering, die onder het naar bed gaan der kinderen zijn vermom ming had afgelegd, had zitten napraten. Neef Daan beleefde weinig plezier van zijn plannetje. Zijn St. Nicolaasavond was niet alleen er door in de war gestuurd, maar bo vendien werd hem den daaropvolgenden Nieuwjaarsdag het humeur verstoord. Toen hij als naar gewoonte zijn oude tante Doortje kwam gelukwenschen, vroeg deze „En weet je het al van Heieen Marthens. Die gaat her trouwen. 't Is een zekere meneer Boering hij moet een kennis van haar vriendin Tilde zijn." De grondstof hiervoor benoodigd is het oude amandelbrood, dat in de lang vervlogen tijden der Middeleeuwen onder de hoogtijd geschenken voorkwam. Oude schrijvers maken er melding van zoo o.m. Roemer Visscher in zijn sinnepopperi, waarin hij het heeft over »zoetsmakende marsepeijnen* ook Bredero gewaagt in z'n Moortje van »mar sepein of taert». Wat marsepein eigenlijk beteekent is een vraag die niet geheel opgelost is. Som migen beweren, dat het een verbastering is van Marei-panes of Marcus-brooden, die de bakkers voorheen ter eere van St. Marcus en ter gedachtenis aan een hongersnood in 1438 bakten, toen in genoemd jaar een brood ter grootte van een ei voor een gulden werd verkocht. Anderen evenwel beweren, dat marsepein afstamt van marzapane, dicht op elkaar ge perst amandelbrood. Hoe het ook zijn moge, het is zeker dat oudtijds het marsepein altijd den vorm had van een hart, waarbij op de effen witsuikeren oppervlakte allerlei gekleurde figuurtjes waren aangebracht, meestal de liefde symbolisee- rend, welke een jonkman zijn „liefste suiker* depryè» toedroeg en welke hij uitte door haar »met een grooten hylicmaker en marse peinen herte* op Sinterklaas te vereeren. Overal, waar de Hollanders bijeen zijn, wordt Sint Nicolaas gevierd. Toen de Hol landers te New-York en te Ilbany een herinne- rings- en gedachtenisfeest instelden aan het geliefde moederland, kozen zij daarvoor het St. Nicolaasfeest en ook de Hollandsch Mennonieten in Pennsylvanië zijn deze hare gewoonte trouw gebleven. Dit is zeer typisch, daar zooals men weet in de Angel-Saksische landen vooral veel ophef gemaakt wordt bij de viering van Christmas of Kerstmis,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1926 | | pagina 5