De Zeeuwsche Koerier
Dinsdag 16 November 1926.
No. 3095
Vrijdag 19 November 1926
40ste Jaargang
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR ZEEIJWSCH-VLAANDEREN
Tweede Blad.
TTomilleton.
De schandvlek uitgewischt.
VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG- EN VRIJDAGAVOND
POSTREKENING Nd
$0s Oaargang. No. 309$.
Gemeenteraad van Sas van Gent
van
DE ZEEUWSCHE KOERIER
Abonnementsprijs 1.25 per 3 maanden,
of 4.50 per jaar, bij vooruitbetaling -
Advertentie» 20 cent per regelbij contract lager
Bureaux van Redactie en Administratie
OOSTKADE 218, SAS-VAN-GENT
Telefoon 15 -:♦ Telegramadres: Koerier
ZEER KOOPKRACHTIGE
LEZERSKRING
UITSTEKEND GESCHIKT
VOOR PUBLICITEIT
lqa
KOAIQ 8 deze kwestie als hoogste reohter te fnogeerec
tJ a f 1 u. f Eenerznds is zij daar\or niet hartstoohteljjk
bestuur des lands de noodige conssqienties nit
te trekken.
Ingezonden Mededeeliog (33)
Zitting van Dinsdag g November 1926,
des voormiddags half 10.
(Vervolg).
De voorzitter heropent de vergadering ten
2 uur en stelt de behandeling der gemeente-
begrooting 1927 aan de orde. Spr. vraagt of
de Raad artikelsgewijze behandeling wenscht.
Daar de Raad hierop geen prijs blijkt te
stellen, verleent hij het woord aan den heer
Dierick tot het houden zijner aangekondigde
interpellaties.
De heer Dierick brengt dan allereerst ter
sprake het salaris van den heer Kieboom,
ambtenaar ter secretarie.
Spr. herinnert aan het schrijven van ge
noemden ambtenaar in het vorig jaar, waarbij
hij om salarisverhooging vroeg. Destijds werd
door de wethouders gezegd, dat desnoods kon
worden volstaan met een jongeren kracht.
Men achtte het toen niet noodig zijn salaris
te verhoogen. Tot heden is dat nog niet
geschied. Het is mogelijk, dat meteen jongeren
kracht kan worden volstaan. Doch op het
oogenblik is de ambtenaar in kwestie er nog.
Nog steeds staat zijn salaris op f 780 en
opslag heeft hij in geen 3 jaar gehad.
Het is bekend, dat hij wel naar een andere
betrekking uitziet, doch er door den slechten
maatschappelijken toestand nog niet in kon
slagen. Mogen wij, zoo vraagt spr., als Raad
van Sas van Gent, hiervan profiteeren en het
blijven aanzien, dat dit salaris zoo laag mogelijk
wordt gehouden Spr. zegt dan, van meening
te zijn, dat een salaris van f 1000 voor dezen
ambtenaar niet te hoog zon zijn, gezien diens
dienstjaren en ondervinding. Hij zou daarom
een desbetreffend voorstel willen indienen.
De heer Warrens betoogt, dat ook hij meer
malen ter secretarie geweest is en de ambte
naren daar steeds ijverig aan het werk zag.
Spr. meent, dat men het met een minderen
kracht niet kan doen en zou er daarom
eveneens vóór zijn, het salaris te verhoogen
tot het bedrag, door den heer Dierick genoemd.
De heer Verschaffel zegt, dat de heer
Dierick de kwestie verdraait en dat de heer
Warrens ze niet goed begrijpt. Door de
wethouders is gezegd, dat men het met een
minderen kracht kan doen. B. en W. zijn
echter zoo goed geweest nog geen anderen
kracht te nemen. Nu kan men er B. en W.
toch niet aansprakelijk voor stellen, dat het
jongmensch in kwestie door den slechten
maatschappelijken toestand nog geen betere
betrekking heeft kunnen vinden. Dierick stelt
den betrokkene als slachtoffer voor. Warrens
licht iets toe, wat hij niet goed begrijpt. De
secretaris vraagt geen hulp. Wij hebben
gelukkig geen invaliden secretaris, zegt spr.
Spr. vindt het dan ook niet noodig, het
salaris op f 1000 te brengen. Dat is spr.'s
zienswijze.
De heer Marquinie verklaart, het vorig jaar
jaar niet op de gevraagde verhooging te zijn
ingegaan wij 1 de wethouders toen beweerden, dat
met een minderen kracht kon worden volstaan.
Is nu gebleken, dat de ambtenaar noodig is,
dan zal hij vóór die verhooging stemmen.
Kan men 't ter secretarie met een minderen
kracht af, dan is het onverantwoordelijk dezen
ambtenaar aan te houden. Dit is beweerd
door de wethouders, die 't moeten weten. Is
de toestand sedert verleden jaar veranderd
De voorzitter kan daar ook over oordeelen
en de secretaris eveneens. Spr. herhaalt, dat
hij zoo het noodig is vóór een hooger
tractement is. Is het niet noodig dan vindt
spr. het voorstel overdreven.
De heer Dierick betwijfelt of, hetgeen de
heer Verschaffel naar voren heeft gebracht,
dat n.l. met een minderen kracht kan worden
volstaan, juist is. Spr. gelooft, dat er iemand
noodig is, die onderlegd is. Met een minderen
kracht zal men meer moeilijkheden hebben.
Als B. en W. met een voorstel komen om
den ambtenaar te ontslaan, ligt daar, vraagt
spr., dan niet iets onbillijks in Wij zouden
dan toch wel een beetje verplicht zijn hem
op wachtgeld te stellen, wat 70 pCt. van het
salaris zou bedragen. Voegt men hierbij
f 300 k f 400 voor een nieuwen ambtenaar
dan komt men practisch nog duurder uit dan
wanneer men tot salarisverhooging zou be
sluiten.
De heer Verschaffel: U legt het niet goed uit.
De heer Dierick kan er niet overheen, dat
de slechte maatschappelijke toestand hier
wordt uitgespeeld om een salaris toe te
kennen, dat te laag is voor hetgeen gepre
senteerd wordt. Verschillende salarissen zijn
bij de wet geregeld. Hier is dit niet zoo.
Daarvan mag echter *geen gebruik worden
gemaakt, f 1000 salaris voor dezen ambtenaar
is niet te hoog.
De heer Verschaffel zegt, voorloopig nog
de overtuiging te hebben, dat de voorgestelde
salarisverhooging niet noodig is. De heer
Dierick heeft de zaak nu tweemaal verdraaid.
Als B. en W. hadden gezegdwij hebben
dezen ambtenaar noodig, dan zou spr. de
zienswijze van den heer Dierick deelen. Thans
echter, meent spr., moeten we den toestand
zoo laten, tot de betrokkene een plaats heeft
gevonden.
De heer Dierick: Stel U op het standpunt,
dat de gemeente als werkgever optreedt. Als
een beambte met 7 dienstjaren in Uw dienst
was, zoudt U in denzelfden zin praten. U
zoudt als werkgever ook gevoelen, dat zulk
een salaris te gering is en dus verhoogd
moet worden. Als zich echter een gelegenheid
voor den betrokkene zou openen om een
andere plaats te krijgen en deze zou die
gelegenheid niet benutten, ;dan zou hij ont
slagen worden.
De heer Verschaffel: Als werkgever zou ik
driekwart doen van hetgeen U zegt. Doch ik
zou geen verhooging toekennen. Door B. en
W. is niet gezegd, dat deze ambtenaar noodig
is. We zijn toch niet verplicht, een ambtenaar
te salarieeren, die niet noodig is. Er is toch
al philantropisch tewerk gegaan.
De heer DierickIk beschouw de zaak van
een anderen kant.
De heer Verschaffel licht zijn zienswijze
nogmaals toe.
De heer DierickWe hebben hem noodig.
De heer Marquinie: Kan de secretaris ons
dienaangaande niet voorlichten
De heer Verschaffel: Dat is te moeilijk.
De voorzitterDe secretaris mag gerust
zeggen, hoe hij over de kwestie denkt.
De secretaris zegt dan, dat er een ambtenaar
noodig is doch dat dit niet bepaald een vol
slagen kracht behoeft te zijn. Het zou moeilijk
zijn en spr. zou het als een verlies beschouwen,
als deze ambtenaar weg moest gaan.
Wethouder NeetesonEen paar weken
geleden is er een aanleiding geweest om de
zaak nog eens in B. en W. te bespreken. De
leden bleken toen nog hun oude standpunt
in te nemen. Als men Kieboom's salaris
ging verhoogen, zou dit niet in het belang
van den jongen zelf zijn. De heer Dierick
beweert pertinent, dat Kieboom niet gemist
kan worden. Circa 6 jaar geleden was hij
echter ook al op de secretarie werkzaam.
Toen was hij nog niet zoo bekwaam en
ondanks het feit dat er destijds heel wat
meer werk was, ging het toen ook. Dat
bewijst, dat men er met een minderen kracht
ook kan komen.
De heer DierickU zult evengoed weten
als ik, dat menschen met grooter bekwaamheid
dan Kieboom zonder betrekking zijn. Kieboom
zal genoeg solliciteeren doch hij kon geen
betrekking vinden. Voor hetgeen hij thans
doet is echter zijn salaris te laag. Spr. kan
het niet goedvinden, dat Kieboom arbeid
presenteert zonder voldoende betaling. De
secretaris heeft gezegd, dat zijn heengaan
moeilijkheden zou meebrengen. Bij een salaris
van f 1000 zal de betrokkene ook nog pro-
beeren om een andere plaats te krijgen. Het
is intusschen mogelijk, dat hij ook nog het
volgend jaar zou moeten blijven op het
huidige salaris.
De heer Verschaffel noemt dit een onjuiste
redeneering. De gemeente is geen philantro-
pische instelling.
De heer DierickJe maakt misbruik van
de maatschappelijke malaise.
De heer Verschaffel: U begaat een onbil
lijkheid tegenover de betalende gemeentenaren.
De heer WarrensDe voorzitter zal ook
nog wel een en ander te zeggen hebben.
De voorzitter zegt, dat hij den betrokken
ambtenaar zeer hoog acht wegens zijn correct
heid en dienstijver. Er is heel wat werk op
de secretarie. De betrokkene verricht hier
mannenwerk en wordt met jongensgeld betaald.
Spr. is overtuigd dat de betrokkene zijn
sollicitaties niet zal stopzetten als zijn salaris
verhoogd mocht worden. Hij solliciteert thans
voortdurend. Menig briefje is reeds over hem
gewisseld. Spr. hoopt, dat hij een functie zal
krijgen, die beter is dan zijn tegenwoordige.
Als we zijn salaris handhaven op f780 geven
we geen blijk van waardeering voor hetgeen
gepraesteerd wordt.
De heer VerschaffelNiemand twijfelt aan
het werk dat verricht wordt evenmin als aan
zijn toewijding. Doch spr. twijfelt er wel aan
of hij noodig is.
De voorzitterHij is bepaald noodig.
Wethouder Neeteson: U zet de zaak op
zijn kop. Dat Kieboom ook belangrijker werk
mag doen, moet hij op prijs stellen, wijl hij
hierdoor kan leeren. Men zou ook kunnen
volstaan, met hem het werk van jongsten
klerk te laten doen. Hij moet het op prijs
stellen, dat hij ook gewichtiger werk mag
verrichten.
dat de Eerste rui er zien uu^^u
0
29)
Laten we ona verheugen, dat er tenminste kans
bestaat, om zjjn dochter in het leven te houden.
B|j het volgende bezoek van den dokter kon
deze inderdaad een werkelijke beterschap vast
stellen. Johanna had haar bewnstzjjn terugge
kregen zij was verbaasd geweest, vronw Gorrot
aan haar bed te zien, en opreoht verheugd, toen
de trouwe Barbazeille in de deur verscheen, om
haar met een verheugd gezicht geluk te wenschen
met haar genezing. Maar dadelijk daarna vroeg
sjj angstig naar haar vader zij liet zich echter
geruststellen, toen men haar vertelde, dat Cabns
ook een aanval van koorts had gehad en naar het
ziekenhuis van Ronaan was gebraoht, omdat men
hier niet twee patiëaten kon verplegen. Het ging
eohter al veel beter met hem en hij hoopte
apoedig naar huis te kannen komen.
De zieke mocht na al een beetje krachtige
soep gebruiken, zg sliep veel en rustig, de beter-
echap maakte steeds vorderingen. Na twee dagen
bracht de brievenbesteller, dien men sinds ge-
ruimen tgd niet in Montsombre gezien had, een
brief voor Barbazeille.
Het schrijven was een antwoord van mevrouw
Vasselin op zjjn brief. Eerst uitte zg haar deel
neming in de zware ziekte van den opzichter en
diens dochter, voor wier zorgvuldige verpleging
al het mogelijke gedaan moest worden. Zjj deelde
Bftrbazeille tegelijk mee, dat hg voor dit doel de
benoodigde som zou ontvangen, tevens een Wissel
om daarmee de loonen en de verdere loopende
onkosten te betalen. Hemzelf verzocht zg, in plaats
van Cabns toezicht te houden en alles te regelen
zoolang zulks noodig was. Tot verdere beschik
kingen achtte zij zioh niet bevoegd, omdat haar
vader in zgn testament de fabriek aan mijnheer
Lancemont had vermaakt. Sleohts tot deze feitelijk
zgn bezitting had aanvaard, achtte zjj zich ver
plicht, zioh met de leiding te belasten en de
noodige middelen ter besohikking te stellen. Van
alle belangrijke zaken zon Barbazeille haar das
wel kennis willen geven.
Deze brief bracht den eenvoudigen werkman
in de grootste verbazing. Hjj begreep niet waarom
Lancemont zgn erfenis zoo beslist had ontkend,
terwjjl mevrouw Vasselin niet minder beslist ver
klaarde, dat hjj de rechtmatige eigenaar van
Montsombre was.
Daar moet iets niet in orde zjjn, was de slot
som van zgn overpeinzing,
XII.
Jacqaes Viilefranohe had, daar hg zioh niet
tot de politie wilde wenden, door een deteotieven-
kantoor het adres van Julius Berger vernomen
Hjj reed naar de LROourbestraat, ging haastig de
trap op en schelde aan de deur van zgn vroegeren
kameraad. Berger deed zelf open en Viilefranohe
werd onmiddellijk in zgn vermoeden bevestigd
de man, die bescheiden op zjj ging, om hem te
laten binnentreden, was dezelfde, dien hg bjj de
begrafenis van Bernard Monthiers in het kerk
portaal had gezien.
Georges grootvader herkende hem ook. U is
Jacqaes Viilefranohe 1 riep hjj nit.
En u Julius Berger l
Kom binnen.
De millionair werd in de eerste van de twee
armoedige kamers gebracht Zonder plaats te
nemen, zei hjjDe ons betreffende gebeurtenissen
zal uw kleinzoon u wel hebben verteld. Daardoor
is een onmiddellijke opheldering tnssohen ons
beiden noodig geworden.
Ik wilde jnist hetzelfde tegen n zeggen.
Beiden waren zeer opgewonden, want ieder
van hen besohnldigde in zjja gedachten den ander.
Villefranohe's ontroering was het ergstde hem
aangedane beleediging was nog te kort geleden,
dan dat hjj die niet levendiger zon hebben ge
voeld dan Berger! die al sedert meer dan twintig
jaar daaronder leed. Dit wederzijisohe wantrouwen
bracht hen in een toestand van sleohts met moeite
bedwongen woede. In Berger was al voor jaren
de verdenking opgekomen, dat Viilefranohe den
diefstal wel kon hebben bedreven, waarvan men
hem beschuldigde, en Viilefranohe koesterde
tegenover Berger eenzelfde verdenking, sinds
mevronw Vasselin die eenmaal in hem had op
gewekt.
Jacques sprak dus slechts hun wederzjjdsche
gedachte uit, toen hjj zeiEen van ons beiden
moet de dader zjjn.
Dat ligt voor de hand. En omdat ik het niet
ben, laat ik de oonolnsie aan n over, antwoordde
de grootvader van Georg.
Wat, durft u mjj van den diefstal besohuldigen
viel Jacq nes Viilefranohe njjdig nit.
Als ik slechts in daarvoor gunstige omstandig
heden was, zou ik mjjn onschuld wel bewijzen,
antwoordde de grgsaard, wiens zooeven nog fletse
oogen na glins'erden. Ik bevind mjj nog alijjd in
armoeiige omstandigheden. Bjj n is het een ander
geval. U aoudt niet gemakkelijk een multi-
milliölTair zijn geworden, als n bjj het verlaten
van uw geboorteland evenmin als ik cle middelen
hadt gehad, om o in de Nienwe Wereld vooruit
te helpen
En tooh is mjj dat door eigen kracht gelukt.
Ik kan n nauwkeurig aantoonen, hoe ik mjj ge
leidelijk omhoog heb gewei kt. Waar waarom hebt
u geen herziening van nw proces aangevraagd,
om in uw eer hersteld te worden, als u zoo
overtuigd is, uw onschuld te kunnen bewijzen
Omdat ik te arm ben, omdat men zeer veel geld
Doodig heeft, om zooiets door te zetten, omdat ik
getuigen uit Havre, uit Chili, uit Urogniy zou
moeten laten oproepen, omdat... maar waarom al
die redenen opnomeo, die het voor rnjj onmogelijk
hebben gemaakt. Maar n is schatrjjk, voegde hjj
er heftig aan toe, verlang en eisch u *ooh een
hernieuwing van het proces en betaal u de kosten
Dan znllen wij immers zien, wie de gereohtzaal
met een opgeheven hoofl kan verlaten.
Jacqaes Viilefranohe wilde even boos antwoor
den. Maar vronw Lanoemont, die z:ch aohter in
de kamer bevond en voor beiden in ban opwinding
onopgemerkt was gebleven, achtte het wenscheljjk
er tnssohen te komen. Zjj had veel ondervonden
gedurende vele jaren had zjj onder den tegen
spoed, die haar vader scheen te vervolgen, even
zeer als onder haar eigen ongelnkkig lot te ljjden
gehad. Zjj bezat een helder verstand en in haar
optreden een zekere waardigheid.
Vader, bljjf tooh bedaard 1 smeekte zg.
Maar Berger wilde niets hoeren. Laat mg met
rast, antwoordde hij. Zon ik mg misschien door
dezen man moeten laten vernederen, aan wien ik
ongetwijfeld het bitteie leed van vele jaren heb
te danken.
(Wordt vervolgd)