ITeuiilleton,
Hoe liefde Vervoo.
DE WATERSNOOD.
Ingezonden.
Binnenland.
De Kabinetscrisis.
Het Zilveren Huwelijksfeest van het
Koninklijk Echtpaar.
18)
Een eereteeken
De schade voer de veehouders In Limburg.
toegestaan.
De voorzitter antwoordt, dat de heer
Dierick zooeven het vertrouwen heeft uit
gesproken in de gezindheid van B. en W.
ten dezen. Daarom verwondert hem deze
vraag. Spr. wil wel mededeelen, dat het in
de bedoeling ligt, de menschen inplaats van
45 uur 48 uur te laten werken, waardoor het
weekloon reeds hooger wordt. Overigens is
spr. zich bewust, dat de nood nijpend is,
en uiteraard zal hiermede zooveel mogelijk
rekening worden gehouden.
De heer Dierick vraagt, of de voorzitter
denkt, dat de volgende week werk zal kunnen
worden verstrekt.
De voorzitterAls het weer zoo blijft dan
wel.
De heer Dierick wijst erop, dat de straatweg
bij Geernaert in elk geval moet gekapt
worden. Het komt er voor dit werk niet op
aan of het vriest.
De voorzitter zegt, dat het niet in de
bedoeling lag om hiermede terstond te be
ginnen. Spr. merkt nog op, dat het hem een
raadsel blijft, dat in Sas-van-Gent, waar toch
zulke groote industrieele ondernemingen zijn
gevestigd, de werkloosheid zoo groot is. Men
heeft van zekere zijde wel eens gezegd, dat
de Sassche werkman niet geschikt zou zijn
voor arbeid in de fabriek, dat, als hij de zon
door de ruiten zag gluren, hij naar buiten
wilde, doch spr. heeft ook vernomen dat in
vroegere perioden, slechts So cent per dag
werd betaald en dat velen er toen de voor
keur aan gaven in het buitenland werk te
zoeken om hun gezin te onderhouden.
De heer van HeckeAls gemeente dienen
we allen zooveel mogelijk te helpen.
De heer Dierick hoopt, dat men er spoedig
in mag slagen de werkloozen aan werk te
helpen en dan tegen een hooger loon dan
30 ct. per uur.
De voorzitterDat hoop ik met U.
Waar verder niemand meer het woord
vraagt, sluit de voorzitter de vergadering.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Groenendijk, 25 Januari 1926
Mijnheer de Redacteur,
Wilt U van mg eena eau kleiu stukje opnemen
in Uw krant Hoe ze hier in den Groenendijk
denken over sommige Sassche diügen? Ik zeg;
„ze", maar dat is niet allemaal. Volstrekt niet,
want ik voor mg zeg met de meeste Groenen
dijkers: Voor Sas-van-Gent de pet af, als 't u
blieftMaar hier zgn zoo enkele van die men-
scheD, zooals men die op de meeste plaatsen wel
zal vinden in Sas allicht ook wei die er
zoo'n beetje den gek mee houden. Nu, dat past
voor een Groenendijker heelemaal niet. En daarom
zou ik tegen die menschen willen protesteeren.
Zoo hebben ze gisteren in een café hier danig
gelachen met de nieuwe krant van A. Vernaeve.
Haast net zooveel als af en toe met de raads-
verslagen, die uw krant altgd zoo getrouw en
daarom zoo amusant weergeeft. Nu dunkt mg,
dat die spotternij met het nieuwe blad van
Vernaeve heelemaal niet op zgn plaats is. Zeker,
de heer Vernaeve is, voor zoover ik weet, geen
jonrnalist, maar timmerman doob in gemoeda,
kan hg voor zgn goede geld niet evengoed als
ieder ander Nederlandech burger pen en papier
gaan koopen en aan 't schrijven slaan, dat de
inkt rond zgn ooren spat? Waarom niet? En
mag hg dat niet doen „op voortdurende wgze",
zooals hg het in de inleiding van zgn lijfblad
met een kersvereche en zeer mcoie, ofschoon
onhollandsche uitdrukking noemt Misschien kan
men den heer Vernaeve voor de vosten werpen,
dat zgn hoofdartikel krioelt van de funten dat
is ook zoo dat er drie koer achter ra-haar
dezelfde alinea ia voorkomt met dezelfde stomme
Hollandsche fouten, dat heel het ding er zoo'c l
beetje boer-op-kiompenachtig uitziet; dat het een s
stommiteit is te spreken van „den Winter velodroom jj
in Breslau op 24 Augustus dat „waardeering
in de gedaante van advertenties" taal is van een
niet bg zgn leest gebleven schoenmaker; maar
kan de he6r Vernaeve dat gebetoren? Kan hij
er iets aan doen, dat ze hem de taal niet beter
geleerd hebben En bovendien, wie zal zeggen,
dat de heer Vernaeve zelf het artikel en de rest
geschreven heeft? Is ook niet heel dat stak over
den watersnood letterijjk gestolen uit het Dagblad
van Noord Brabant, zonder dat ze er dat bij
hebben gezet Zoo kan het toch evengoed zgn,
dat de heer Vernaeve zelf doodonschuldig is aan
alles wat in zgn krant staat, al heeft hg het dan
met zgn eigen naam onderteekend. En onderstel,
dat hg het toch zelf geschreven heeft, wat wel
niemand zal gelooven, dan moest men hem toch
ook gerust zoo goed als een ander het genot eens
gunnen van met inkt om te springen en met de
pen te sohrgven. Dat is toch een onschuldig iets!
Neen, nesn, dat is allemaal maar spijkers op
laag water zoeken, van die Groenendijkers en ik
voor mg zou zeggen ga jij maar rustig door
meneer Vernaeve, als Uw blad dezen zomer nog
bestaat wat ik niet geloof dan zal zelfs
Groonendijfc en omgeving worden hersohapen in
één voetbalveld met wielerbaan en dan voetballen
alle Zeeuwen de volgende oampagce de bieten de
fabriek in. Wijd u heelemaal aan de beoefening
van de NederiandBche taal, die ge tot nog toe
zoo erbarmelijk slecht schrijft en spreektdat
geeft hier in Zeeuwsch-Vlaanderen absoluut niets.
Gij zult er den dank mee oogsten van de
Belgische drnkkergen, waar ze letters zoo maar
door mekaar jaBsen en waar het alleen maar om
de duiten te doen ia hoe schandelijk tegenover
uw idealisme zij znlt n een eerezuil oprichten
bij het Nederlandsche Volk, dat u graag vergeven
zal, dat gij zijn taal niet kent: maar voor één
ding moogt ge gewaarschuwd zijn, n 1. dat ge
u niet te veel in Selzaete vertoont... 't Zothnis
is wel ver achteraf maar tooh En daar
weten ze heel goed, dat in Sas misschien wel de
Carnaval ia afgeschaft, maar dat daarmee de
„zotten" nog niet nit de wereld zgn
Het zal wel gaan voor vandaag, bé
DE GROENENDIJKER
Noot der Redactie: Al kunnen we
met den inhoud van bovenstaand stnk niet in
alle deelen acooord gaaö, meenen we toch om den
gezonden humor, welke het ademt, geen reden te
hebben, den sohrjjver plaatsruimte te weigeren.
De lezers zullen, als wij, weten, wat ze er wel,
wat niet in hebben te waardeeren.
Dr. J. Th. de Visser heeft Vrijdagochtend
aan H. M. de Koningin ontheffing verzooht van
de opdracht tot vorming van een kabinet.
H. M. heeft daarop den voorzitter van de
Tweede Kamer, Jhr. mr. Ch J. M Roys de
Beerenbrouck, ontvangen en vervolgens in den
nami'idag Mr. J. Limburg (vrijzinnig democraat),
lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
aan wien H. M. de samenstelling van een extra
parlementair kabinet heeft opgedragen.
Mr. Limburg heeft verzooht deze opdraoht in
beraad te mogen honden.
De Koaioblgke Familie wordt Vrgdag 29 Jan.'
a s. op Het Loo verwacht, om aldaar in familie
kring de volgende week het zilveren huwelijks
feest van H. M. de Koningin en Z. K. H. Prins
Hendrik te herdenken.
dat 30 ct. per uur een ontoereikend loon is.
Als men in aanmerking neemt, dat de
gemeente 45 uur per week laat werken, komt
men tot een weekloon van f 13,50. Dat is
voor een werkmansgezin, dat huren te betalen
heeft van f3, f3,50 en zelfs f4,50 beslist te
weinig. Spr. dringt er dan ook krachtig op
aan, dat B. en W. het uurloon op minstens
40 cent zullen brengen. Spr. beroept zich
ten dezen op den voorzitter. Den arbeider
moet het loon betaald worden, dat hem
toekomt.
b. De heer Warrens zegt, dat er in 1925
veel gesproken is over het electrisch licht in
de Zandstraat. Spr. zon thans in 1926 wel
eens willen vernemen hoe het met de licht
voorziening is gesteld.
De voorzitter antwoordt den heer Warrens,
dat de kwestie der electrificatie van de Zand
straat er in 1925 gunstig is komen voor te
staan en er ook thans nog goed bijstaat.
B. en W. hebben ten dezen gedaan wat ze
kunnen. Er moesten evenwel adviezen worden
afgewacht. Spoedig en wel in de eerstvolgende
vergadering van den Raad hopen B. en W.
naar aanleiding van die adviezen voorstellen
te kunnen doen inzake de electrificatie, welke
èn in het belang der gemeente èn in dat
van de Zandstraat zijn.
c. De heer Warrens verzoekt dan de zink
putten in de Zandstraat te laten schoonmaken,
opdat de waterafvoer naar de riolen beter
zal worden geregeld.
d. De heer van Hecke merkt op, dat de door
hem verzocht? verbetering op den Oostdam
tusschen straatweg en trottoir nog niet tot
stand is gebracht.
De voorzitter antwoordt hem, dat B. en W.
deze zaak juist ter hand wilden nemen toen
de vorst intrad, waardoor het werk moest
blijven liggen. Thans zal hiermee ten spoe
digste een aanvang worden gemaakt.
Wethouder Stubbé: De sintels waren reeds
aangeschaft.
e. De voorzitter wil thans nog even terug
komen op den rooden baaien onderbroek,
door den heer Dierick ter tafel gebracht.
Spr. wil vooraf echter den heer Dierick
den raad geven alvorens dergelijke
kwesties in den Raad te brengen, voortaan
eerst persoonlijk de toedracht van de zaak
te onderzoeken.
De zaak waar het hier om gaat is heel
simpel deze, dat men spreker het bewuste
tekstboekje heeft voorgelegd en hem daarover
zijn meening heeft gevraagd. Spr. had daarom
niet verzocht. Het is niet spreker's gewoonte
de menschen na te loopen doch men komt
steeds uit zichzelf naar hem toe. Zoo ook in
dit geval. Spr. heeft dan enkele opmerkingen
gemaakt, o. a. dat hij zou aanraden de
bewuste scène eenigszins te wijzigen, waarop
hem door den betrokkene werd gezegd: dat
voeren we toch zoo "niet op. Dat is nu alles
en dat feit wordt nu zoo opgeschroefd.
De heer Dierick zegt zijn opmerking te
hebben gemaakt naar aanleiding van een
artikel in een dagblad, waaraan spr. zich had
geërgerd.
De voorzitter spreekt er zijn afkeuring over
uit, dat zooiets dan maar terstond moet
worden geloofd en in den Raad ter sprake
gebracht. Spr. geeft den heer Dierick nog
maals den raad voortaan de feiten, die hij ter
sprake brengt, eerst eens zelf te onderzoeken.
f. De heer Dierick zou nog gaarne van
den voorzitter vernemen of de gevraagde
40 cent uurloon door B. en W. zullen worden
Hebt a geen last van de koude? Loopen we
niet te hard We mllen het wat langzamer aan
leggen. Kgk, daar verschijnt al een blanw plekje
aan de lnoht. Een zwaluw
Zg liet hem alleen spreken, na en dan de
plooien van haar rok, swaar van den regen, wat
omhoog trekkend.
Weldra boorde een zonnestraal de wolken, die
door een flinken westenwind uiteengedreven
werden. De vogeltjes kwamen nit hnn schuil
hoeken, dartelden tusschen de takken, schudden
de vleugels streken de veertjes glad-
Als in goten liep het water aan beide kanten
van den weg in de slooten langs de wijngaarden,
waar rank en blad de groene klear hernamen en
ia de zonnestralen schitterden als diamanten
in smaragden gevat. De lqoht weed' frisoh en
zuiver'
Onder den invloed van deze behaaglijkheid
was Blanche van den schrik bekomen en glim-
laohte weer.
Wat ben ik tooh kindaraohtign znlt wel
lnst gevoelen den spot met mg te drjjven, zei
se, schaamachtig zich nit zgn arm losmakend.
En a hebt a zelf van nw mantel ontdaan om
mg er mee te bedekken. Dat is onvoorzichtig n
zult kouvatten.
O ik! zei Pierre, ik kan er wel tegen.
En de hand weerhoudend, die den mantel
wilde ontknoopen, vervolgde hg dringend.
Dat zon onvoorzichtig zgn. Ik bid a, al staat
het niet heel elegant, laat hem om nw sohonder
blijven. Als de vinken, die ons in het voorbijgaan
uitlachen zie eens, hoe die guiten naar ons
kgken hem niet naar de laatste mode vinden,
ooh, laat ze babbelen. Ze znllen er niet veel
beter van worden.
Blanohe begon te lachen en behield het klee-
dingstuk, waarover haar half losgeraakte gonden
lokken sierlijk neerhingen.
Bjj een bocht van den weg ontsnapte het
meisje opeens een nitroep van blijdschapzg
had mijnheer de Bois-Reiny bemerkt.
Mgn neef, zei zehg komt me te gemoet.
Moeder heeft wel zeer ongerust moeten zgn bg
de gedachte dat ik msfc zulk weer onderweg kon
wezen.
Zij versnelde den pas.
Vlindertje voelde zioh het hart als toegenepen.
Hg liet het meisje vooruitgaanzgn voeten
schenen wel aan den grond vastgeplakt.
Zoo is hetdacht hij. In hetzelfde oogenblik
waarop men het gelnk meent te grijpen, vliedt
het brooze droombeeld spottend weg en laat
tnssohen de vingers van den dwaas slechts een
weinig stof dof en kond.
De burggraaf groete op hooghartige, spottende
manier.
Moet ik a aan elkander voorstellen? vroeg
Blanohe, en zonder het antwoord af te wachten
voegde ze er glimlachend bg Mgn neef Jacques
de Bois-Reiny mijnheer Pierre Girand, een
kameraad nit mijn kinderjaren.
Voor dat sympathieke woord beloonde Vlin
dertje haar met een dankbaren blik. De gewezen
lnitenant streek de pnnten van zgn knevel op en
antwoorde met iets hoonends in zgn stem
Wg zgn geen onbekenden voor elkander. Ik
heb mjjnheer reeds vroeger ontmoethg was
toen ziekenoppasser bg het 92ste, tijdens de
manoeuvres... Waar was het ook weer Ik weet
het zoo precies niet meer, maar den kant van la
Crense, geloof ik.
Pierre richtte zioh fier op, gloeiend van ver
ontwaardiging, nit de hoogte op den mooien
burggraaf neerziende.
Neen, mijnheer, sprak hij, het was niet in la
Crease, het was hij Pontanmnr op het kasteel bij
mgn vriend Jean de Chanmeret, maar sedert dien
heb ik nog dikwijls gelegenheid gehad aan u te
denkenmajoor Znrgeon en kapitein Corbin
hebben er wel zorg voor gedragen mg te herin
neren, dat ik n niet als palfrenier wansohte te
dienen.
De bnrggraaf draaide op zgn hakken om, bood
zgn nioht de arm en beet Pierre toe:
U zondt ongetwijfeld liever de dienstvaardige
ridder van mejuffrouw de Volpierre zijn. U hebt
gelgk, dat ware veel voordeeliger de kleinzoon
van mijnheer de maire van Montbel zal tooh
zeker wel weten wat de diensten waard zgn,
door de Romain's aan de famillie de Volpierre
bewezen....
Jacqnes, Jacques! dat is krankzinnigheid, wat
je daar zegt! kwam het meisje tusschenbeide.
Laat mg dien schobbejak eens behandelen,
zooals hg verdient 1
En snel als de bliksem verhief Pierre's hand
zich in de lucht.
Maar Blanohe was toegesprongen om den slag
af te weren. Haar kleine handen grepen Vlinder
tje bjj den pols. Met een rnk trachtte hjj zich
los te werken, het bloed .steeg hem naar het
hoofd... maar zgn oogen ontmoetten die van het
meisje verschrikt en smeekend tegeljjk. Bevend
viel zgn hand omlaag.
Blanohe, Blanche 1 stotterde hjj, nog tanden
knarsend van toomwaarom verhindert n mij
mjjn eer te wreken, te antwoorden, zooals het
behoort, aan dien onbesohoften vlegel van een...
Wreek u door mjj te gehoorzamen, Pierre,
door n te toonen, zooals n zijteen groot edel
moedig hart
Hjj boog het hoofd als een sohnldige, maar
zgn aderen klopten, als moesten ze barsten, zgn
neusvleugels zwollen op en zjjn oogen schoten
vonken. Dof prevelde hjj
U begeert dat
Ja, ik wil tot nw beider straf want, zonder
dat ik weet, wat er tnssohen n tweeöa hapert,
oordeel ik n beiden schuldig ik wil, dat u
beiden mjj belooft elkander te verlaten, zoo niet
als goede vrienden, dan ten minste in vrede...
Welke een bnitengewoon toegevend reohter is
mgn lieve nichtje tooh, onderbrak haar de burg
graaf. Ik veracht al die pooherjj van dien dwaas
hoofd. Gaat een Bois-Reiny veohten met een
boerenzoon
Pierre Girand deed zich zelf bovenmenscheljjk
geweld aan, beet zioh de lippen ten bloede en
liet de beleediging gaan. Maar hjj keek den
kleinen bnrggraaf zoo fier en stontmoedig aan,
dat deze terugweek en de oogen neersloeg,
Dan boog Pierre zich voor het meisje en sprak
met een stem, trillend van ontroering
Juffrouw de Volpierre. ik bid n ten zeerste
mijn nederige excuses te willen aanvaarden. Het
spijt mjj innig, dat n getuige heb doen zjjn van
znlk een slnitend tooneel. Maar veroorloof ik mjj
het n te zeggenboerenhanden kunnen evengoed
opreoht en eerljjk zgn, als sterk. Zjj breken soms
en stennen dikwijls, die arme, eeltige handen van
Joris Goedbloed, door mijnheer den barggraaf
De Staatcourant van Donderdag 2i Januari
bevat het volgend Kon besluit
20 Jan. 1927 Wij WILHELMINA, bjj de
EO 8 gratie Gods, KoningiD der
Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassan, enz. enz.
Willende aan hen, die bjj gelehenheid van den
jongsten watersnood door ijver, moed, beleid en
zelfopoffering het meest hebben nitgemnDtJ een
bljjk van Onze goedkenrirg en tevredenheid te
verleenen
Op de voordracht van Onzen Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw van 18
Jannari 1926, no 896, afdeeling Binnenlandsoh
Bestuur
Hebben goedgevonden en verstaan
Artikel 1.
Ter erkenning van uitstekende daden, bjj den
jongsten watersnood, wordt een eereteeken
ingesteld.
Artikel 2.
Dit eereteeke bestaat
le. in eene medaille in zilver of in brons
houdende Ban de voorzijde het borstbeeld van
wijlen Onzen beminden Vader, met het omschrift;
„Willem III, Koning der Ned. G- H V L
en aan de keerzjjde met het omschrift: „Water
snood van 1926", een oranje- en lauriertak, van
onder met elkander door een lint verbonden,
omvattende een perkament, waarboven de Konink
lijke Kroon en voorzien van het opschrift„de
Koningin aan
2e. in eene barret in zilver of in brons, voor
stellende een eikentak omslingerd door een lint,
waarop de woorden„Watersnood van 1926"
zgn gegraveerd.
Artikel 8.
De medaille wordt door Ons verleend aan hen,
die zioh bg den jongsten watersnood bijzonder
hebben onderscheiden, om aan een oranjelint op
de linkerborst te wordeo gedragen.
Artikel 4.
De barret wordt door Ons toegekend aan heD,
die reeds vroeger met de medailles, ingesteld bij
de Koninklijke besluiten van 81 Maart 1855
no 7124 Maart 1861 no 66 en 5 April 1876
no 18. alsmede bjj Oos besluit van 6 Mq,art 1916
no 83, of met de barret, ingesteld bjj de drie
laatstvermelde besluiten, zgn begiftigd en zioh
opnienw bij den joogsten watersnood loffelijk
hebben onderscheidenzg zal gedragen worden
op de linkerborst door middel van een oranjelint
boven de vroeger bg Koninklijk besluit verleende
medaille en nevens de vroegere bg Koniokljjk
beslait toegekende barret.
Artikel 5.
De barret en het lint mogen niet zonder de
medaille worden gedragen.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw is belast met de uitvoering van dit
beslnit, hetwelk in de „Staatscourant" zal
worden geplaatst en waarna afschrift zal worden
gezonden aan de Algemeene Rekenkamer.
's-Gravenhage, 20 Januari 1926
WILHELMINA.
De Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw,
de Geer.
Tengevolge van den watersnood zjjn in de
overstroomde deelen van Limbnrg, dank zg de
bovenmensohelgke krachtsinspanning en de aan
den dag gelegde opofferingsgezindheid, slechts in
totaal 50 stuks rundvee verdronken of afgemaakt
moeten worden, benevens een tiental paarden en
een vrjj groot aantal kippen.
Vooral detfrdat groote hoeveelheden veevoer,
als wortel-, knolgewassen en hooi afgedreven,
later grootendeels bevroren of door andere
invloeden minderwaardig geworden zjjn, is aan
zoo geminacht. De mijne, mejuffrouw, zullen, wat
hg er ook over moge zeggen, steeds die blijven
van uw meest verknochten dienaar.
Hg boog diep ten afsoheid. Blanohe strekte de
hand naar hem nit.
De mgne zal altijd die van een vriendin zijn,
Pierre 1
Hg vatte ze niet aan en soheen niet verstaan
te hebben. Met den mantel, dien het meisje hem
teruggegeven had, over den arm verwijderde hjj
zich met groote passen langs een zjjweg, die
naar den Chains voerde.
Een uur later luisterde Vlindertje nadenkend,
met het hoofd in de hand, naar het verhaal, dat
grootvader Romain hem deed.
't Was in 1773. La Fayette, de graaf d'Estaing,
heer van Murols, monsterden aan voor de zaak
der vrjjheid. Zjj hadden al hnn goederen verkocht
of beleend, zegden hun vrouwen vaarwel en
namen ieder, met een zak met goudstukken en
hun dapper zwaard, de sympathie van het onde
Europa voor hot jonge Amerika mee. De markies
Verny—André de Volpierre volgde hnn voorbeeld
Enkele dagen voor zjjn vertrek kwam hjj bjj
mgn grootvader Amable Romain, notaris te
Anbière en ontving van deze een som van zes
honderd duizend livres, waarvoor een hypotheek
genomen werd op zgn kasteel en al zjjn goederen
van den Chains.
O! onderbrak Vlindertje hem. En die hypo
theek werd nooit afgelost
Klaarblijkelijk niet, want na drie geslachten
zjjn wjj nog steeds bezitters van deze goederen
maar de Volpierre's praten er anders over.
Het voorhoofd van den grijsaard versomberde
Hg zweeg een oogenblik. als om na te denken.
Wat zeggen ze dan vroeg Vlindertje nieuws
gierig.
Ooh, dwaasheden praatjes, die niet de minste
kracht van wet hebben. Tronwens, de rechtbanken
hebben onze zaal onderzocht en beoordeeld, en
ons het volle recht verzekerd, terwjjl ze de
Volpierre's veroordeelden tot het dragen van al
de kosten van het proces, door den vader van
den kolonel tegen den mijnen gevoerd.
Ja dat weet ik, maar verder
(Wordt vervolgd).